ECLI:NL:RBROT:2025:6143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/6981
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen werkplan wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, die zich ziek had gemeld terwijl zij een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidwet, had beroep ingesteld tegen een werkplan van het UWV. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was vanwege het ontbreken van procesbelang. Dit was het gevolg van het feit dat er op dat moment geen verplichtingen meer voor eiseres golden op basis van het werkplan en dat er geen uitvoering aan was gegeven. De rechtbank benadrukte dat het UWV wel de mogelijkheid heeft om opnieuw te onderzoeken naar re-integratiemogelijkheden voor eiseres.

Het procesverloop begon met een primaire beslissing van het UWV op 24 april 2023, waarbij eiseres werd aangemeld bij de re-integratiedienst. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond met een besluit op 10 oktober 2023. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak over de WIA-uitkering van 16 juli 2024, waartegen geen hoger beroep was ingesteld, kracht van gewijsde had. Dit betekende dat de medische gronden die eiseres aanvoerde buiten het geschil vielen.

De rechtbank concludeerde dat er geen situatie van geen benutbare mogelijkheden was en dat eiseres een re-integratieverplichting had. Aangezien het werkplan inmiddels verouderd was en er geen actuele verplichtingen golden, was er geen procesbelang meer voor eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. D. Akdemir),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. H. Woltman).

Samenvatting

De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het werkplan niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van procesbelang. Er gelden op dit moment geen verplichtingen meer voor eiseres op basis van het werkplan en is hieraan geen uitvoering gegeven. Dat neemt niet weg dat het UWV de mogelijkheid heeft om naar re-integratiemogelijkheden voor eiseres opnieuw te onderzoeken.

Procesverloop

Met het primaire besluit van 24 april 2023 heeft het UWV eiseres aangemeld bij de re-integratiedienst.
Met het bestreden besluit van 10 oktober 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een tweetal verweerschriften.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres, laatstelijk werkzaam als schoonmaakster, heeft zich ziek gemeld terwijl zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidwet, een heeft daarop aansluitend een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd.
1.1.
Met het besluit van 8 maart 2023 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend naar een mate van 80-100%, waarbij is vastgesteld dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Met het besluit van 10 oktober 2023 is het UWV bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en met de uitspraak van deze rechtbank van 16 juli 2024 (ROT 23/7639, partijen bekend) is haar beroep ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld.
1.2.
Het UWV heeft eiseres aangemeld bij de re-integratiedienst.
1.3.
Met het bestreden besluit heeft het UWV zijn standpunt, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 oktober 2023 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 oktober 2023, gehandhaafd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel omtrent de WIA-uitkering. Eiseres is volledig (100%) arbeidsongeschikt geacht. De arbeidsongeschiktheid is echter niet duurzaam en ten aanzien van de re-integratie is er geen situatie van geen benutbare mogelijkheden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om af te wijken van de eerder gestelde conclusie.
2. Eiseres voert in beroep aan dat haar medische situatie niet goed is beoordeeld en dat bij haar sprake is van een duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid. Zij is door haar beperkingen niet in staat om te re-integreren. De re-integratie is ook te belastend en zorgt voor een verslechtering van haar situatie.
3. Met de uitspraak van 16 juli 2024 is reeds beslist over de WIA-uitkering en de daartoe aangevoerde (medische) gronden. Eiseres heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de voornoemde uitspraak en derhalve heeft deze uitspraak kracht van gewijsde. Deze medische gronden vallen daarom buiten het geschil. In geschil is enkel de aanmelding bij de re-integratiedienst van eiseres door het UWV.
4. Omdat vaststaat dat bij eiseres op de datum in geding geen sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, is eiseres aangemeld bij de re-integratiedienst en heeft zij een re-integratieverplichting. [1] In deze procedure is het derhalve enkel mogelijk de vorm en inhoud van het werkplan aan te vechten, hetgeen niet door eiseres is gedaan. Het werkplan van 24 april 2023 ziet inmiddels op een situatie van tweeëneenhalf jaar geleden en heeft een beperkte houdbaarheid, gelet op de in het werkplan genoemde einddatum van oktober 2023. Op basis van hetgeen door eiseres is gesteld en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het UWV geen uitvoering heeft gegeven aan voornoemd plan en dat op dit moment geen verplichtingen gelden op basis van het werkplan. Dat neemt niet weg dat het UWV de mogelijkheid heeft de re-integratiemogelijkheden op basis van de huidige situatie nadere te onderzoeken. De rechtbank kan over de huidige integratiemogelijkheden in het kader van deze procedure geen oordeel geven. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in welk resultaat, dat voor eiseres feitelijke betekenis heeft, zij met deze procedure nog kan bereiken. Eiseres heeft daarom geen actueel procesbelang (meer) bij een beoordeling van haar beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook artikel 25 en artikel 26 Wet WIA.