ECLI:NL:RBROT:2025:6149

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
83-033291-22, 83-033305-22, 83-033303-22 e.v.
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing in klaagschriftenprocedures met betrekking tot verschoningsgerechtigde stukken

Op 22 mei 2025 heeft de meervoudige raadkamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam een beslissing genomen in de klaagschriftenprocedures met betrekking tot verschoningsgerechtigde stukken. De zitting vond plaats op 14 mei 2025, waar het onderzoek naar mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal in twee zaken werd besproken. De rechtbank ontving op 6 februari 2025 een opdracht om te onderzoeken hoeveel documenten in de zaken van [persoon A] (case 1) en [persoon B] (case 2) mogelijk verschoningsgerechtigd zijn. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er respectievelijk 3.904 en 2.017 bestanden zijn die mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal bevatten. De rechtbank concludeerde dat nader onderzoek wenselijk is en gaf de rechter-commissaris de opdracht om een kwantitatieve analyse uit te voeren van de documenten en de zoektermen die door de verdediging zijn aangeleverd. De rechtbank verzocht ook om duidelijkheid over de omgang van het onderzoeksteam met dit materiaal en om proces-verbalen op te stellen die de voortgang en procedures documenteren. De beslissing werd genomen door mr. J.H. Janssen, voorzitter, en mrs. C. Sikkel en J. van de Klashorst, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. Dijk. De uitspraak werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en per e-mail verzonden naar de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM

Team straf
Parketnummers: 83-033291-22 ( [persoon A] )
83-033305-22 ( [persoon B] )
83-033303-22 ( [persoon C] )
Raadkamernummers: 24-030910 ( [persoon A] )
24-030914 ( [persoon D] )
24-030916 ( [persoon E] )
24-030917 ( [persoon F] )
24-030918 ( [persoon G] )
24-031077 ( [persoon B] )
24-031094 ( [persoon D] )
24-031095 ( [persoon H] )
24-031098 ( [persoon I] )
24-030920 ( [persoon C] )
Beslissingvan de meervoudige raadkamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam, in de klaagschriftenprocedures op de voet van de artikelen 94, vierde lid juncto 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) van:
1.
[persoon A] , [persoon D] , [persoon E] , [persoon F] en [persoon G], op de zitting van 14 mei 2025 vertegenwoordigd door de advocaat [persoon F] ;
2.
[persoon B] , [persoon D] , [persoon H] en [persoon I], op de zitting van 14 mei 2025 vertegenwoordigd door de advocaat Kuyp;
3.
[persoon C], op de zitting van 14 mei 2025 vertegenwoordigd door de advocaten Spijkerman en de Koning.
Op de zitting van 14 mei 2025 is het onderzoek besproken dat na de op 6 februari 2025 door de rechtbank gegeven opdracht heeft plaatsgevonden naar de vraag hoeveel (mogelijk) verschoningsgerechtigde documenten er in de twee cases van de [gegevensdrager 1] ( [case 1] ) en [gegevensdrager 2] ( [case 2] ) van [persoon A] zitten.
In dat verband heeft de rechtbank onder andere kennisgenomen van het proces-verbaal [nummer proces-verbaal] van de geheimhoudersmedewerker, het proces-verbaal van bevindingen dat de rechter-commissaris hierop heeft opgesteld, en de stukken die in de hoofdzaak zijn ingebracht met betrekking tot de vragen zoals gesteld op pagina 31 van het proces-verbaal van de regiezitting in de hoofdzaak van 19 december 2024 over - kort gezegd - de logfunctie in de dataroom en de gevolgde procedure ten aanzien van de [gegevensdrager 1] en [gegevensdrager 2] .
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de reacties van de verdediging en het OM op de vragen die de rechtbank aan hen heeft gesteld per e-mail van 8 mei 2025.
Tijdens de zitting is aan de orde gesteld hoe het door de geheimhoudersmedewerker verrichte onderzoek moet worden geduid en of er naar aanleiding daarvan nader onderzoek nodig is.
De rechtbank stelt vast dat uit het door de geheimhoudersmedewerker verrichte onderzoek volgt dat in de cases [case 1] en [case 2] respectievelijk 3.904 en 2.017 bestanden staan die (mogelijk) verschoningsgerechtigd materiaal bevatten. Gelet op deze uitkomst is nader onderzoek, zoals door de verdediging verzocht, wenselijk.
De rechtbank geeft daartoe de volgende opdrachten:
1.
Nadere kwantitatieve analyse beperkt in tijd (2020-28 februari 2022)
De rechtbank verwijst de zaken naar de rechter-commissaris P.M. van Russen Groen met het verzoek om de geheimhoudersmedewerker opdracht te geven om het volgende onderzoek uit te laten voeren:
a. een kwantitatieve analyse te maken van het aantal hits dat naar voren komt bij het invoeren van de zoektermen, die staan op de door [persoon A] aangeleverde lijst(en), in de cases [case 1] en [case 2] waarbij de analyse in tijd beperkt wordt tot de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 februari 2022;
b. een kwantitatieve analyse te maken van het aantal documenten waarin (één of meer) zoektermen voorkomen van de door [persoon A] aangeleverde lijst(en) zowel in de cases [case 1] en [case 2] ) waarbij de analyse in tijd beperkt wordt tot de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 februari 2022;
c. een kwantitatieve analyse te maken van het soort document waarin (één of meer van) die zoektermen voorkomen waarmee wordt bedoeld of het een e-mail, een Word bestand, een PDF bestand et cetera betreft, zonder dat daarbij nadere informatie over de inhoud van de documenten wordt verstrekt waarbij de analyse in tijd beperkt wordt tot de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 februari 2022.
De rechtbank verzoekt de rechter-commissaris om daarbij aan de geheimhoudersmedewerker opdracht te geven om de uitkomsten van deze onderzoeken in een aanvullend proces-verbaal te relateren en op
dezelfde wijzeweer te geven als is gedaan in proces-verbaal [nummer proces-verbaal] en hem te vragen prioriteit aan deze onderzoeken te geven.
2.
Omgang van het onderzoeksteam met (mogelijk) verschoningsgerechtigd materiaal
De rechtbank wenst nadere duidelijkheid te krijgen over de omgang van het onderzoeksteam met (mogelijk) verschoningsgerechtigd materiaal. In dat verband verzoekt de rechtbank:
a. de rechter-commissaris om in een aanvullend proces-verbaal antwoord te geven op de vraag hoe vaak hij door of namens het onderzoeksteam is benaderd over (mogelijk) verschoningsgerechtigd materiaal in een (deel van een) bestand in de cases [case 1] en [case 2] ;
b. het OM om een proces-verbaal op te (laten) maken waarin wordt vastgelegd hoeveel van de respectievelijk 3.904 en 2.017 bestanden in de cases [case 1] en [case 2] ;
i. door het onderzoeksteam als mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal aan de rechter-commissaris zijn voorgelegd en
ii. door het onderzoeksteam zonder tussenkomst van de rechter-commissaris (op enigerlei wijze) zijn aangemerkt als verschoningsgerechtigd materiaal;
c. het OM om opdracht te geven om een proces-verbaal op te (laten) maken waarin wordt vastgelegd hoe het onderzoek is verlopen met betrekking tot de cases [case 1] en [case 2] vanaf het moment dat deze in beslag zijn genomen. Daarbij moeten de volgende vragen worden beantwoord:
i. wat is de procedure met betrekking tot het te verrichten onderzoek geweest?
ii. wat is de werkwijze met betrekking tot het te verrichten onderzoek geweest?
iii. welke personen zijn hierbij betrokken geweest?
iv. op welke manier zijn deze personen hierbij betrokken geweest?
De rechtbank merkt daarbij op dat aan deze personen in een later stadium mogelijk nadere vragen worden gesteld over een en ander.
d. het OM om opdracht te geven een proces-verbaal op te (laten) maken met antwoord op de volgende vragen:
i. waarom zijn de cases [case 1] en [case 2] in FTK Lab versie [versie A] geladen en niet in FTK Lab versie [versie B] ;
ii. welke gebruikershandelingen hebben op welke datum en door wie in de cases [case 1] en [case 2] plaatsgevonden;
iii. hoe lang hebben de onder ii. genoemde gebruikershandelingen plaatsgevonden;
iv. of ten aanzien van de twee cases [case 1] en [case 2] de logfunctie 1) op caseniveau en 2) op bestandsniveau niet is gebruikt en/of niet heeft aan gestaan en wat hiervoor de reden is.
3. verstaat dat de rechtbank na ontvangst van de resultaten in overleg met de procespartijen zal bepalen of en wanneer FTK lab [versie A] kan worden geschoond, opdat zo snel mogelijk (verdere) toegang aan de verdediging kan worden verleend tot deze dataroom;
4. houdt alle overige beslissingen op de klaagschriften aan.
Deze beslissing is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
mrs. C. Sikkel en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier.
Deze beslissing is op 22 mei 2025 op de openbare zitting uitgesproken en tevens per e-mail verstuurd naar de officier van justitie en de advocaten.