ECLI:NL:RBROT:2025:6224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/10056
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wegslepen van voertuigen en kostenverhaal op eiseres in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2025, in de zaak ROT 24/10056, staat het wegslepen van de auto van eiseres centraal. Eiseres is het niet eens met het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen om haar auto te laten wegslepen en de kosten daarvan op haar te verhalen. Eiseres voert aan dat niet kan worden vastgesteld dat zij in strijd met enige bepaling heeft geparkeerd en dat haar auto niet naar een bij de gemeentelijke verordening aangewezen locatie is overgebracht. De rechtbank oordeelt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres het parkeerverbod heeft overtreden. De rechtbank stelt vast dat de auto op 8 april 2024 is aangetroffen op de Broekweg, waar onderborden waren geplaatst die het parkeerverbod aankondigden. De rechtbank concludeert dat de handelwijze van het college gerechtvaardigd was, ondanks dat de auto niet naar een bij de verordening aangewezen locatie is weggesleept. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De kosten van het wegslepen worden terecht op eiseres verhaald, en zij ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/10056

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, het college
(gemachtigde: [naam] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het wegslepen van de auto van eiseres en het verhalen van de kosten daarvan op eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Eiseres voert aan dat niet kan worden vastgesteld dat zij in strijd met enige bepaling heeft geparkeerd. Ook is haar auto niet naar een bij de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Vlaardingen houdende regels omtrent het wegslepen van voertuigen (de Verordening) aangewezen locatie overgebracht. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het wegslepen van de auto en het verhalen van de kosten daarvan op eiseres.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres het parkeerverbod heeft overtreden. Er hoeven geen gevolgen te worden verbonden aan het feit dat de auto niet naar een bij Verordening vastgelegde locatie is weggesleept
.Eiseres krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het college heeft de auto van eiseres laten wegslepen in verband met het parkeren in strijd met een parkeerverbod en de kosten van het wegslepen verhaald op eiseres. Met het bestreden besluit van 8 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Het college heeft op 25 maart 2024 onderborden geplaatst bij de E4-borden op de Broekweg in Vlaardingen. Deze borden hadden de tekst: “Parkeren verboden van 8 april 08:00 uur tot 15 april 15:00 uur.” Ook werd aangegeven dat de wegsleepregeling van kracht was. In de takelkaart van de verbalisant is opgenomen dat de auto van eiseres op 8 april rond 11:55 uur werd aangetroffen op de Broekweg. Ook is aangegeven dat de auto verwijderd moest worden in verband met een kermis. Het college heeft de auto op 8 april laten wegslepen naar [naam bedrijf] ( [naam bedrijf] ). Het college heeft in eerste instantie op 9 april 2024 bij eiseres een te hoog bedrag in rekening gebracht toen zij de auto heeft opgehaald en het college heeft dit gecorrigeerd met het besluit van 29 april 2024.
4. Het college heeft de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Het college stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een overtreding en dat dit uit de takelkaart blijkt die door de verbalisant is ingevuld. De auto is naar [naam bedrijf] weggesleept hoewel deze locatie niet in de verordening is opgenomen, omdat de eerste locatie uit de Verordening vol stond, het college niet meer met de tweede locatie samenwerkt en de derde locatie is opgeheven. Het college heeft hierdoor moeten zoeken naar een tijdelijke andere partij om mee samen te werken terwijl zij ondertussen via een aanbestedingsproces een permanente partij aan het zoeken is om mee samen te werken, wat veel tijd kost. De Verordening zal hierop worden aangepast en dat proces loopt. Het college telt zich op het standpunt dat eiseres hier geen nadeel van heeft ondervonden aangezien zij haar auto de volgende dag al heeft opgehaald. Ook heeft de gemachtigde van eiseres tijdens de hoorzitting verklaard dat eiseres geen extra kosten heeft gemaakt om de auto op te halen.
Toetsingskader
5. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college aannemelijk gemaakt dat sprake is van een overtreding?
6. Eiseres voert aan dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat een overtreding is begaan. Het college stelt dat eiseres geparkeerd stond aan de Broekweg ter hoogte van één of meerdere E4-borden, maar onderbouwt dat niet met bewijsstukken. Zo heeft het college bijvoorbeeld geen foto’s overgelegd waaruit een overtreding zou blijken. Het enkel tonen van algemene foto’s van de bebording en de mededeling dat de auto hinderlijk geparkeerd stond is onvoldoende. Ook wordt niet gemotiveerd waarom dit wel zo zou zijn.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de door het college overgelegde stukken blijkt dat de parkeerplaats voorzien was van één of meerdere E4-borden waaruit bleek dat de wegsleepregeling van kracht was op 8 april 2024. Op grond van artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het college een proces-verbaal op te maken van het meevoeren en opslaan van het voertuig. Het proces-verbaal dient op grond van artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen informatie te bevatten over het voertuig zelf, de plaats van waar, alsmede de datum en het tijdstip waarop het voertuig is verwijderd, de omstandigheden die de verwijdering noodzakelijk maakten, de staat van het voertuig en een summiere opsomming van losse voorwerpen in het voertuig. In de takelkaart die door het college ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit is deze informatie opgenomen. Het college heeft de kopie van het ingebrachte exemplaar, dat hier en daar wat slecht leesbaar is, op zitting toegelicht aan de hand van het originele exemplaar wat wel goed leesbaar is. De inhoud daarvan is door eiseres niet bestreden. Eiseres heeft desgevraagd ook niet meegedeeld waar haar auto dan wel heeft gestaan. Eiseres heeft niets concreets aangevoerd wat de rechtbank zou moeten doen twijfelen aan de inhoud van de takelkaart. Dat de naam van de verbalisant daarop is weggelakt, maak dit niet anders. Op basis van de hiervoor genoemde artikelen mocht het college uitgaan van de inhoud van de takelkaart. Dit maakt dat het college naar oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in strijd met het parkeerverbod geparkeerd stond.
Het voertuig is niet naar een bij de Verordening aangewezen locatie overgebracht
7. Volgens eiseres is de auto niet naar een bij de Verordening aangewezen locatie overgebracht ter bewaring. [naam bedrijf] is niet één van de drie wegsleeplocaties die in artikel 3 van de Verordening is opgenomen. Aangezien het college in strijd heeft gehandeld met de Verordening ontbreekt de grondslag voor het wegslepen van de auto.
7.1.
Op grond van artikel 173, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) dient het college bij gemeentelijke verordening nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en voorts de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat in de parlementaire geschiedenis op dit punt het volgende is opgenomen ten aanzien van een bewaarplaats:

