ECLI:NL:RBROT:2025:6248

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
10/308283-24/ 10/129024-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte een auto in brand heeft gestoken. Dit gebeurde in de nachtelijke uren en leidde tot volledige verbranding van de auto en aanzienlijke schade aan een naast geparkeerde auto. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 2005 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, veroordeeld tot een jeugddetentie van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen is gebaseerd op het advies van de reclassering, die de voortzetting van begeleiding en toezicht belangrijk achtte voor de ontwikkeling van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft eerder een strafblad, maar niet voor soortgelijke feiten. De reclassering heeft een rapport opgesteld waarin wordt aangegeven dat de verdachte onder toezicht staat van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en dat hij een begeleidingstraject volgt. Ondanks deze begeleiding heeft de verdachte opnieuw een strafbaar feit gepleegd, wat zorgwekkend is.

De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks dat de persoonlijkheid van de verdachte hier strikt genomen geen aanleiding toe gaf. Dit is gedaan om de verdachte de kans te geven zijn leven weer op de rit te krijgen en recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de opgelegde straf als passend en geboden beschouwd, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en het vermijden van contact met de medeverdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/308283-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/129024-23
Datum uitspraak: 9 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. F. Laros, advocaat te Rotterdam (ter terechtzitting waargenomen door mr. N. Meijer, advocaat te Rotterdam).

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/129024-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 september 2024 te Capelle aan den IJssel,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk brand heeft gesticht, , op/aan het Reviusrondeel
door benzine, in aanraking te brengen met een auto en vervolgens tot ontbranding te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten geparkeerde auto’s aan het Reviusrondeel te duchten was.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de nachtelijke uren samen met de medeverdachte een auto in brand gestoken. Hoewel de verdachte bij de politie een bekennende verklaring heeft afgelegd, is het motief onbekend gebleven. Vaststaat dat hij met de medeverdachte vooraf een plan heeft uitgedacht om de betreffende auto in brand te steken. Zij zijn vervolgens samen op de scooter met een jerrycan gevuld met benzine naar het Reviusrondeel gereden.
De medeverdachte heeft de benzine over de auto gegoten en vervolgens in brand gestoken. De auto is hierdoor volledig uitgebrand en ook een auto die ernaast stond heeft flinke schade opgelopen. Brandstichting is een zeer gevaarzettend feit. Dit geldt temeer voor brandstichtingen aan auto’s in de buurt van andere auto’s en in een woonwijk.
De brand heeft niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid bij de eigenaar van de auto en de inwoners van de wijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt hiermee slechts beperkt in het nadeel van de verdachte rekening.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt op 22 april 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte onder toezicht staat van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: jeugdreclassering) en een begeleidingstraject bij E25 volgt. De reclassering vindt het zorgelijk dat de verdachte, ondanks die begeleiding en dat het erop leek dat hij op de goede weg was, toch weer een strafbaar feit heeft gepleegd. De begeleiding verliep goed, in de leefgebieden van de verdachte was sprake van stabilisatie en de verdachte had een baan. Zowel de jeugdreclassering als E25 achten het van belang om de begeleidingstrajecten voort te zetten. Toepassing van het volwassenenstrafrecht zal deze trajecten belemmeren. De begeleider van de verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd. Vanwege de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij goed ingebed is in de huidige begeleiding, adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Toepassing adolescentenrecht
Hoewel de persoonlijkheid van de verdachte strikt genomen geen reden geeft om het jeugdstrafrecht toe te passen, leest de rechtbank het advies van de reclassering zo, dat het belang van de verdachte bij voortzetting van het huidige toezicht door de jeugdreclassering en de begeleiding bij E25 erg groot is om de opgaande lijn vast te houden en recidive te voorkomen. Toepassing van het volwassenen strafrecht wordt als contra-indicatie gezien voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de verdachte en de mogelijkheden om recidive te beperken.
De rechtbank onderschrijft die conclusie en neemt het advies van de reclassering over en zal het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafsoort en strafmaat
De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft daarmee laten zien dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt. Hij heeft spijt van wat hij heeft gedaan en wil zelf ook graag weer zijn leven op de rit krijgen. Met deze positieve houding zal de rechtbank rekening houden.
Gezien de ernst van het feit kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij het bepalen van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De straf zoals door de officier van justitie geëist is passend en houdt voldoende rekening met zowel de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank zal een groot deel van de straf voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden daaraan verbinden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte aan te sporen zich nu wel strak aan de opgelegde voorwaarden te houden en tevens om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 19 oktober 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een diefstal met geweld in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot jeugddetentie van 41 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 november 2023.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging vindt het niet in het belang van de verdachte om, naast het opleggen van jeugddetentie in de hoofdzaak, ook nog de voorwaardelijk opgelegde straf van 21 dagen ten uitvoer te leggen. De proeftijd liep al 1,5 jaar ten tijde van het plegen van het strafbare feit en de verdachte heeft zich al die tijd goed gedragen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Dit voorwaardelijke strafdeel was bedoeld om de verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten.
De verdachte wist dat deze straf hem boven het hoofd hing en heeft er toch voor gekozen een ernstig strafbaar feit te plegen. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door E25 of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te bepalen startmoment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de (jeugd)reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt gedurende een jaar na heden op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachte [medeverdachte], met dien verstande dat het openbaar ministerie gerechtigd is de duur van het verbod desgewenst te beperken;
de veroordeelde bevindt zich niet in het in bijlage III weergegeven deel van Capelle aan den IJssel, met name de straat Reviusrondeel. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft.
Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting en hierbij zal de jeugdreclassering aanwezig zijn;
de veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres ( [adres] ). Als de Jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met Reclassering Nederland. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod en gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting en hierbij zal de jeugdreclassering aanwezig zijn;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een vast legaal inkomen en geeft daarbij de reclassering inzicht in zijn financiën.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
21 (eenentwintig) dagen,van de bij vonnis van 19 oktober 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Shahani, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en C.G. van de Grampel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn evenals de griffier buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 september 2024 te Capelle aan den IJssel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht, althans een ontploffing teweeg heeft gebracht, op/aan het Reviusrondeel
door benzine, althans een brandbare (vloei)stof, in aanraking te brengen met een auto en (vervolgens) tot ontbranding te brengen, in elk geval door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare (vloei)stof en/of
een explosief en/of een jerrycan, althans een brandbaar en/of explosief materiaal en/of voorwerp, tot ontploffing en/of ontbranding te brengen, in elk geval door open vuur in aanraking te brengen met een explosief en/of een jerrycan, inhoudende een of meerdere brandbare (vloei)stoffen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een of meerdere geparkeerde auto’s aan het Reviusrondeel te duchten was.
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )