ECLI:NL:RBROT:2025:624

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/10/546427 / HA ZA 18-254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsbeoordeling en authenticiteit van handtekening in geschil tussen curator en gedaagden over ERP-systeem en telefoonsysteem

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2025, staat de authenticiteit van een handtekening op een overeenkomst centraal. De curator van Gamila Soap B.V. heeft een vordering ingesteld tegen verschillende gedaagden, waaronder GET GROUP HOLDING B.V. en GET VOICE B.V., met betrekking tot de kosten van een ERP-systeem en telefoonsysteem. De rechtbank heeft eerder een deskundigenbericht bevolen om de authenticiteit van de handtekening van [naam 2] op de overeenkomst te onderzoeken. De deskundige heeft echter aangegeven dat het onderzoek niet kan plaatsvinden op basis van een kopie van de overeenkomst, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagden om een andere deskundige te benoemen verworpen, omdat er geen origineel document beschikbaar was voor onderzoek.

De rechtbank heeft vervolgens de getuigenverklaringen beoordeeld, waarbij de curator en de gedaagden verschillende standpunten innamen over de toestemming van [naam 2] voor de uitgaven aan het ERP-systeem. De getuigenverklaringen van [naam 3] en [naam 6] gaven steun aan de stelling van de gedaagden dat [naam 2] toestemming had gegeven voor de uitgaven. De rechtbank concludeert dat de getuigenverklaringen en de notulen van vergaderingen overtuigend bewijs leveren dat [naam 2] op de hoogte was van de uitgaven en deze heeft goedgekeurd. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de curator tot vergoeding van de facturen afgewezen, omdat de bewijsvoering niet voldoende was om de vordering te onderbouwen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de gedaagden om heroverweging van eerdere uitspraken afgewezen, en de curator is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/546427 / HA ZA 18-254
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
(voorheen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gamila Soap B.V., thans)
[eiser], handelend in zijn hoedanigheid van curator van Gamila Soap B.V.,
wonende te Rotterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.G.M. Roijers te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GET GROUP HOLDING B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GET VOICE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R&D SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. D.R.D. van Lenningh te Rotterdam,
Namen en begrippen waaraan in eerdere tussenvonnissen een betekenis is toegekend hebben dezelfde betekenis in dit vonnis.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 december 2023 (hierna: het vierde tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de brief aan de rechtbank van 3 juli 2024 van [naam 1] ;
  • de conclusie na deskundigenbericht mede houdende akte verzoek terugkomende op uitspraak wegens kennelijke onjuistheid en akte overleggen producties van [gedaagde] c.s., met producties 24 tot en met 29;
  • de conclusie na deskundigenbericht van de curator, met producties 39 tot en met 42;
  • de akte uitlaten van [gedaagde] c.s.
2. De verdere beoordeling in conventie [1]
A.
Inleiding
2.1.
In het vierde tussenvonnis heeft de rechtbank een schriftelijk deskundigenbericht bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kunt u vaststellen of, en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid, de handtekening op de door [gedaagde] c.s. als productie 20 in het geding gebrachte overeenkomst van [naam 2] afkomstig is?
2. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
en heeft de rechtbank [naam 1] (hierna ook: [naam 1] ) tot deskundige benoemd.
Het antwoord van de deskundige
2.2.
In de brief van 3 juli 2024 van [naam 1] bericht hij de rechtbank als volgt:
“In haar vonnis van 13 december 2023 in bovengenoemde zaak heeft de rechtbank mij opgedragen te onderzoeken of en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid, de handtekening op de door [gedaagde] c.s. als productie 20 in het geding gebrachte overeenkomst van [naam 2] afkomstig is.
(…)
Partijen hebben mij per e-mail laten weten dat zij het origineel van het desbetreffende document niet hebben kunnen vinden, zodat ik het onderzoek alleen aan de hand van een kopie kan doen. Onderzoek aan de hand van een reproductie acht ik in dit geval echter niet zínvol.
Over het algemeen geldt al dat kopieën de onderzoeksmogelijkheden beperken. Bepaalde details die nog wel waarneembaar zijn in de oorspronkelijke handtekening, zoals lichte haperingen in de schrijfbeweging, de precieze schrijfrichting op bepaalde punten en nuances in de pendruk, kunnen door het kopieerproces verloren gaan. Daar komt in dit geval bij dat het een handtekening met een zeer lage graad van complexiteit betreft, die daardoor relatief eenvoudig is na te bootsen. Detailkenmerken zijn daardoor van extra gewicht bij het bepalen of de betwiste handtekening al dan niet authentiek is.
Bovendien kan bij onderzoek van een gekopieerd document niet worden uitgesloten dat het om een kopie van een vervalst document gaat, waarin een authentieke handtekening van een ander document (al dan niet digitaal) is gemonteerd. Dus als het onderzoek steun zou geven aan de hypothese dat de op de kopie zichtbare handtekening authentiek is, wil dat nog niet zeggen dat deze ook daadwerkelijk op het originele document is geplaatst.”
2.3.
Partijen verschillen van mening over de juridische status van deze brief. [gedaagde] c.s. stellen zich (primair) op het standpunt dat hier sprake is van een deskundigenoordeel in de zin van het vierde tussenvonnis. De curator, daarentegen, is van mening dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden en dat er geen sprake is geweest van een deskundigenrapport. In de brief van 3 juli 2024 wordt (slechts) medegedeeld dat en waarom het opgedragen onderzoek niet heeft plaatsgevonden, aldus de curator.
2.4.
De rechtbank laat in het midden welke juridische status precies aan de brief van [naam 1] moet worden gehecht. Uit de brief blijkt dat zijn opvatting als deskundige is dat het onderzoek naar de handtekening niet uitgevoerd kan worden op een kopie van de overeenkomst. De rechtbank heeft geen twijfel aan de deskundigheid van [naam 1] en gaat er daarom van uit dat (verder) onderzoek naar de handtekening geen zin heeft.
2.5.
[gedaagde] c.s. voeren aan dat in een andere zaak een andere deskundige wel op basis van een kopie van een handtekening onderzoek heeft kunnen uitvoeren. Dat betoog gaat er echter aan voorbij dat [naam 1] aangeeft dat het hier om een erg eenvoudige handtekening gaat die makkelijk na te bootsen is, zodat om die reden het nodig is om het origineel te onderzoeken. Dat de handtekening erg eenvoudig is, is ook voor de rechtbank zonder meer in te zien.
2.6.
De rechtbank gaat niet mee in het verzoek van [gedaagde] c.s. om een andere schriftkundige te benoemen. De processuele opmerkingen die [gedaagde] c.s. maken bij de brief van [naam 1] doen er niet aan af dat kennelijk geen van partijen de originele overeenkomst heeft gevonden en dat de deskundige van oordeel is dat onderzoek op basis van een kopie niet goed mogelijk is. De opmerking van [gedaagde] c.s. dat de deskundige niet heeft aangegeven op welke stukken zijn oordeel is gebaseerd, miskent dit. De opmerking van [gedaagde] c.s. dat de deskundige niet heeft gemeld dat de curator heeft nagelaten om referentiemateriaal ter beschikking te stellen, mist feitelijke grondslag. Uit de door de curator overgelegde e-mails blijkt dat de deskundige aan de curator heeft laten weten dat inzending daarvan wellicht pas zinvol zou zijn, als eerst de originele overeenkomst was gevonden. Dat de deskundige zijn bericht niet op voorhand heeft toegezonden in concept aan partijen, doet niet af aan zijn bevindingen. [gedaagde] c.s. worden hierdoor niet in hun belangen geschaad, nu zij bij conclusie na deskundigenbericht op het rapport hebben gereageerd.
2.7.
De slotsom is dat het door partijen aangedragen bewijs over de hierna te bespreken bewijsopdracht beoordeeld zal worden zonder dat er een nader handschriftonderzoek zal plaatsvinden. Bij de verdere bewijsbeoordeling geldt dat het onderzoek van de deskundige bevestigt noch ontkracht dat de handtekening van [naam 2] zou zijn.
C.
De verdere bewijsbeoordeling
De bewijsopdracht
2.8.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] c.s. geslaagd zijn in het bewijs dat [naam 2] toestemming heeft gegeven voor het op kosten van Gamila Soap door Get Voice ontwikkelen van het ERP-systeem en voor het op kosten van Gamila Soap door Get Voice uitvoeren van de werkzaamheden ten behoeve van een telefoonsysteem. [2]
De getuigenverklaringen
2.9.
Er zijn zes getuigen gehoord. De verklaringen laten zich, verkort weergeven, als volgt samenvatten.
2.9.1.
De curator heeft van [naam 2] gehoord dat [naam 2] de hier bedoelde toestemming niet heeft gegeven.
2.9.2.
[naam 3] verklaarde:
  • Hij had als logistieke dienstverlener de voorraad van Gamila Soap overgenomen en hij beheerde die. Het was voor hem van belang dat Gamila Soap een goed voorraadbeheersysteem had. Dat liep niet goed en daarom had hij aangedrongen op verbetering of vervanging van het ERP-systeem.
  • [naam 3] wist eigenlijk wel zeker dat [naam 2] wist dat het ERP-systeem werd gewijzigd, maar hij kon niet goed in de tijd plaatsen wat hij hierover met [naam 2] had besproken. Als [naam 2] in Nederland was, dan werd er over veel gesproken, daar heeft de vervanging van het ERP-systeem bij gezeten. Van dit soort besprekingen werden door Gamila Soap notulen gemaakt. Er is door [naam 2] niet veel gezegd over het ERP-systeem, hij was vooral bezig met verkopen, verkopen en verkopen.
  • [naam 3] weet niet wie de vervanging of aanpassing van het ERP-systeem zou doen en vindt het lastig om te zeggen of [naam 2] heeft ingestemd met de vervanging ervan.
  • Voor zijn investering heeft [naam 3] tegen [naam 2] benadrukt dat een goed ERP-systeem noodzakelijk was. [naam 2] heeft hem toen gezegd dat hij 200.000 euro zou investeren in een ERP-systeem.
  • Er zijn notulen van besprekingen (na de getuigenverhoren zijn twee van die notulen door [gedaagde] c.s. in het geding gebracht).
  • Er zijn meerdere procedures geweest tussen [naam 3] en Gamila Soap.
2.9.3.
[naam 2] verklaarde:
  • [naam 3] heeft de voorraad van Gamila Soap overgenomen voor € 500.000,-.
  • [naam 3] moest de verzending en verpakking van de producten voor Gamila Soap verzorgen.
  • Gamila Soap beschikte met AFAS over een geschikt logistiek programma.
  • [naam 3] heeft voorgesteld om een ERP programma voor Gamila Soap aan te schaffen, maar [naam 2] heeft hem gezegd dat dit niet nodig was. Het bedrijf had ongeveer 12 producten en het was niet nodig en het geld niet waard.
  • [gedaagde] had het ook over een ERP-systeem en een geavanceerd telefoonsysteem. Ook tegen hem heeft [naam 2] gezegd dat dit niet nodig was en dat ze het niet moesten doen.
  • De overeenkomst die [gedaagde] c.s. in het geding hebben gebracht (productie 20) is een vervalsing: [naam 2] heeft dit niet getekend.
  • Gamila Soap had geen geld voor een ERP- of een geavanceerd telefoonsysteem.
2.9.4.
[naam 4] verklaarde:
  • Zijn bedrijf heet [naam bedrijf 1] en heeft een ERP-systeem met de naam Naiton. Hij deelde kantoorruimte met [gedaagde] en later met Gamila. Doordat ze in één ruimte zaten, ving hij dingen op. Gamila gebruikte in eerste instantie een boekhoudsysteem, genaamd AFAS (dat is geen echt ERP-systeem). Met dat systeem waren problemen. Er was een oplossing nodig. [gedaagde] is circa 6 à 12 maanden bezig geweest met Get Voice om het op te lossen. De druk liep op en de invoering van het Get Voice systeem slaagde niet. Daarom heeft Gamila Soap Naiton in gebruik genomen, ergens in de eerste helft van 2017. De data uit AFAS zijn in Naiton opgenomen.
  • Hij heeft niet met [naam 2] gesproken over de vervanging van het ERP-systeem, maar kan zich niet voorstellen dat [naam 2] er niet van wist. [naam 2] was er vaak en er werd vaak over dit probleem gesproken. Hij moet het dus wel geweten hebben.
2.9.5.
[naam 5] kon niets verklaren over het ERP-systeem.
2.9.6.
[naam 6] verklaarde:
  • Hij heeft gewerkt voor Gamila Soap en is er in juli 2015 vertrokken. Hij had vastgesteld dat het bedrijf een ERP-systeem nodig had. AFAS was niet goed genoeg, zeker niet voor internationaal gebruik.
  • Hij heeft weinig gesproken met [naam 2] . [naam 2] heeft ooit tegen hem gezegd dat ze een informatiesysteem moesten uitzoeken dat internationaal gebruikt kon worden.
  • [naam 6] was enkele maanden later (rechtbank: na de mededeling genoemd in de vorige bulletpoint) bij een bespreking met [gedaagde] en [naam 2] waarin [gedaagde] terugkwam op het ERP-systeem, waarop [naam 2] zei ‘yes do what it takes to save the company, make it happen or something like that.’ Het was, in de woorden van [naam 6] , ‘definitely a go’.
- Ook is er een presentatie in Japan gegeven waarin te zien was dat er een ERP-systeem zou komen. [naam 2] heeft deze presentatie gezien, [naam 6] kon zich zijn reactie niet herinneren, maar verklaarde dat hij ( [naam 6] ) veel tijd en energie in die presentatie had gestoken en dat hij het zou hebben onthouden als [naam 2] het had afgekeurd.
2.9.7.
[gedaagde] (die partijgetuige in de zin van artikel 164 lid 2 Rv (oud) is) verklaarde:
  • Na zijn komst bij Gamila Soap ontdekte [gedaagde] dat er problemen in de organisatie waren en dat die moesten worden opgelost. Hij heeft [naam 2] uitgelegd wat ERP inhoudt en gezegd dat hij het kon leveren. [naam 2] had destijds al contact met Israëlische bedrijven over een ERP-systeem uit Israël. Dat was echter niet bruikbaar vanwege de taal en de koppelingen die dat systeem aankon met andere systemen, de API’s. [naam 2] had toestemming gegeven voor het ERP-systeem en het telefoonsysteem. [naam 2] en hij hebben de overeenkomst met Get Voice getekend.
  • Het ERP-systeem van Get Voice werkte en is bij Gamila Soap daadwerkelijk gebruikt. Dat geldt ook voor het telefoonsysteem. Eind 2016 / begin 2017 is het door Get Voice ontwikkelde ERP-systeem vervangen door Naiton. De beslissing om dat te doen is besproken met [naam 3] en [naam 4] . Naiton had functionaliteiten die niet in het Get Voice systeem zaten. Het was makkelijker en goedkoper om Naiton te gaan gebruiken dan ook het Get Voice systeem aan te passen. De systemen werden enige tijd gezamenlijk gebruikt, tot in 2017.
  • Zoals [naam 6] verklaarde, hadden [naam 6] en hij een presentatie in Japan gegeven waarin het ERP-systeem van Gamila Soap aan de orde kwam.
  • [gedaagde] heeft de boekhouder/accountant niet verteld hoe de facturen moeten worden ingeboekt. Wattel heeft hierover gejokt in zijn verklaring. Begin 2017 is de boekhouding gewijzigd en [gedaagde] denkt dat ze toen de omschrijvingen van de facturen in het systeem hebben aangepast om hem zwart te maken.
  • [naam 3] en [gedaagde] hebben een goede verstandhouding. Zij hebben gezamenlijk geprocedeerd tegen Gamila Soap.
Door [naam 3] verstrekte notulen
2.10.
[naam 3] heeft toegezegd dat hij na het getuigenverhoor zou kijken of hij nog notulen kon vinden van overleg over het ERP-systeem. [gedaagde] c.s. hebben na het verhoor als productie 21 en 22 twee e-mails overgelegd van [naam 3] aan de curator en de advocaat van [gedaagde] c.s. Daarbij zijn notulen gevoegd, ondertekend door [naam 7] . In die notulen staat:
Notulen 3 juni 2016 [4]
‘ [naam 2] said he is very happy with the cooperation with [naam bedrijf 2] . [naam 2] would like to know if [naam 3] has any needs that are important to make our cooperation better.
[gedaagde] is saying that the GV ERP will answer any need that [naam bedrijf 2] might want. Also Get-Voice ( [gedaagde] ) can develop or add any needed feature to the system. [gedaagde] only needs a good explanation of the features and enough time to develop and implement this.
[naam 2] said that [naam 3] don't need to worry, we made for you the best ERP system in the world.
[naam 2] added and said trust me [gedaagde] will get everything you want done.
[gedaagde] added that it is important to know exactly what the needs are and that he indeed can arrange that everything can be developed and made as [naam 3] would like. Important is to understand that Get-Voice needs time to implement these new features.
[naam 2] said [naam 3] I paid 200K Euro for the best ERP system in the world, trust me everything is perfect.
[naam 3] said [naam 2] I believe you and I will work closely with [gedaagde] .
[naam 2] said [gedaagde] will do everything what he needs to do, if not call me directly and he was laughing.
[naam 3] said to [naam 2] [naam bedrijf 2] will continue working with the ERP system and he will keep us updated.
[naam 2] said I am the son of Gamila anything you need I will arrange for you, [naam 3] you the most important partner I have, you are my brother.
I, [naam 7] will follow up and arrange a meeting in about a month from now with [naam 3] and [gedaagde] .’
Notulen 25 juli 2016 [5]
‘Current state of the ERP system, upgrade possibility and time-line.
GV ERP is functioning good but lacks a few key features that [naam bedrijf 2] informed us are needed to optimize
productions flow and minimize mistakes.
[naam 3] explained that these features are needed to have a better control of the stock fluctuations. Also when
the production is done we have to deal with materials that are lost during the manual production. Online
environment where [naam bedrijf 2] can do the manual changes and have complete control of the stock.
Get-Voice ( [gedaagde] ) explained that we can develop the needed features although Get-Voice needs time to do the
alterations. The expectancy to have these feature ready is about two to three month. This is due to the needed
changes in the source-code.
[naam 3] explained that he needs the features ASAP. Currently we are costing more money and being less
productive. This is not the way we want to work.
[gedaagde] offered another option and that is to work with a partner [naam 4] . [naam 4] has development Naiton.
Naiton already has the features needed and [gedaagde] can help configure the environment to save time if we decide
to work with Naiton.
Expectancy is about two to three weeks to have a complete working environment with Naiton. Also [naam 4]
needs to do alteration but this can be done by NAITON. Almost all the needed features already pre-exist
which means [naam 4] do not need to do any development other then configure the Naiton environment.
[naam 4] gave a presentation about NATION and features they al ready have implemented.
After the presentation [naam 3] said he is interested as long the needed capabilities will be delivered.
[naam 4] has agreed to setup a pilot within the next couple of days. After that [gedaagde] and [naam 3] will test the
system and decided if it is wise to leave the current ERP system and to start to work with NAITON.
[naam 3] says that it is not important which system can deliver the needed features as long it will be delivered
quickly. The production efficiency is very important and also preventing unneeded problems. Also [naam 3]
added that he might hire [naam 4] to create a system for his own customers when everything works like [naam 3]
explained.
[gedaagde] says that he will discuss everything with [naam 4] and will inform [naam 3] by next week Friday.
I, [naam 7] will contact [gedaagde] and ask of the status next Friday and probably we will schedule a new meeting
or phone call.’
Hoe zijn de facturen verwerkt in de administratie van Gamila Soap?
2.11.
Relevant in verband met de bewijsvoering is verder de wijze waarop de facturen in de administratie van Gamila Soap zijn verwerkt.
2.11.1.
Get Voice heeft Gamila Soap vijf facturen verzonden voor het ERP-systeem en het telefoonsysteem. Het gaat om (zie r.o. 4.3 van het eerste tussenvonnis):
i. "Setup international telephony environment 015010" ad EUR 9.500 exclusief BTW
ii. "Development of an interactive voice response with Voice Recording 015021 "a d EUR 7.000 exclusief BTW;
iii. "Ontwikkeling ERP software opmaat conform voorstel deel 1" ad EUR 100.000 exclusief BTW;
iv. "ERP ontwikkeling en implementatie deel 2" ad EUR 40.000 exclusief BTW.
v. "Telephony switch module upgrade for telephony environment 015053" ad EUR 7.000 exclusief BTW ".
2.11.2.
Deze facturen zijn verkeerd geboekt in de administratie van Gamila Soap (zie r.o. 4.7 van het eerste tussenvonnis). Factuur (i) is geboekt als omzet 21%, de facturen (ii) en (v) als lening aan [naam 2] , factuur (iii) als inventaris en factuur (iv) als ‘overige crediteuren’.
2.11.3.
De accountant van Gamila Soap, [naam 8] , heeft in een brief van 25 oktober 2017 (productie 2 bij dagvaarding) bevestigd dat zijn kantoor de administratie heeft gevoerd in opdracht van de gemachtigde, [gedaagde] dus. In een bijlage bij die brief staan de verschillende factuurbedragen voor het ERP-systeem en het telefoonsysteem, met de hiervoor onder 2.11.2 genoemde omschrijvingen.
Het oordeel van de rechtbank
2.12.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Welke systemen gebruikte Gamila Soap?
2.12.1.
Uit de getuigenverklaringen en de door [naam 3] verschafte notulen blijkt dat er binnen Gamila Soap werd gewerkt aan een ERP-systeem ter vervanging van het AFAS-systeem, dat daarover binnen het bedrijf veel werd gesproken, dat eerst werd gewerkt aan/met een ERP-systeem van Get Voice en dat uiteindelijk gebruik werd gemaakt van Naiton. Het is op basis van de verklaringen en de overgelegde notulen ook aannemelijk dat [naam 2] hiermee bekend was. De rechtbank gaat hier bij de verdere beoordeling vanuit.
2.12.2.
Deze enkele kennis betekent niet dat [naam 2] dus toestemming moet hebben gegeven voor de aanschaf van het Get Voice ERP-systeem voor een bedrag van € 164.000,-. Dat er aan en met het ERP-systeem van Get Voice werd gewerkt, is immers ook verenigbaar met de stelling van Gamila Soap bij dagvaarding dat [naam 2] en [gedaagde] hadden afgesproken dat Gamila Soap voor een geringe vergoeding gebruik kon maken van een bestaand systeem van [gedaagde] .
Wat blijkt er uit de getuigenverklaringen en de notulen over de toestemming van [naam 2] en welke kanttekeningen zijn er te plaatsen bij die verklaringen en notulen?
2.12.3.
Er zijn slechts twee getuigen die uit eigen wetenschap verklaren over de vraag of [naam 2] [gedaagde] toestemming heeft verleend: [naam 2] en [gedaagde] zelf. [naam 2] verklaarde als getuige conform het standpunt van de curator, [gedaagde] conform het standpunt van [gedaagde] c.s. Dat is – uiteraard – geen verrassing. [naam 2] is destijds als bestuurder van Gamila Soap deze procedure begonnen; [gedaagde] is gedaagde en bestuurder van de overige gedaagden. [naam 2] is formeel geen bestuurder van Gamila Soap meer, maar hij is net zomin een onafhankelijke partij als [gedaagde] .
2.12.4.
Van de overige getuigenverklaringen zijn met name relevant de verklaringen van [naam 3] en [naam 6] . [6] [naam 3] heeft verklaard dat [naam 2] had gezegd dat hij € 200.000,- zou investeren in een ERP-systeem. Dit wordt bevestigd door de notulen van 3 juni 2016. Daarin staat dat [naam 2] tegen [naam 3] tijdens die bespreking gezegd zou hebben dat hij € 200.000,- heeft geïnvesteerd in een ERP-systeem. Die opmerking kan volgens die notulen alleen zien op het ERP-systeem van Get Voice. Dit wijst er sterk op dat [naam 2] de gevraagde toestemming heeft gegeven. Verder verklaarde [naam 6] dat [naam 2] tijdens een bespreking over het ERP-systeem gezegd heeft ‘yes do what it takes to save the company, make it happen or something like that’. Het was, in de woorden van [naam 6] , ‘definitely a go’. Dit vond plaats, volgens de verklaring van [naam 6] , enkele maanden nadat [naam 2] tegen [naam 6] had gezegd dat ze een informatiesysteem moesten uitzoeken dat internationaal gebruikt kon worden. Deze ‘do what it takes’ opmerking van [naam 2] bevestigt dat [naam 2] instemde met de vervanging van het ERP-systeem. [naam 6] is volgens zijn verklaring in 2015 bij Gamila Soap vertrokken, dus zijn opmerking ziet logischerwijs op het Get Voice ERP-systeem en niet op Naiton.
2.12.5.
De curator heeft kanttekeningen geplaatst bij de verklaringen van [naam 3] en [naam 6] . Ten aanzien van [naam 3] wijst hij erop dat in de notulen staat dat [naam 2] zou hebben gezegd € 200.000,- in het systeem te
hebben geïnvesteerd, terwijl [naam 3] verklaarde dat [naam 2] had gezegd dat hij dit bedrag
zou investeren(en dus nog niet
geïnvesteerd had). Ook betoogt hij dat [naam 2] een uitstekende verkoper was en dat [naam 2] , als hij dit soort opmerkingen heeft gemaakt tegen [naam 3] , dit ‘met overduidelijk geen andere reden [was] dan om de heer [naam 3] voor zich te winnen’. Ten slotte wijst de curator erop dat [naam 3] en [gedaagde] in het verleden samen opgetrokken hebben tegen Gamila Soap. Voor [naam 6] wijst de curator erop dat deze een stagiaire van [gedaagde] is geweest. Ook wijst de curator erop dat het moment waarop volgens [naam 6] [naam 2] ‘definititely a go’ zou hebben gegeven, gelegen moet zijn ruim na 25 maart 2015, de datum op de overeenkomst tussen Gamila Soap en Get Voice.
2.12.6.
Deze door de curator aangevoerde argumenten zijn niet voldoende overtuigend. Voor [naam 3] geldt dat er zes jaar zit tussen de bespreking van 3 juni 2016 en zijn getuigenverklaring. Dat maakt dat de rechtbank geen wezenlijke betekenis toekent aan het verschil tussen ‘zou investeren’ en ‘hebben geïnvesteerd’. Hoe je het ook wendt of keert, als [naam 2] in juni 2016 tegen [naam 3] heeft gezegd € 200.000,- te hebben geïnvesteerd in het ERP-systeem, dan geeft dat stevige steun aan de stelling van [gedaagde] c.s. dat [naam 2] toestemming had gegeven voor de aanschaf van de Get Voice-software. Dat hij die opmerking gemaakt zou hebben, staat met zoveel woorden in de overgelegde notulen. De notulen zouden fout moeten zijn door een vergissing of opzettelijk valselijk opgemaakt moeten zijn om afbreuk te kunnen doen aan de verklaring van [naam 3] . Een vergissing bij het opstellen van de notulen ligt niet voor de hand. Daarvoor is de opmerking van [naam 2] over de € 200.000,- te specifiek. Als [naam 2] de opmerking niet heeft gemaakt, dan moeten de notulen haast wel valselijk opgemaakt zijn (in 2016 of 2022). Dat [naam 3] en [gedaagde] samen geprocedeerd hebben tegen Gamila Soap, betekent echter nog niet dat [naam 3] bereid is meineed voor [gedaagde] te plegen en mee te werken aan het opmaken / verspreiden van valse stukken. Bij een eventuele vervalsing zou bovendien ook [naam 7] een rol moeten willen spelen nu haar naam onder de notulen staat. Niets wijst op een dergelijke rol van [naam 7] .
2.12.7.
Over de verklaring van [naam 6] valt het volgende te zeggen. [naam 6] heeft niet verklaard wanneer [naam 2] de ‘make it happen’ opmerking zou hebben gemaakt. Het ligt niet voor de hand dat dit vóór 25 maart 2015 is geweest. Uit de verklaring van [naam 6] volgt veeleer dat die opmerking enige tijd later is gemaakt. [gedaagde] is op 25 maart 2015 voor Gamila Soap gaan werken en als [naam 2] op enig moment in de samenwerking, enkele maanden nadat hij zou hebben gezegd dat er een informatiesysteem nodig was, de ‘make it happen’ opmerking heeft gemaakt, dan was dat logischerwijs op zijn minst enkele maanden na 25 maart 2015. Zo bezien ziet de ‘make it happen’ opmerking dus niet op het aangaan van de overeenkomst van 25 maart 2015 en is het de vraag waarmee [naam 2] met zijn opmerking precies instemde. [7] Dat doet er echter niet aan af dat [naam 2] volgens [naam 6] ermee instemde dat een ERP-systeem nodig was en dat er met zijn instemming aan werd gewerkt. Dit gaat verder dan het enkele gebruik van een bestaand systeem tegen een geringe vergoeding. Dit weerspreekt de verklaring van [naam 2] en biedt steun aan de lezing van [gedaagde] c.s.
2.12.8.
Kort en goed: de getuigenverklaringen en de notulen bieden in stevige mate steun aan de stelling van [gedaagde] c.s. dat [naam 2] toestemming heeft verleend.
De door [gedaagde] c.s. overgelegde overeenkomst tussen Gamila Soap en Get Voice
2.12.9.
Een ander bewijsmiddel waarop [gedaagde] c.s. zich beroepen, is de door hen overgelegde overeenkomst tussen Gamila Soap en Get Voice van 25 maart 2015. Zoals hiervoor is overwogen, kon er geen zinvol onderzoek plaatsvinden naar de vraag of [naam 2] deze overeenkomst heeft getekend. Die ondertekening is dus geen vaststaand feit.
2.12.10.
De curator heeft over de overgelegde overeenkomst diverse opmerkingen gemaakt, stellende dat daaruit blijkt dat het een vervalsing is. Dit betreft (1) de wijze van procederen van [gedaagde] c.s., (2) de ontkenning van [naam 2] , (3) de handtekening van [naam 2] die niet goed zou lijken op de echte handtekening, (4) het adres van Gamila Soap in de overeenkomst, (5) de afwezigheid van een managementovereenkomst, (6) de verklaring van [naam 6] over de ‘make it happen’ opmerking van [naam 2] , (7) al het voorgaande gezamenlijk.
2.12.11.
De rechtbank gaat voorbij aan de argumenten (2), (3), (5), (6) en (dus ook) (7). Tegenover de verklaring van [naam 2] staat die van [gedaagde] , de opmerkingen over de mate van gelijkenis van de handtekening stuiten af op de bevindingen van de deskundige, het is in de praktijk niet ongebruikelijk dat partijen aan het begin van een samenwerking niet alles regelen en [naam 6] heeft niet gezegd dat [naam 2] ’s ‘make it happen’ opmerking aan het sluiten van de overeenkomst van 25 maart 2015 vooraf gegaan is (zoals hiervoor is overwogen, is het niet duidelijk waarop die opmerking precies ziet).
2.12.12.
De curator heeft wél gelijk dat de stellingen van [gedaagde] c.s. zich in de loop van deze procedure hebben ontwikkeld. In de conclusie van antwoord hebben [gedaagde] c.s. niet aangevoerd dat Gamila Soap en Get Voice Get Voice een overeenkomst hadden gesloten of dat [naam 2] toestemming had gegeven voor deze uitgaven. Zij stellen daar slechts dat de uitgaven in het belang van Gamila Soap waren geweest. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] gezegd dat hij de toestemming van [naam 2] in persoon of telefonisch heeft gehad, terwijl Gamila Soap toen zei dat er geen contract was. Eerst in mei 2022 hebben [gedaagde] c.s. als productie 20 de gestelde overeenkomst in het geding gebracht. Dit alles is niet overtuigend en doet afbreuk aan de aannemelijkheid van de stellingen van [gedaagde] c.s. hierover.
2.12.13.
De curator heeft óók gelijk dat het opvallend is dat in de door [gedaagde] c.s. overgelegde overeenkomst staat dat Gamila Soap was gevestigd op het adres [adres 1] . De curator stelt onbetwist (i) dat [naam 2] de aandelen in Gamila Soap op 4 februari 2015 heeft verkregen, (ii) dat het bedrijf toen op dit adres ingeschreven stond, (iii) dat [naam 2] op 11 februari 2015 aan de kamer van koophandel heeft doorgegeven dat het bedrijf was verhuisd naar [adres 2] en (iv) dat het bedrijf op 25 maart 2015 (de dag van de overeenkomst) verhuisd was naar [adres 3] , het adres waar [gedaagde] toen al langer kantoor hield. Het is vreemd dat de overeenkomst verwijst naar een adres dat feitelijk niet meer gebruikt werd sinds [naam 2] Gamila Soap had overgenomen. Het zou veel logischer zijn geweest dat de overeenkomst zou verwijzen naar [adres 2] of naar [adres 4] .
2.12.14.
Deze twee punten (de wijze van procederen van [gedaagde] en het adres van Gamila Soap) zijn op zichzelf genomen echter naar het oordeel van de rechtbank niet genoeg om aan te nemen dat de overeenkomst dus een vervalsing is. Ze maken het standpunt van [gedaagde] c.s. wél minder aannemelijk.
De facturen van Get Voice in de boekhouding van Gamila Soap zijn onder verhullende omschrijvingen opgenomen in de administratie; de overeenkomst tussen Gamila Soap en
2.12.15.
De facturen van Get Voice zijn onder verhullende, onjuiste, omschrijvingen verwerkt in de administratie van Gamila Soap. De accountant heeft in een schriftelijke verklaring verklaard gewerkt te hebben in opdracht van [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat de administratie na zijn vertrek zou zijn aangepast, maar er is geen bewijsmiddel waaruit dat blijkt. De verklaring van de accountant spreekt het ook tegen. Bij die verklaring zit immers een opgave van mutaties. Daartoe behoren de betalingen voor de facturen van Get Voice met daarbij de onjuiste omschrijvingen. Ook dit pleit tegen het standpunt van [gedaagde] c.s.
2.12.16.
Verder stelt de curator onbetwist dat hij beschikt over een (redelijk compleet ogende) administratie van Gamila Soap en dat daarin de overeenkomst niet is terug te vinden. [gedaagde] zelf heeft, zo stelt de curator onbetwist, ook in die administratie gezocht naar de overeenkomst en die daarin niet gevonden. Er zijn verder geen whatsappsberichten of e-mails uit die periode in het geding gebracht waaruit blijkt dat er afspraken zijn gemaakt over een ERP- of telefoonsysteem. Deze procedure is aangevangen in 2018 en er was voor [gedaagde] c.s. alle aanleiding om ook toen al te kijken naar eventuele bewijsmiddelen. Ook dit pleit tegen hen.
Financiële situatie
2.12.17.
De curator beroept zich verder op de slechte financiële situatie van Gamila Soap in het voorjaar 2015. Die was inderdaad slecht. Het was zodanig slecht dat in mei 2015 Gamila B.V. is opgericht [8] met de bedoeling om de activiteiten van Gamila Soap over te nemen en de vorderingen op Gamila Soap te ontlopen [9] en dat [gedaagde] met [naam 2] afsprak dat hij zolang mogelijk zou wachten met de managementfacturen. [10] Men kan zich dus de vraag stellen of het verantwoord was om een bedrag van € 165.000,- uit te geven voor een ERP-systeem, zeker een systeem dat later niet goed bleek aan te sluiten bij de praktijk en daarom vervangen werd door Naiton. Feit is echter dat het bedrijf, ondanks de verliezen, in staat was om Get Voice te betalen in april, mei en juni 2015. Hoe dan ook, de rechtbank hecht in het kader van de bewijswaardering niet zwaar aan de financiële situatie van Gamila Soap. [naam 2] heeft in februari 2015 de aandelen in Gamila Soap verkregen en hij heeft [gedaagde] in maart 2015 bij Gamila Soap gehaald. Dat [naam 2] op dat moment toen nog hoop had voor het bedrijf ligt dan ook voor de hand. Zo bezien is de financiële situatie van Gamila Soap geen reden om aan te nemen dat [naam 2] in maart 2015 geen toestemming zou hebben verleend. Het daarop gerichte argument van de curator slaagt daarom niet.
Afrondend
2.12.18.
Absolute zekerheid valt er in dit dossier niet te krijgen. De vraag is uiteindelijk wat zwaarder moet wegen, de getuigenverklaringen van [naam 3] en [naam 6] met de notulen, die duidelijk in het voordeel van [gedaagde] c.s. pleiten, of de overige omstandigheden, die veelal meer pleiten in het voordeel van de curator. Voor de rechtbank weegt uiteindelijk het zwaarst dat uit de getuigenverklaringen overtuigend blijkt dat er werd gewerkt aan het Get Voice ERP-systeem, dat [naam 2] dat wist en dat [naam 2] volgens [naam 3] en de notulen heeft gezegd tegen [naam 3] dat hij € 200.000,- heeft geïnvesteerd in het systeem. Bij die stand van zaken is de lezing van [gedaagde] c.s. dat afgesproken is dat Get Voice betaald zou worden overtuigender dan de ontkenning daarvan door [naam 2] . De omstandigheden die er tegen pleiten, zijn, ook gezamenlijk genomen, naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om aan te nemen dat [naam 3] niet de waarheid spreekt over de investering en dat de notulen op dit punt foutief / vervalst zijn.
2.13.
De slotsom is dat de vordering van Gamila Soap, thans de curator, tot vergoeding van de vijf onder 2.11.1, genoemde facturen wordt afgewezen.
D.
Het verzoek om heroverweging
2.14.
[gedaagde] c.s. hebben de rechtbank verzocht om terug te komen van het oordeel in het derde tussenvonnis dat het [gedaagde] is geweest die een bedrag van in totaal € 20.000,- heeft opgenomen van de bankrekening van Gamila B.V. De curator concludeert tot afwijzing van dit verzoek. De beslissing waarvan [gedaagde] c.s. heroverweging verzoekt, betreft een genomen bindende eindbeslissing. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een dergelijke heroverweging. [gedaagde] c.s. hadden eerder in deze procedure een duidelijke uitleg moeten geven aan deze opnamen. Het is in strijd met de goede procesorde om daar nu nog op terug te komen.
E.
Slot
2.15.
De slotsom is dat [gedaagde] en Get Group alleen gehouden zijn tot betaling van € 96,50 en € 40,33 (zie r.o. 2.24 van het derde tussenvonnis) en € 20.000,- (zie r.o. 2.21 van het derde tussenvonnis). [11] Daar staat tegenover dat Get Group een op zich onbetwiste vordering heeft op Gamila Soap vanwege openstaande managementfacturen (zie r.o. 4.64 van het eerste tussenvonnis). Dit betreft € 3.190,- en € 16.500,- (zoals [gedaagde] c.s. onbetwist stellen in § 66 e.v. van hun conclusie van antwoord/eis).
2.16.
Gamila Soap heeft een beroep op verrekening gedaan (zie r.o. 4.64 van het eerste tussenvonnis). Dit beroep behoudt zijn betekenis ook na de latere faillietverklaring en heeft terugwerkende kracht tot het moment dat het recht op verrekening ontstond (zijnde de data van de twee managementfacturen, 1 januari 2017 respectievelijk 1 april 2017).
2.17.
Dit leidt tot de volgende berekening van het openstaande saldo per 1 april 2017:
  • Gamila Soap heeft recht op € 96,50 + € 40,33 + € 20.000,00;
  • de wettelijke rente over deze drie bedragen tot 1.1.2017 bedraagt € 406,07 (steeds berekend vanaf de datum van onttrekking);
  • per 1.1.2017 was de openstaande vordering van Gamila Soap dus € 20.542,90;
  • op 1.1.2017 strekt hierop € 3.190,- in mindering, resteert een vordering van Gamila Soap van € 17.352,90;
  • de rente over deze nieuwe hoofdsom tot 1.4.2017 bedraagt € 86,63, waardoor de vordering van Gamila Soap per die datum € 17.439,43 bedroeg;
  • op 1.4.2017 strekt hierop € 16.500,- in mindering, resteert een vordering van Gamila Soap van € 939,43.
2.18.
De vordering van de curator wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 939,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2017.
2.19.
De curator wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden als volgt begroot:
2.20.
De rechtbank zal de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
a. veroordeelt [gedaagde] en Get Group hoofdelijk om aan de curator € 939,43 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 april 2017 tot de dag van betaling,
veroordeelt de curator in de proceskosten van [gedaagde] c.s., tot op heden begroot op € 15.976,50, te vermeerderen, indien dit vonnis wordt betekend, met € 92,- en de betekeningskosten,
verklaart dit vonnis tot dusver uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
stelt vast dat de procedure nog steeds is geschorst op grond van artikel 29 Fw en verwijst de zaak ten aanzien van de reconventie naar de parkeerrol van 2 april 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Dit vonnis is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
901/1876

Voetnoten

1.De procedure in reconventie is geschorst als gevolg van het faillissement van Gamila Soap.
2.Zie r.o. 4.8 van het eerste tussenvonnis in combinatie met het derde tussenvonnis.
3.[naam 6] is met instemming van de getuige, partijen en de rechtbank in de Engelse taal gehoord.
4.Aanwezig:
5.Aanwezig: [naam 3] , [gedaagde] , [naam 7] en
6.De curator verklaarde over hetgeen hij van [naam 2] heeft gehoord, [naam 4] heeft niet met [naam 2] gesproken over de vervanging van het ERP-systeem en [naam 5] kon helemaal niets verklaren over het ERP-systeem.
7.De rechtbank onderkent dat ook voor [naam 6] geldt dat er veel tijd zit tussen zijn verklaring en de gebeurtenissen uit 2015/2016. Dat laat onverlet dat de verklaring van [naam 6] niet aannemelijk maakt dat de ‘make it happen’ opmerking gedaan zou zijn voor 25 maart 2015.
8.Productie 31 van de curator, niet betwist door [gedaagde] c.s.
9.Verklaring van [gedaagde] op de mondelinge behandeling van 10 oktober 2018.
10.Verklaring van [gedaagde] als getuige op 19 juli 2022.
11.De andere gedaagden in conventie zijn niet gehouden om deze bedragen te betalen.