ECLI:NL:RBROT:2025:6098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
11454944 CV EXPL 24-32187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen De Huischmeesters Zuid-Holland B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, De Huischmeesters, vorderde betaling van huurachterstanden van de gedaagde, die van 3 juni 2023 tot en met 8 april 2024 een woning aan [adres 1] in [plaats 2] huurde, en aansluitend vanaf 9 april 2024 een woning aan [adres 2] in [plaats 2]. De gedaagde heeft de huurachterstanden niet betwist, maar was niet aanwezig op de zitting op 21 maart 2025. De kantonrechter heeft vastgesteld dat De Huischmeesters de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft ingetrokken, omdat de gedaagde inmiddels niet meer in de woning woont.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 2.626,59 aan huurachterstanden, bestaande uit € 1.218,74 voor de woning aan [adres 1] en € 1.407,85 voor de woning aan [adres 2]. De kantonrechter heeft echter de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en rente afgewezen, omdat er sprake was van een oneerlijke bepaling in de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde geen incassokosten en rente hoeft te betalen, omdat de boetebepaling in de huurovereenkomst oneerlijk is en niet kan worden ingeroepen.

Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.204,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B.J.R. van Tongeren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11454944 CV EXPL 24-32187
datum uitspraak: 18 april 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
De Huischmeesters Zuid-Holland B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: [gerechtsdeurwaarder] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats 1] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘De Huischmeesters’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 november 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord.
1.2.
Op 21 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens De Huischmeesters mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden sociaal maatschappelijk beheerder bij De Huischmeesters, en de gemachtigde aanwezig. [gedaagde] is niet op de zitting verschenen.
1.3.
Na afloop van de zitting is [gedaagde] alsnog op de rechtbank verschenen. De personen die namens De Huischmeesters bij de zitting aanwezig waren, waren op dat moment niet meer op de rechtbank aanwezig en konden – ondanks pogingen daartoe – telefonisch niet meer worden bereikt. Het was daardoor niet mogelijk de zitting te heropenen.
1.4.
De kantonrechter ziet, gelet op het feit dat de huurachterstanden door [gedaagde] niet worden betwist en dat De Huischmeesters tijdens de zitting de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft ingetrokken, geen aanleiding om een nieuwe zitting te plannen. De kantonrechter heeft daarom bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft van 3 juni 2023 tot en met 8 april 2024 de woning aan [adres 1] in [plaats 2] van De Huischmeesters gehuurd. [gedaagde] heeft aansluitend vanaf 9 april 2024 de woning aan [adres 2] in [plaats 2] van De Huischmeesters gehuurd. De Huischmeesters stelt dat [gedaagde] ten aanzien van beide woningen een huurachterstand heeft laten ontstaan. De Huischmeesters eist dat [gedaagde] die huurachterstanden aan haar moet betalen. Daarnaast eist De Huischmeesters dat [gedaagde] , omdat hij niet op tijd heeft betaald, ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar moet betalen. Omdat [gedaagde] inmiddels niet meer in de woning aan [adres 2] in [plaats 2] woont, heeft De Huischmeesters de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning ingetrokken.
2.2.
[gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstanden betalen, maar hoeft geen vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en rente te betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet € 2.626,59 aan De Huischmeesters betalen
2.3.
De Huischmeesters stelt dat ten aanzien van de woning aan [adres 1] sprake is van een huurachterstand van € 1.218,74 en dat ten aanzien van de woning aan [adres 2] sprake is van een huurachterstand van € 1.407,85. [gedaagde] heeft dit niet betwist. De kantonrechter veroordeelt daarom [gedaagde] om deze huurachterstanden van in totaal € 2.626,59 aan De Huischmeesters te betalen.
2.4.
Doordat [gedaagde] niet aanwezig was op de zitting, hebben partijen niet de gelegenheid gehad om te onderzoeken of zij voor de huurachterstanden een betalingsregeling kunnen afspreken. De kantonrechter kan ook niet ambtshalve voor de huurachterstanden een betalingsregeling vaststellen in dit vonnis. Daarvoor moet De Huischmeesters namelijk toestemming geven en dat is hier niet gedaan (artikel 6:29 BW). [gedaagde] kan wel contact opnemen met de gemachtigde van De Huischmeesters om te vragen of De Huischmeesters alsnog een betalingsregeling wil afspreken.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.5.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In artikel 4.12 van beide huurovereenkomsten staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag De Huischmeesters daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [1] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] een boete van € 22,50 moet betalen als hij de huur niet op tijd betaalt. Op grond van de wet zou [gedaagde] als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. De Huischmeesters wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
Er zijn verder geen oneerlijke bepalingen
2.6.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan De Huischmeesters moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 496,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 238,00) en € 119,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.204,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat De Huischmeesters dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Huischmeesters te betalen € 2.626,59 aan huurachterstanden;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van De Huischmeesters worden begroot op € 1.204,54;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia).