ECLI:NL:RBROT:2025:6058

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11545577 CV EXPL 25-3345
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betalingsachterstand zorgverzekering door gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, VGZ, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens een betalingsachterstand van € 2.292,78 die is ontstaan door onbetaalde premies en zorgkosten. De gedaagde erkent de achterstand, maar betwist de hoogte ervan. Hij heeft inmiddels schuldhulpverlening ingeschakeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat VGZ voldoende bewijs heeft geleverd van de openstaande bedragen en dat de gedaagde niet heeft gereageerd op de stellingen van VGZ. Hierdoor is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat de gedaagde het bedrag van € 2.292,78 aan VGZ moet betalen, vermeerderd met rente en incassokosten van € 268,62. Daarnaast moet de gedaagde ook de proceskosten van € 1.041,14 vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11545577 CV EXPL 25-3345
datum uitspraak: 2 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Schiedam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 januari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met bijlagen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering bij VGZ, waarvoor hij (maandelijks) aan VGZ premies moet betalen. Ook moet hij nota’s betalen als er zorgkosten zijn vergoed die voor eigen risico komen, niet door de verzekering worden gedekt of waarvoor een eigen bijdrage geldt. [gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan. VGZ eist daarom in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan VGZ de achterstand te betalen, vermeerderd met rente, incassokosten en proceskosten. [gedaagde] erkent dat hij een achterstand heeft laten ontstaan, maar weet niet of de hoogte van de achterstand klopt. Inmiddels heeft [gedaagde] schuldhulpverlening ingeschakeld om hem te helpen met zijn schulden.
[gedaagde] moet € 2.292,78 aan achterstand aan VGZ betalen
2.2.
VGZ heeft een overzicht van de openstaande premies en zorgkostennota’s en de facturen die naar [gedaagde] zijn gestuurd in deze procedure ingebracht. Hieruit volgt dat [gedaagde] een achterstand van € 2.292,78 heeft laten ontstaan. Ook heeft VGZ laten weten dat er weliswaar een regeling met [gedaagde] was afgesproken, maar dat deze regeling is vervallen. [gedaagde] heeft, ondanks dat hij die mogelijkheid had, niet meer gereageerd op de bijlagen en stellingen die VGZ bij haar repliek in de procedure naar voren heeft gebracht. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat die bijlagen en stellingen kloppen en dat er dus een achterstand van € 2.292,78 bestaat. Dit bedrag moet [gedaagde] aan VGZ betalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 268,62 (incl. btw) betalen
2.3.
De incassokosten van € 268,62 (incl. btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.4.
De rente wordt toegewezen, omdat VGZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet in totaal € 2.475,91 betalen
2.5.
[gedaagde] heeft aan VGZ, of aan haar gemachtigde, een bedrag van € 260,78 betaald. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de hiervoor genoemde bedragen. Dit betekent dat [gedaagde] in totaal een bedrag van € 2.475,91 aan VGZ moet betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan VGZ moet betalen op € 146,14 aan dagvaardingskosten, € 385,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.041,14. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat VGZ dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen € 2.475,91 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.292,78 vanaf 6 januari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van VGZ worden begroot op € 1.041,14;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
37555