In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2025, met zaaknummer ROT 24/9805, staat de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres centraal. Eiseres is door de minister van Infrastructuur en Waterstaat niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank oordeelt dat de minister dit terecht heeft gedaan. De bezwaartermijn begint te lopen bij de bekendmaking van het primaire besluit, en niet bij het toezenden van de stukken. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat eiseres geen gelijk krijgt in haar beroep.
Het procesverloop begint met een informatieverzoek van eiseres op 22 december 2023, waarop de minister op 7 mei 2024 een gedeeltelijk positief besluit heeft genomen. Eiseres heeft de stukken op 22 mei 2024 ontvangen en heeft op 2 juli 2024 bezwaar gemaakt, wat te laat was. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres, die stelt dat de bezwaartermijn pas begint te lopen bij ontvangst van de stukken. De rechtbank wijst deze stelling af en bevestigt dat de bezwaartermijn begint bij de bekendmaking van het primaire besluit.
De rechtbank concludeert dat de minister de bezwaartermijn correct heeft vastgesteld en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres krijgt geen terugbetaling van griffierecht en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.