ECLI:NL:RBROT:2025:6255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
10-019558/25 / 10/058703-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen met braak en pogingen daartoe

In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 mei 2025 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich in een kort tijdsbestek schuldig heeft gemaakt aan zes diefstallen met braak en twee pogingen daartoe. De verdachte, geboren in 1973 en ten tijde van het onderzoek gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. G.R. Stolk. De officier van justitie, mr. C.G.T. van de Weerd, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en veroordeling tot een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten, die plaatsvonden in Rotterdam tussen december 2024 en januari 2025. De rechtbank overwoog dat de verdachte instabiliteit vertoonde op vrijwel alle leefgebieden en dat eerdere maatregelen niet tot gedragsverandering hadden geleid. De rechtbank legde de ISD-maatregel op, omdat deze noodzakelijk werd geacht om recidive te voorkomen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder Restaurant 't Zusje, dat twee keer slachtoffer was van de diefstallen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-019558/25
Parketnummer vordering TUL: 10/058703-24
Datum uitspraak: 9 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.G.T. van de Weerd heeft gevorderd;
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/058703-24;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen slijptol.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten, zowel ieder afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen. Alle feiten zijn op dezelfde wijze gepleegd.
De verklaring van de verdachte dat hij het niet was, is onaannemelijk.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken omdat, kort gezegd, hij niet de persoon op de beelden is. Het bewijs ziet slechts op camerabeelden waarop volgens de politie de verdachte te zien is. Bij deze herkenningen kunnen vraagtekens worden geplaatst. Ten aanzien van het DNA op de aansteker geldt dat dit niet kan dienen als bewijs omdat dit een verplaatsbaar object is. De feiten moeten losstaand worden behandeld en een beoordeling op basis van onderlinge samenhang of schakelbewijs kan niet aan de orde zijn.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt, zowel afzonderlijk als in onderling verband en samenhang bezien, dat de verdachte zich gedurende de periode van 16 december 2024 tot en met 10 januari 2025 schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde inbraken.
De rechtbank zal dit in het navolgende per feit toelichten, waarbij ook de relevante verweren aan de orde zullen komen.
Feit 1 en feit 8 - inbraken Restaurant ’t Zusje op 16 december 2024 en 10 januari 2025
Door de manager van ’t Zusje wordt aangifte gedaan van inbraak op 16 december 2024. De deur is geforceerd en de kassa met daarin € 200,-- is gestolen. Op de camerabeelden wordt de verdachte herkend door de verbalisant, met vermelding van de kenmerken waaraan de verdachte wordt herkend. Op 10 januari 2025 wordt door de manager van ’t Zusje wederom aangifte gedaan van inbraak. Er zit een groot gat in de toegangsdeur en de kassalade is weggenomen. Op de camerabeelden is zichtbaar dat een persoon naar binnen gaat en vervolgens met de kassalade uit het restaurant komt en uit beeld verdwijnt. De verbalisanten ter plaatse nemen schade waar en vinden tussen de glasscherven een aansteker met daarop het DNA van de verdachte.
Het verweer dat het DNA op de aansteker niet als bewijsmiddel mag worden gebruikt omdat een aansteker een verplaatsbaar object is, houdt geen stand. De aansteker is namelijk aangetroffen direct na de inbraak, tussen de glasscherven van het glas uit de deur. De rechtbank acht de kans dat de aansteker toen bij een ander in bezit zou zijn geweest en die perwsoon de aansteker daar zou hebben achtergelaten ongeloofwaardig, zeker in het licht van de overige bewijsmiddelen.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel het ten laste gelegde in de dagvaarding onder 1 als onder 8, te weten diefstallen met braak uit Restaurant ’t Zusje te Rotterdam.
Feit 2 – inbraak Entrepotgebouw op 19 december 2024
Door de huismeester van het Entrepotgebouw, [persoon 1], is aangifte van inbraak uit zijn kantoor gedaan op 19 december 2024. Hierbij zijn een Samsung Tablet, sporttas, Dell Laptop en een portemonnee met inhoud (€300,--, rijbewijs, ID-kaart, pinpassen) weggenomen. Vervolgens is vlak na de inbraak ook gepind met de passen. Van zowel de inbraak als het pinnen zijn camerabeelden waarop een man is te zien met een groene jas en een gele trui met capuchon. De verdachte wordt door een verbalisant herkend als de persoon op de camerabeelden. Deze verbalisant had hem recent ook in een andere zaak aangehouden en hem herkend op basis van een aantal specifieke gezichtskenmerken.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde in de dagvaarding onder 2, te weten diefstal met braak uit het Entrepotgebouw te Rotterdam.
Feit 3 – inbraak Restaurant Okay op 19 december 2024
In diezelfde nacht van 19 december 2024 werd ook geprobeerd in te breken bij het Restaurant Okay, dat zich eveneens bevindt in het Entrepotgebouw. Hierbij werd de deur geforceerd en vernield met een steen, waardoor schade is ontstaan. Er werd niets weggenomen. Op de camerabeelden van deze inbraak is wederom een persoon te zien met een gele trui met capuchon, die met een koevoet en een steen de deur probeert open te krijgen. De persoon wordt door de verbalisant [verbalisant] herkend als de verdachte, waarbij hij beschrijft waaraan hij hem herkent.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 ten laste gelegde poging tot diefstal uit Restaurant Okay te Rotterdam.
Voor zover de verdediging het handelen enkel duidt als vernieling volgt de rechtbank dat niet. Uit de beelden blijkt dat het handelen van de verdachte met name is gericht op het openen van de deur, zowel met een koevoet als met een steen. Hieruit leidt de rechtbank de intentie af om naar binnen te gaan (en te gaan stelen) en niet om enkel te vernielen.
Feit 4 en feit 5 – kelderboxen Beesdestraat ([persoon 2] en [persoon 3]) op 19 december 2024
Door [persoon 2] is aangifte gedaan van inbraak in zijn kelderbox (feit 4), eveneens in de nacht van 19 december 2024. De deur van zijn kelderbox stond open. Het scharnier was vernield, het slot was los en er lagen veel houtsnippers. De spullen in zijn kelderbox waren verplaatst, maar er zijn geen goederen weggenomen. Door [persoon 3] is aangifte gedaan van diefstal van een elektrische fiets (feit 5). Deze stond in de gemeenschappelijke hal, waar alleen de eigenaren van de kelderboxen toegang toe hebben en die was afgesloten met een toegangsdeur. Deze deur was geforceerd. Ook op de camerabeelden van deze inbraak is een persoon met gele trui met capuchon te zien die de deuren forceert en een elektrische fiets meeneemt. Op de camerabeelden wordt de verdachte weer door de verbalisanten herkend.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 en 5 ten laste gelegde.
Feit 6 en feit 7 – kelderboxen Prins Frederikplein ([persoon 4] en [persoon 5]) op 7 januari 2025
Door [persoon 4] is aangifte gedaan van diefstal uit zijn kelderbox op 7 januari (feit 6). Hierbij is de toegang verschaft door het forceren van de deur en is een doos van een iMac, een tas en diverse kleding weggenomen. Door [persoon 5] is aangifte gedaan van een poging tot inbraak uit zijn kelderbox (feit 7), waar geen goederen zijn weggenomen. Op de beschikbare camerabeelden is een persoon te zien die aan het slot rommelt en later het complex uitkomt met een grote witte doos en een rode tas. De verdachte wordt op deze beelden herkend door een verbalisant die de verdachte al vele jaren kende vanuit zijn hoedanigheid als wijkagent.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde in de dagvaarding onder 6, te weten diefstal met braak en onder 7, te weten een poging tot diefstal met braak, beiden met betrekking tot de kelderboxen aan het Prins Frederikplein.
De rechtbank is naast de bewezenverklaringen zoals die volgen uit de afzonderlijke feiten, van oordeel dat de bewijsmiddelen voor de verschillende feiten elkaar ook nog ondersteunen. Het gaat om bewijsmateriaal waarbij het bewijsmateriaal van het ene feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het andere feit. Eén en ander is ook in deze zaak aan de orde ten aanzien van de tweede inbraak bij Restaurant ’t Zusje. Weliswaar is de verdachte bij deze inbraak niet voldoende herkenbaar in beeld, maar op de beelden is wel een persoon te zien die op dezelfde wijze te werk gaat als de verdachte bij de eerste inbraak in Restaurant ’t Zusje, waarbij ook opvalt dat de persoon op de beelden opvallend goed de weg wist in het restaurant en naar de kassalade. Bovendien is toen bij deze inbraak een aansteker met daarop het DNA van de verdachte aangetroffen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte is geweest die ter plaatse steeds heeft ingebroken of heeft geprobeerd in te breken.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank bij de verschillende inbraken wel overeenkomsten en een vergelijkbare modus operandi, die leiden tot de conclusie dat de inbraken en pogingen daartoe zijn gepleegd door dezelfde dader en dat de verdachte die dader is geweest.
