ECLI:NL:RBROT:2025:6245
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag geldschuld overname op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Financiën. De eiser had een aanvraag ingediend voor de overname van een geldschuld op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Het primaire besluit van de minister, gedateerd 3 januari 2023, wees deze aanvraag af. Het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd op 23 mei 2024 ongegrond verklaard, waarna de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 16 april 2025 was de gemachtigde van de minister aanwezig, maar de eiser zelf verscheen niet.
De rechtbank beoordeelde de zaak en concludeerde dat de schuld aan Vesting Finance, ter hoogte van € 6.685,91, niet voor overname in aanmerking kwam. De minister had gesteld dat de schuld niet voldeed aan de vereisten van de Wht, omdat de schuld na 31 mei 2021 was ontstaan en niet voor die datum opeisbaar was. De eiser betoogde echter dat de schuld aan Vesting Finance voortkwam uit een eerdere schuld aan ING, die in 2017 was ontstaan. De rechtbank stelde vast dat de schuld aan Vesting Finance inderdaad was overgedragen door ING in oktober 2023, maar concludeerde dat er geen betalingsachterstanden waren en dat de schuld niet voor 1 juni 2021 opeisbaar was geworden.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de minister terecht had besloten de schuld niet over te nemen, waardoor het beroep van de eiser ongegrond werd verklaard. De uitspraak houdt in dat de eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.