In elk geval is het wel gewenst dat de bewaarplaats wordt aangewezen om de kans op onduidelijkheden daarover te minimaliseren en voorts dat uit de gemeentelijke verordening kan worden afgeleid wat aan kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, in rekening zal worden gebracht. Het ligt voor de hand dat met het oog daarop in de verordening tarieven worden vastgesteld.” [1]
De rechtbank maakt hieruit op dat de wetgever de verplichting tot het stellen van nadere regels met betrekking tot de bewaarplaats heeft opgenomen om te voorkomen dat belanghebbenden worden geconfronteerd met onduidelijkheid over waar hun voertuig wordt bewaard en onverwacht hoge kosten wanneer zij naar een andere en verder gelegen opslagplaats moeten reizen of genoodzaakt zijn door deze andere locatie de auto langer daar te laten staan. Het college heeft toegelicht dat zij wegens de omstandigheden, die hiervoor in onderdeel 4. zijn uiteengezet, niet in staat was om auto’s weg te slepen naar één van de drie in de Verordening aangewezen locaties en dat zij in het proces zit om de Verordening te wijzigen. Het college heeft aangetoond dat zij geen hogere kosten in rekening heeft gebracht dan die zijn opgenomen in de Verordening. Eiseres heeft de locatie kunnen vinden en zij heeft de auto de volgende dag opgehaald zonder verdere kosten te maken. Ook heeft het college het bedrag gecorrigeerd naar het laagste bedrag dat in artikel 4, eerste lid, van de Verordening is opgenomen en dat dit zou gebeuren heeft het college al voor het ingediende bezwaar aan eiseres meegedeeld. De rechtbank oordeelt op grond van het bovenstaande dat de handelwijze van het college in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. De auto is terecht weggesleept en de kosten daarvan zijn terecht op eiseres verhaald. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:29
[…]
2. Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
[…]
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 170
1. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
a. het belang van de veiligheid op de weg, of
b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of
c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
[…]
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden:
[…]
2. Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval
a. de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en
b. de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en voorts
c.de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.
Artikel 173
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden:
a. de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;
b. nadere regels vastgesteld over de registratie van gegevens in geval van toepassing van artikel 170, eerste lid;
c. nadere regels vastgesteld over de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en
d. de overige regels vastgesteld die voor de uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 nodig worden geacht.
2. Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval
a. de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en
b. de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en voorts
c. de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.
Besluit wegslepen van voertuigen
Artikel 5
Het proces-verbaal krachtens artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevat:
a. een summiere omschrijving van het in bewaring te stellen voertuig, waarbij in elk geval wordt vermeld:
1°. de kleur van het voertuig;
2°. indien op of aan het voertuig een kenteken is bevestigd, het kenteken, en
3°. indien het voertuig tot een bepaald merk behoort, het merk;
b. de plaats van waar, alsmede de datum en het tijdstip waarop het voertuig is verwijderd;
c. de omstandigheden die de verwijdering van het voertuig noodzakelijk maakten;
d. de staat van het voertuig voor de verwijdering, en
e. een summiere opsomming van de losse voorwerpen in het voertuig voor de verwijdering.
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Vlaardingen houdende regels omtrent wegslepen van voertuigen Wegsleepverordening Vlaardingen
Artikel 3 Plaats van bewaring voertuigen
Als plaatsen van bewaring van weggesleepte voertuigen worden aangewezen:
a. het bewaarterrein van de gemeente aan [adres 1];
b. het bewaarterrein van Logicx aan [adres 2];
c. het bewaarterrein van de politie aan [adres 3].
Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen
1. De kosten van het overbrengen van een voertuig naar het bewaarterrein van de gemeente en Logicx bedragen € 145,- en naar het bewaarterrein van de politie € 211,-.
[…]

Voetnoten

1.Toel. NvW, 23 491, nr. 6, p. 8-9.