De tenlastegelegde inbraken hebben alle plaatsgevonden in relatief korte tijd, op locaties in Rotterdam die zich op korte afstand van elkaar en in de toenmalige woonomgeving van de verdachte bevonden. Daar komt bij dat de dader, evenals de verdachte, veelal rijdt op dezelfde oma-fiets, ook meermaals dezelfde kleding draagt, waarbij ook de gele hoodie opvalt, en dat de verdachte door meerdere verbalisanten herkend vanwege onder meer zijn lange gezicht en opvallende neus. Verder is het DNA van de verdachte aangetroffen op een aansteker die tussen de glasscherven in het Restaurant ’t Zusje is gevonden kort na de tweede inbraak, iets waarvoor de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven.
Daarbij passeert de rechtbank het verweer van de verdachte stelt dat niet hij, maar een op hem gelijkend persoon, mogelijk een uit Polen afkomstige man die in Barendrecht verblijft, de ten laste gelegde diefstallen zou hebben gepleegd (een dubbelganger). De verdachte heeft dit verder niet geconcretiseerd en/of verifieerbaar gemaakt. Bovendien wordt dit voldoende weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdachte dat de verschillende herkenningen niet mogen dienen tot bewijs omdat niet alle herkenningen zijn onderbouwd met kenmerken waaraan de verdachte is herkend, volgt de rechtbank evenmin. Bij een aantal herkenningen worden die specifieke kenmerken wel omschreven en bij de overige herkenningen betreft het herkenning door de verbalisanten die de verdachte persoonlijk kenden.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle aan hem ten laste gelegde feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 16 december 2024 te Restaurant 't Zusje te Rotterdam
een kassa met inhoud (200 euro), in elk geval enig goed, dat/ geheel of ten dele
aan Restaurant 't Zusje, in elk geval aan een ander toebehoorde heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel
van braak ;
2
hij op 19 december 2024 te Het Entrepotgebouw te Rotterdam
onder meer een Samsung Tablet, sporttas, Dell Laptop en een portemonnee met
inhoud (300 euro, rijbewijs, id-kaart, pinpassen) in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan [persoon 1], in elk geval aan een ander toebehoorde heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel
van braak ;
3
hij op 19 december 2024 te Restaurant Okay te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
onbekend gebleven goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
Restaurant Okay, in elk geval aan een ander toebehoorde weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen door middel van braak de deur heeft
geforceerd met een tegel en de ruit van de serre heeft vernield met een steen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 19 december 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
onbekend gebleven goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[persoon 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen door middel van braak de deur heeft
geforceerd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op 19 december 2024 te Rotterdam
een elektrische fiets, die geheel of ten dele aan [persoon 3]
, in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak ;
6
hij op 7 januari 2025 te Rotterdam
een doos van IMAC, ene tas en diverse kleding, , /die
geheel of ten dele aan [persoon 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel
van braak ;
7
hij op 7 januari 2025 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
onbekend gebleven goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[persoon 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen door middel van braak ,
de deur heeft opengebroken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8
hij op 10 januari 2025 te Rotterdam
een kassalade met inhoud, /die geheel of ten dele aan
Restaurant 't Zusje, in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
3. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
4. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
6. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
7. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
8. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan zes diefstallen met braak en twee pogingen daartoe. Hierdoor zijn verschillende restaurants in hun bedrijfsvoering geraakt doordat essentiële goederen, zoals kassasystemen zijn ontwricht en het herstellen van de schade aan het restaurant veel tijd en geld kost. Dit blijkt ook wel uit de vordering tot schadevergoeding die is ingediend door restaurant ’t Zusje, dat maar liefst twee keer het slachtoffer werd van het handelen van de verdachte.
