ECLI:NL:RBROT:2025:6184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
10-034079-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het bezit en de handel in een grote hoeveelheid hard- en softdrugs vanuit een woonwijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het bezit van een grote hoeveelheid hard- en softdrugs en de handel daarin vanuit zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd vrijgesproken van wapenbezit, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond om de beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van negen maanden drugs heeft verhandeld vanuit zijn woning, waar ook minderjarige kinderen woonden. Dit leidde tot onveilige situaties en overlast in de woonwijk. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving meegewogen in de strafmaat. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen geldbedragen en wapens beoordeeld, waarbij de geldbedragen verbeurd zijn verklaard en de wapens onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-034079-25
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van
  • 2 (twee) jaren; en
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen geldbedragen en onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen wapens.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
In de kelderbox van de verdachte is een revolver en bijbehorende munitie aangetroffen. De verdachte had de beschikkingsmacht over die kelderbox en daarom ook over het wapen en de bijbehorende munitie. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat het wapen in zijn kelderbox lag en dat het daarom van de medeverdachte moet zijn, is onvoldoende onderbouwd en onaannemelijk. Het onder 3 ten laste gelegde moet daarom wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat er een wapen in zijn kelderbox lag. In de kelderbox werden verschillende verdovende middelen opgeslagen voor de handel. Zowel de verdachte als de medeverdachte waren regelmatig in de kelderbox (om voor de verkoop middelen te pakken). Uit het dossier blijkt dat het zeer vol en rommelig was in de kelderbox en dat het wapen niet direct zichtbaar was. Hoewel het dossier aanknopingspunten bevat om tot wettig bewijs te komen, ontbreekt bij de rechtbank de overtuiging om tot een bewezenverklaring te komen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij meermalen, in de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
heeft bewerkt en verwerkt en
verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
(handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende cocaïne en
(handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
18,56 kilogram van een materiaal
bevattende MDMA en 79,2 gram van
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en cocaïne
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij meermalen, in de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en
afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
(gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en
(gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hasjiesh en hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
5.
hij op 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad 1,45 kilogram (bruto) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd en 4,23 kilogram (bruto) hennep,
zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan (ook) worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
4
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
5
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid hard- en softdrugs en gedurende negen maanden de handel daarin vanuit zijn woning en de bijbehorende kelderbox. In die woning woonden ook minderjarige kinderen die aan de zorg van verdachte waren toevertrouwd. Om drugs te kopen, kwamen klanten de woning (kort) binnen. De verdachte heeft hierdoor niet voorzien in een veilige woonomgeving voor zijn kinderen. Daarbij vond de handel plaats midden in een woonwijk, met alle bijbehorende aanloop en overlast. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Bovendien zorgt de handel in drugs voor veel onrust in de maatschappij en is zeer nadelig voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast gaat het gebruik van en de handel in verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De op te leggen gevangenisstraf wijkt af van de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de volgende in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren:
  • een geldbedrag van € 400,- (goednummer [beslagnummer 1] );
  • een geldbedrag van € 700,- (goednummer [beslagnummer 2] );
  • een geldbedrag van € 395,- (goednummer [beslagnummer 3] );
  • een geldbedrag van € 500,- (goednummer [beslagnummer 4] );
  • een geldbedrag van € 550,- (goednummer [beslagnummer 1] ); en
  • een geldbedrag van € 575,- (goednummer [beslagnummer 5] ).
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd drie inbeslaggenomen wapens te onttrekken aan het verkeer, te weten:
  • een revolver met bijbehorende munitie (goednummer [beslagnummer 6] );
  • een (nep)vuurwapen (goednummer [beslagnummer 7] ); en
  • een stroomstootwapen (goednummer [beslagnummer 8] ).
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen geldbedragen zullen worden verbeurd verklaard. Deze bedragen behoren aan de verdachte toe. De verdachte kan de geldbedragen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en de rechtbank is van oordeel dat deze geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten moeten zijn verkregen.
De in beslag genomen wapens zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. De voorwerpen behoren toe aan de verdachte, althans zijn onder hem in beslag genomen. De wapens zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten en het feit waarvan hij werd verdacht maar is vrijgesproken aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 4:
  • een geldbedrag van €400,- (goednummer [beslagnummer 1] );
  • een geldbedrag van € 700,- (goednummer [beslagnummer 2] );
  • een geldbedrag van € 395,- (goednummer [beslagnummer 3] );
  • een geldbedrag van € 500,- (goednummer [beslagnummer 4] );
  • een geldbedrag van € 550,- (goednummer [beslagnummer 1] );
  • een geldbedrag van € 575,- (goednummer [beslagnummer 5] );
verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • een revolver met bijbehorende munitie (goednummer [beslagnummer 6] );
  • een (nep)vuurwapen (goednummer [beslagnummer 7] );
  • een stroomstootwapen (goednummer [beslagnummer 8] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter, voorzitter,
en mrs. A. Hello en C.M. Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M Turfboer en D.J. Boogert, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een of meer (handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
een of meer (handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 18,56 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of ongeveer 79,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3.
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te Dordrecht
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een
revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm flobert en/of
voor dat wapen geschikte munitie
voorhanden heeft gehad;
4.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een of meer (gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of
een of meer (gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hasjiesh en/of hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
5.
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1,45 kilogram (bruto), in elk geval een hoeveelheid
van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 4,23 kilogram (bruto),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet