ECLI:NL:RBROT:2025:6242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
ROT 25/3358
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met WIA-uitkering en re-integratiegesprek

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, die een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van deze uitkering door het UWV, omdat hij een IVA-uitkering wenst. Hij heeft aangevoerd dat hij niet kan verschijnen op een re-integratiegesprek, wat mogelijk gevolgen heeft voor zijn uitkering. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat het spoedeisend belang onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De verzoeker heeft niet voldaan aan de oproep voor het re-integratiegesprek en er is geen bewijs dat het niet verschijnen directe gevolgen heeft voor zijn uitkering. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af, zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden. De uitspraak benadrukt dat een procedure bij de voorzieningenrechter alleen kan worden gevoerd als er sprake is van een spoedeisend belang, wat in dit geval niet is aangetoond. De beslissing is genomen zonder proceskostenveroordeling, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3358

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem toegekende WIA [1] -uitkering.
1.1.
Met het bestreden besluit van 10 juni 2024 heeft het UWV aan verzoeker een loongerelateerde WGA [2] -uitkering toegekend, omdat het UWV verzoeker gedeeltelijk arbeidsongeschikt heeft bevonden. Verzoeker heeft hiertegen op 9 juli 2024 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter op 16 april 2025 om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk ongegrond afwijst, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. [3] De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. [4] De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat het spoedeisend belang is gelegen in het feit dat hij bij brief van 14 april 2025 is opgeroepen voor een re-integratiegesprek op 28 april 2025 en de omstandigheid dat het gesprek op korte termijn plaatsvindt en verzoeker gelet op zijn medische situatie niet in staat is aan deze oproep te voldoen. Het niet voldoen aan deze oproep kan gevolgen hebben voor verzoekers WIA-uitkering.
4. Verzoeker ontvangt op dit moment een loongerelateerde WGA-uitkering. Met zijn bezwaar wil hij bereiken dat hij een IVA-uitkering krijgt, omdat hij stelt volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De uitnodiging voor het gesprek op 28 april 2025 om over re-integratie te praten is naar zijn mening dan ook prematuur.
Met wat verzoeker heeft aangevoerd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Verzoeker is bovendien, zo blijkt uit het aanvullend verweerschrift van 1 mei 2025, na afmelding niet verschenen op het re-integratiegesprek van 28 april 2025, zodat in zoverre er helemaal geen sprake meer is van een spoedeisend belang. Ook is niet gebleken dat het niet verschijnen op de afspraak zonder meer leidt tot gevolgen voor verzoekers uitkering. In het geval dat het niet verschijnen op het re-integratiegesprek wel gevolgen heeft voor verzoekers uitkering zal daarover een besluit worden genomen. Verzoeker kan tegen dat besluit opkomen.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om nu een voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen
2.Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
3.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.De wet spreekt ook wel van onverwijlde spoed, artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.