Daarnaast maakt dit soort feiten ook een inbreuk op het gevoel van veiligheid in de maatschappij en de privacy van de slachtoffers. Eén en ander geldt met name voor de eigenaren van de kelderboxen. Nog los van de aangerichte schade en de tijd en het geld die met het herstel zijn gemoeid is het voor slachtoffers onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun leefomgeving is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.,
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen acht heeft geslagen op de overlast en de schade die hij heeft veroorzaakt, maar kennelijk alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin. Hij heeft, ondanks het overtuigende bewijs dat er tegen hem ligt, ook ter zitting nog geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn gedrag.. Zijn met stellige overtuiging gebrachte belofte dat hij nu echt zijn leven zal beteren komt dan ook vooral instrumenteel over.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2025 blijkt dat de verdachte al vele malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en hij ten tijde van het plegen van de huidige strafbare feiten, in een proeftijd liep.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 april 2025. Uit dit rapport volgt dat de reclassering een patroon ziet in het plegen van vermogensdelicten, waarbij er een verband is met middelengebruik. Hiervan was ook al sprake in 2020, waarna de verdachte is veroordeeld tot een ISD-maatregel. Helaas heeft die maatregel toen geen gedragsverandering bij de verdachte bewerkstelligd, aangezien hij kort daarna opnieuw meerdere malen is veroordeeld vanwege soortgelijke feiten. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden, zo heeft de verdachte al enkele jaren geen huisvesting, werk of dagbesteding en heeft hij een negatief sociaal netwerk. De reclassering is van mening dat de kans van slagen in een voorwaardelijk kader laag is. De verdachte lijkt zijn problematiek te onderschatten en de reclassering schat in dat er een langdurig, intensief traject voor nodig is om dit te kunnen veranderen. Hierbij heeft de reclassering rekening gehouden met eerder ingezette (voorwaardelijke) trajecten, waarbij de verdachte zich de voorgaande jaren onvoldoende aan afspraken en voorwaarden heeft kunnen houden. Ook blijkt dat de verdachte al veel ambulante en klinische hulpverlening heeft gehad om van het middelengebruik af te geraken.
De reclassering ziet op dit moment geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel om gedragsverandering bij de verdachte te bewerkstelligen en het recidiverisico te beperken.
Tijdens de terechtzitting hebben twee deskundigen het rapport nader onderbouwd en toegelicht. Zij benadrukken dat de mogelijkheden in een voorwaardelijk kader echt zijn uitgeput. Zij zien dat de verdachte in eerste instantie gemotiveerd is om hulp aan te pakken en te veranderen, maar die aanvankelijke motivatie achten zij niet voldoende gelet op de ervaringen uit het verleden en het ontbreken van probleembesef, de grote kans op terugval in middelengebruik en zijn financiële problematiek.
De rechtbank betrekt de bevindingen en het advies van de reclassering bij haar oordeel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de reeks van vermogensdelicten en de instabiliteit op diverse leefgebieden bij de verdachte, waarbij het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er geen andere optie meer is dan het opleggen van een onvoorwaardelijke maatregel die strekt tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Hierbij neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat er eerder al veel verschillende interventies zijn gepleegd zonder afdoende en blijvend resultaat. De verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij dit keer meer dan ooit gemotiveerd is om te veranderen en zijn leven op de rit te krijgen en heeft verzocht nog een kans te krijgen om hulp te krijgen in een voorwaardelijk kader omdat hij een slechte ervaring heeft met de ISD-maatregel en ook omdat hij graag in vrijheid voor zijn zieke moeder wil zorgen.
De rechtbank begrijpt de weerstand van de verdachte tegen de voorgestelde maatregel. De rechtbank onderschrijft echter de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. Het door de verdachte ter zitting uitgesproken voornemen nu echt zijn leven te beteren zal ook gedurende de ISD-maatregel helpen bij het tot stand brengen van een structurele verandering in zijn leven en kunnen leiden tot een invulling van die maatregel die ook in de ogen van de verdachte zinvol kan zijn. . De verdachte kan zo zelf bijdragen aan zijn succes.
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en de desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank stelt, met de reclassering, vast dat de eerder aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De duur van de voorlopige hechtenis wordt niet in mindering gebracht zodat maximaal uitvoering kan worden gegeven aan de doelen van de maatregel.
Daarbij is mede gelet op de ernst en veelheid van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen, de kans op herhaling en de bescherming van de maatschappij en heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen slijptol verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Een slijptol kan dienen tot het begaan van strafbaar feit, zoals inbraak. Echter, niet is komen vast te staan dat de verdachte op enig moment een slijptol heeft gebruikt bij het plegen van de tenlastegelegde feiten. De slijptol zal daarom niet verbeurd worden verklaard en worden teruggegeven aan de verdachte.
Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- Restaurant ’t Zusje (handelsnaam ZROT B.V.) ten aanzien van feit 1 en 8;
- [benadeelde partij] (wettelijk vertegenwoordiger van slachtoffer [slachtoffer]) ten aanzien van feit 5.
Vordering Restaurant ’t Zusje
De vordering betreft een materiele schadevergoeding van in totaal € 2.830,04 en bestaat uit reparatiekosten voor de kassa, de gevel, de ruit, en een slot en een bedrag van € 200,-- dat uit de kassa is weggenomen. De vordering is onderbouwd met facturen van die reparaties.
Vordering [benadeelde partij]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 699,,-- aan materiele schadevergoeding voor de aanschaf van een nieuwe fatbike . Daarnaast vordert zij € 720,--aan vervangend gemaakte OV-kosten.
8.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van restaurant ’t Zusje geheel kan worden toegewezen, daar deze genoegzaam is onderbouwd. De vordering van [benadeelde partij] kan gedeeltelijk worden toegewezen. Uit de aangifte blijkt dat de fatbike is gestolen. Hoewel de vordering niet is onderbouwd met bijvoorbeeld een factuur van de aankoop van de elektrische fiets, is het gevorderde bedrag van €699,-- redelijk. De andere post, een vergoeding van OV-kosten, is onvoldoende onderbouwd. Dat deel van de vordering moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor beide vorderingen verzoekt de officier van justitie de wettelijke rente toe te passen en schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.4.
Standpunt verdediging
De vordering van restaurant ’t Zusje dient deels te worden afgewezen omdat niet alle kosten geheel duidelijk zijn. De vordering van [benadeelde partij] moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van stukken ter onderbouwing.
8.5.
Beoordeling
Restaurant ‘t Zusje
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 8 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering, ondanks betwisting door de verdediging, worden toegewezen. De vordering is onderbouwd met facturen en de gepleegde reparaties komen rechtstreeks voort uit het handelen van de verdachte.
[benadeelde partij]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder feit 5, materiele schade is toegebracht nu de fatbike is weggenomen. Hoewel de vordering niet is onderbouwd met stukken, zoals een aankoopfactuur, komt het gevorderde bedrag van € 699,-- de rechtbank niet ongegrond voor. Wel dient rekening gehouden te worden met de dagwaarde van de gestolen fatbike.. Gelet daarop zal de rechtbank het bedrag naar maatstaven van billijkheid schatten op € 500,,--.
Van de overige gevorderde kosten is niet duidelijk waarop deze kosten betrekking hebben.. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen van beide benadeelde partijen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf de pleegdatum en dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
Nu de vordering van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.6.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen Restaurant ’t Zusje en [benadeelde partij] een schadevergoeding betalen van respectievelijk € 2.830,04 en € 500,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 27 mei 2024 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een poging tot diefstal met braak in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 juni 2024.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat dit zich niet verhoudt met het karakter van de geëiste ISD-maatregel.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom worden besloten tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Nu de rechtbank een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zal opleggen, zal de vordering tenuitvoerlegging echter worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45, 57, 60a en 311van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
gelast de teruggave aan de verdachte van de onder de verdachte inbeslaggenomen slijptol;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij ZROT B.V. (Restaurant ’t Zusje), te betalen een bedrag van
€ 2.830,04 (zegge: tweeduizend achthonderddertig euro en vier cent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 500,--(zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van ZROT B.V. (Restaurant ’t Zusje) te betalen
€ 2.830,04 (hoofdsom zegge: tweeduizend achthonderddertig euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.830,04 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
38 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 500,--(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 27 mei 2024 door de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. van Vuren, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en C.G. van de Grampel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter, zijn evenals de griffier, buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 december 2024 te Restaurant 't Zusje te Rotterdam
een kassa met inhoud (200 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan Restaurant 't Zusje, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/ of verbreking;
2
hij op of omstreeks 19 december 2024 te het Entrepotgebouw te Rotterdam
onder meer een Samsung Tablet, sporttas, Dell Laptop en een portemonnee met
inhoud (300 euro, rijbewijs, ID-kaart, pinpassen) in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [persoon 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/of verbreking;
3
hij op of omstreeks 19 december 2024 te Restaurant Okay te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
onbekend gebleven goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Restaurant Okay, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking de deur heeft
geforceerd met een tegel en de ruit van de serre heeft vernield met een steen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 19 december 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
onbekend gebleven goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[persoon 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen en/ of dat/ die weg te nemen goed/ goederen onder
zijn bereik te brengen door middel van braak en/ of verbreking de deur heeft
geforceerd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op of omstreeks 19 december 2024 te Rotterdam
een elektrische fiets, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [persoon 3]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
6
hij op of omstreeks 7 januari 2025 te Rotterdam
een doos van IMAC, ene tas en diverse kleding, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [persoon 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/of verbreking;
7
hij op of omstreeks 7 januari 2025 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
onbekend gebleven goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[persoon 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn bereik te brengen door middel van braak en/ of verbreking,
de deur heeft opengebroken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Rotterdam
een kassalade met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Restaurant 't Zusje, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ of dat/ die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of
verbreking.