ECLI:NL:RBROT:2025:6241

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
10/212301-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van jeugdstrafrecht in zedenzaak met minderjarige verdachte

In deze zedenzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die deels minderjarig en deels meerderjarig was ten tijde van de gepleegde feiten. De rechtbank moest op basis van artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een keuze maken over het toepasselijke sanctiestelsel. De rechtbank oordeelde dat het jeugdstrafrecht van toepassing is, omdat de verdachte ten tijde van de feiten deels minderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee aangeefsters, waarbij hij hen onder druk heeft gezet door te dreigen met het openbaar maken van naaktfoto's. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting, omdat er onvoldoende bewijs was voor dwang. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte geen contact mocht opnemen met de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de tijd die verstreken was sinds de feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/212301-23
Datum uitspraak: 22 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2005,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsvrouw mr. J. Dekker, waarnemend voor mr. O.J. Much, beiden advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaarding zijn opgenomen voorzien van een doorlopende nummering en zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • toepassing van het volwassenstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 187 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering in België, meewerkt aan ambulante behandeling en begeleiding, zich houdt aan een contactverbod met de slachtoffers, een opleiding volgt en kinderporno vermijdt;
  • met opdracht aan de reclassering in België tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 – vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting. De aangeefster heeft verklaard dat zij seks heeft gehad met de verdachte uit angst dat als zij dit niet zou doen, hij de in zijn bezit zijnde seksueel getinte foto’s en filmpjes van haar openbaar zou maken. De seks tussen hen heeft plaatsgevonden in dezelfde periode als het onder feit 2 tenlastegelegde, waarbij de verdachte aangeefster heeft gedwongen om naaktfoto’s en filmpjes van zichzelf te maken en aan hem toe te sturen. In die context kan het niet anders dan dat de aangeefster zich ook gedwongen voelde om met de verdachte naar de spa te gaan en daar seks met hem te hebben.
4.1.2.
Beoordeling
Niet ter discussie staat dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de aangeefster en de verdachte en dat deze bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte heeft hierover verklaard dat de seks vrijwillig was, dat de verhouding tussen hem en de aangeefster op dat moment goed was en dat hij niet aan de aangeefster heeft gemerkt dat zij niet wilde.
Op grond van de wetgeving die gold ten tijde van het tenlastegelegde, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de aangeefster door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet voldoende is komen vast te staan dat er een verband is tussen het dreigen van de verdachte met het openbaar maken van de in zijn bezit zijnde seksueel getinte foto’s en filmpjes van de aangeefster en de seksuele handelingen. De enkele omstandigheid dat een en ander zich in dezelfde periode heeft afgespeeld als het dreigen met het openbaar maken van de filmpjes is daarvoor onvoldoende. Er is aldus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor het ten laste gelegde element dwang. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Feit 2 primair – bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 primair ten laste gelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid, omdat er onvoldoende bewijs is voor de ontuchtige handelingen die in de tenlastelegging staan vermeld. Deze handelingen volgen alleen uit de aangifte. Daarnaast kan niet worden bewezen dat het maken van de naaktbeelden onder dwang heeft plaatsgevonden.
4.2.2.
Beoordeling
Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank gaat uit van de verklaring van de aangeefster dat de verdachte haar heeft gedwongen de in de tenlastelegging genoemde ontuchtige handelingen te verrichten. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster en deze wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten de in de telefoon van de aangeefster aangetroffen chatberichten tussen de verdachte en de aangeefster en screenshots van de door haar omschreven naaktfilmpjes.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 3 primair – bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Feit 4 – vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2
primair
hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 12 juni 2023 te Rotterdam, Spijkenisse, Den Haag
en/ofAntwerpen,
door bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten
door tedreigen meerdere naaktfoto’s van haar openbaar te maken
[slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten
- zichzelf op haar bil te slaan en dit te filmen en
- haar, slachtoffers, vinger in haar vagina te brengen en
- meerdere foto’s en filmpjes van haar naakte lichaam (onder de douche) te maken en naar hem, verdachte, te sturen en
- het seksueel binnendringen van haar, slachtoffers, lichaam;
3 primair
hij
inde periode van
22 maart 2023tot en met 4 april 2023 te Rotterdam
en/ofAntwerpen,
door bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten
door tedreigen naaktfoto’s openbaar te maken
[slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten
- door op zijn aandringen zichzelf op haar bil te slaan ente twerken en dit te filmen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2.primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid

3 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige en achttienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van de twee aangeefsters. De verdachte heeft bij beide aangeefsters op dezelfde wijze gehandeld. Hij heeft de aangeefsters leren kennen op Snapchat en had aanvankelijk leuk contact met hen. Op het moment dat de aangeefsters geen contact meer wilden, confronteerde de verdachte hen met een screenshot dat hij eerder had gemaakt tijdens het videobellen, dan wel een foto die een aangeefster aan hem had gestuurd, beide waarop de aangeefsters te zien zijn met blote borsten. Door te dreigen deze afbeeldingen openbaar te maken, heeft de verdachte de aangeefsters gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen bij zichzelf, daarvan filmpjes te maken en naar hem te sturen. Op die manier heeft de verdachte meerdere seksueel getinte filmpjes van de aangeefsters in zijn bezit gekregen, waarmee hij de aangeefsters een langere periode steeds opnieuw heeft gedreigd.
De verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers en heeft bij hen gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. De verdachte heeft zijn eigen seksuele behoefte vooropgesteld en geen rekening gehouden met de mogelijke impact daarvan op de slachtoffers.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Ten tijde van onderhavige verdenkingen was er sprake van onstabiliteit in het leven van de verdachte. Hij was zwervend, omdat hij zowel door zijn moeder als vader uit huis was gezet. Mogelijk is de onstabiliteit in zijn leven destijds van invloed geweest op zijn gedrag. Zijn werk bij Domino’s Pizza heeft hij altijd gecontinueerd. Momenteel is hij daar werkzaam als manager.
De verdachte lijkt de risico’s van zijn handelen niet goed in te hebben geschat. Hij lijkt onvoldoende in staat om de gevolgen voor anderen op ernst in te kunnen schatten. Daarnaast lijkt er enige mate van impulsiviteit in zijn handelen te zijn geweest. Ten tijde van de verdenking lijkt de verdachte erg gericht te zijn geweest op zijn directe behoeftebevrediging.
De pedagogische beïnvloeding vanuit ouders lijkt gering te zijn. Ondanks dat het contact weer herstellende is, lijken zij niet altijd een steunende en beschermende factor in het leven van de verdachte te zijn. Een gezinsgerichte aanpak, zoals die door de jeugdreclassering wordt gehanteerd, is ondanks dat de verdachte bij zijn moeder woont niet noodzakelijk.
Indien de verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen en hem een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering in België, ambulante behandeling en begeleiding, een contactverbod met de slachtoffers, het volgen van een opleiding en het vermijden van kinderporno.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het onder 2 primair bewezenverklaarde feit heeft gepleegd in een periode waarin hij deels minderjarig en deels meerderjarig was en dat de verdachte het onder 3 primair bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij minderjarig was. Artikel 495, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
(hierna Sv)biedt de rechtbank in dat geval de mogelijkheid om kennis te nemen van feiten voor- en nadat de verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. De rechtbank dient op grond van artikel 495, vijfde lid, Sv een keuze te maken over het toepasselijke sanctiestelsel. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever heeft beoogd dat in een dergelijk geval de hoofdregel is dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Deze hoofdregel staat echter op gespannen voet met het uitgangspunt van artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), waarin – kort gezegd – is bepaald dat het jeugdstrafrecht van toepassing is op verdachten die minderjarig waren ten tijde van het plegen van het strafbare feit. Dat uitgangspunt is ook in overeenstemming met artikel 40 van het VN-verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK), waarin de lidstaten wordt verplicht om een apart stelsel voor jeugdstrafrecht in te richten voor personen onder de 18 jaar. Bij de inrichting van dat stelsel heeft de wetgever in 77b Sr een voorbehoud gemaakt voor verdachten van 16 en 17 jaar. Deze kunnen berecht worden volgens het volwassenenstrafrecht, als de ernst van het feit of de omstandigheden waaronder het is begaan of de persoon van de dader daartoe aanleiding geven. Het uitgangspunt van het adolescentenstrafrecht is dan ook, in overeenstemming met het IVRK, dat verdachten voor feiten die zij als minderjarige zouden hebben begaan ook als minderjarige worden berecht, tenzij er sprake is van één van de gronden van artikel 77b Sr. Er is geen grond om aan te nemen dat dit uitgangspunt niet zou gelden als er sprake is van een feit waarvan de pleegperiode deels voor en deels na de 18e verjaardag van de verdachte is gelegen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de enkele opmerking in de wetsgeschiedenis daarvoor van onvoldoende gewicht.
In het onderhavige geval is, gelet op de leeftijd van de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, derhalve het jeugdstrafrecht van toepassing. Niet gebleken is dat is voldaan aan de gronden van 77b Sr.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen en het onvoorwaardelijk deel gelijkstellen aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door Reclassering Nederland, met uitzondering van het contactverbod met de slachtoffers. De verdachte lijkt zijn leven goed op orde te hebben. Hij werkt zes dagen per week als manager bij Domino’s Pizza en sport elke dag na werk. Daarnaast heeft hij een relatie en wordt hij binnenkort vader. Daarbij komt dat de feiten twee jaar geleden zijn gepleegd en de verdachte in de tussentijd niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen, op een overtreding van de Wegenverkeerswet na.
Omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting, hij ter zitting heeft laten blijken de ernst van zijn handelen ten aanzien van de feiten 2 en 3 primair in te zien en hij daarvoor spijt heeft betuigd, komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist en ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie ook een werkstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 403,65 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij 1], ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. [benadeelde partij 1]
vordert een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke
rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 2], ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende onderbouwd. Verzocht wordt die vorderingen toe te wijzen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de [benadeelde partij 1] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het verweer tot vrijspraak. Subsidiair wordt verzocht om de vordering te matigen, omdat er geen sprake is van causaliteit tussen het delict en de heftige klachten van het slachtoffer. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij van [benadeelde partij 2] heeft de verdediging geen opmerkingen.
9.3.
Beoordeling
Door het strafbare handelen van de verdachte is er rechtstreeks immateriële schade toegebracht aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. Op grond van de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen die de benadeelde partijen daarvan hebben ondervonden is aannemelijk dat er schade is geleden door aantasting van de persoon van de slachtoffers ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Uit de onderbouwing van de vordering van [benadeelde partij 1] en haar verklaring ter terechtzitting volgt dat zij door wat er is gebeurd kampt met psychische klachten en er bij haar sprake is van tekenen van PTSS. Daarnaast is haar vertrouwen geschaad en heeft het lang geduurd voordat zij zich weer open kon stellen.
Uit de onderbouwing van de vordering van [benadeelde partij 2] en de schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat zij zich tot op heden vernederd voelt en zichzelf schaamt voor wat er is gebeurd. Hierdoor wilde zij nergens meer heen en raakte zij steeds meer teruggetrokken. Ook kreeg zij last van psychische klachten, waarvoor zij is doorverwezen naar een psycholoog.
De immateriële schade van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op ieder € 2.500,-
De vordering van de [benadeelde partij 2] zal dus geheel worden toegewezen.
De vordering van de [benadeelde partij 1] zal voor het overig verzochte niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] en vanaf 4 april 2023 ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2].
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ieder een schadevergoeding betalen van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 100 (honderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
33 (drieëndertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefsters
[aangeefster 1], geboren op [geboortedatum 2] 2006 en
[aangeefster 2], geboren op [geboortedatum 3] 2008;
de Nederlandse en / of Belgische politie zal toezicht houden op naleving van voormelde voorwaarde;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van het geldbedrag van € 403,65 (voorwerpnummer: [proces-verbaalnummer]);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de [benadeelde partij 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de [benadeelde partij 1] te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de [benadeelde partij 2] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de [benadeelde partij 2] te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.L. Pöll en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 12 juni 2023 te Rotterdam, Spijkenisse, Den Haag, Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten, dreigen een of meerdere naaktfoto’s van haar openbaar te maken
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die slachtoffer, te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
2
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 12 juni 2023 te Rotterdam, Spijkenisse, Den Haag, Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten dreigen een of meerdere naaktfoto’s van haar openbaar te maken
[slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- zichzelf op haar bil(len) te slaan en dit te filmen en/of
- haar, slachtoffers, vinger(s) in haar vagina te brengen en/of
- een of meerdere foto(’s) en/of filmpje(s) van haar naakte lichaam (onder de douche) te maken en naar hem, verdachte, te sturen en/of
- het seksueel binnendringen van haar, slachtoffers, lichaam;
subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 12 juni 2023 te Rotterdam, Spijkenisse, Den Haag, Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten één of meerdere (naakt)foto’s van die [slachtoffer 1], toebehorende aan die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 1] heeft laten weten dat hij, verdachte, beschikt over filmpjes en/of screenshots en/of foto’s, waarop zij naakt, althans gedeeltelijk naakt, te zien is die hij, verdachte, openbaar zal maken tenzij die [slachtoffer 1] een of meerdere naaktfoto’s naar hem, verdachte, stuurt, door haar (telkens) e-mailberichten te sturen met teksten;
- ‘Je moet wat sturen anders gaan de foto’s op Telegram’
- ‘Als je wilt dat de foto wordt verwijderd, moet je zo en zo laat hierheen komen’
- ‘Als je het nu niet stuurt, ga je op Telegram’;
3
hij op of omstreeks de periode van september 2022 tot en met 4 april 2023 te Rotterdam, Antwerpen, althans in Nederland en/of België, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten dreigen een of meerdere naaktfoto’s openbaar te maken
[slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- door op zijn commando en/of aandringen en/of verzoek zichzelf op haar bil(len) te slaan en/of te twerken en dit te filmen;
subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van september 2022 tot en met 4 april 2023 te Rotterdam, Antwerpen, althans in Nederland en/of België meermalen, althans eenmaal (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten één of meerdere naaktfoto’s van die [slachtoffer 2], toebehorende aan die [slachtoffer 2], die [slachtoffer 2] heeft laten weten dat hij, verdachte, beschikt over filmpjes en/of screenshots en/of foto’s, waarop zij naakt, althans gedeeltelijk naakt, te zien is die hij, verdachte, openbaar zal maken tenzij die [slachtoffer 2] een of meerdere naaktfoto’s naar hem, verdachte, stuurt, door haar (telkens) e-mailberichten te sturen met teksten:
- Als ze geen filmpje van zichzelf zou maken, hij de foto met haar blote borsten onder heel Rotterdam zou verspreiden en/of
- dat ze hem iedere dag twee filmpjes van haarzelf moest sturen, in de ochtend en in de avond. Als ze dat niet zou doen, zou hij de foto’s exposen/doorsturen in heel Rotterdam
- ‘[slachtoffer 2] je gaat jezelf zien door heel Rotterdam. Ik ben nu zelf in Rotterdam’’;
4
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2023 tot en met 12 juni 2023 te Rotterdam, Oud-Beijerland, Spijkenisse, Den Haag, Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
meermalen, althans eenmaal, telkens een hoeveelheid afbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid (door het via een of meer chat-berichten te verzenden aan [naam]), vervaardigd en/of in bezit gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij nadrukkelijk het de borsten
en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.