ECLI:NL:RBROT:2025:6042

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11524543 CV EXPL 25-2344
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand en ontruiming van de woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Maasdelta Groep en twee gedaagden, die zelf procederen. De eiseres, Maasdelta, heeft een huurachterstand van € 5.038,20 geconstateerd bij de gedaagden, die sinds 29 augustus 2022 een woning huren. De huurachterstand werd niet betwist door de gedaagden, die stelden dat hun betalingsproblemen voortkwamen uit persoonlijke omstandigheden, waaronder psychische problemen en beslaglegging op hun uitkering. Ondanks hun beweringen dat zij inmiddels weer over voldoende inkomen beschikken, was dit niet terug te zien in hun betaalgedrag van de afgelopen maanden. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, en dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagden niet aan de verhuurder konden worden tegengeworpen. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld om de huurachterstand te betalen, de woning te ontruimen en een gebruiksvergoeding te betalen tot de ontruiming. Tevens zijn de gedaagden in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.337,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11524543 CV EXPL 25-2344
datum uitspraak: 9 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Maasdelta Groep,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
woonplaats: Maassluis,
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘Maasdelta’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 januari 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • de akte van Maasdelta van 18 maart 2025, met één bijlage.
1.2.
Op 11 april 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens de gemachtigde van Maasdelta [naam] aanwezig. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in persoon verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren sinds 29 augustus 2022 de woning aan de [adres] van Maasdelta. De huur bedraagt momenteel € 494,36 per maand. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wonen samen met hun twee zonen in de woning. Op dit moment is er een huurachterstand. Maasdelta eist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die huurachterstand betalen en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt om de woning te ontruimen. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de huur niet op tijd hebben betaald, eist Maasdelta dat zij ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar moeten betalen.
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn het niet eens met de eis van Maasdelta. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat de huurachterstand het gevolg is van verschillende persoonlijke omstandigheden. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt hun inwonende minderjarige zoon bedreigd en is hij in de afgelopen jaren verschillende keren slachtoffer geworden van geweld. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft het gezin als gevolg van die situatie enige tijd onder moeten duiken en hebben [gedaagde 1] en hun minderjarige zoon door deze gebeurtenissen psychische problemen. Daarnaast is er beslag gelegd op de uitkering van [gedaagde 1] , waardoor het gezin lange tijd onvoldoende inkomsten had om de huur te kunnen betalen. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft het gezin inmiddels weer voldoende inkomsten en is [gedaagde 2] bezig met schuldhulpverlening.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten van de kantonrechter de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten een huurachterstand van € 5.038,20 betalen
2.4.
Maasdelta stelt dat er, berekend tot en met april 2025, sprake is van een huurachterstand van € 5.038,20. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben dit niet betwist. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat dit bedrag klopt en veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om deze huurachterstand aan Maasdelta te betalen.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.5.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verplicht waren om de huur op tijd te betalen en dat niet hebben gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1]
2.6.
In dit geval weegt zwaar mee dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de afgelopen 14 maanden slechts vier keer de huur (gedeeltelijk) hebben betaald. Hierdoor is inmiddels sprake van een grote huurachterstand. Hoewel [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tijdens de zitting hebben toegelicht dat [gedaagde 2] en hun eveneens inwonende meerderjarige zoon sinds kort werk hebben en het gezin daardoor inmiddels voldoende inkomen heeft om de huur te kunnen betalen, is dat niet terug te zien in het betaalgedrag van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van de afgelopen maanden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben immers sinds december 2024 in het geheel geen huur meer aan Maasdelta betaald. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben, met andere woorden, niet laten zien dat zij de lopende huur kunnen betalen en een begin kunnen maken met het aflossen van de huurachterstand. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te maken hebben met – heftige – persoonlijke omstandigheden die bijgedragen hebben aan het ontstaan van de huurachterstand. Deze omstandigheden kunnen echter niet aan Maasdelta als verhuurder worden tegengeworpen. Datzelfde geldt ook voor de omstandigheid dat de minderjarige zoon van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de woning verblijft. Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) moet bij een beslissing als de onderhavige, die betrekking heeft op de woonruimte van een minderjarig kind, het belang van het kind weliswaar een eerste overweging zijn, maar dat betekent niet dat de enkele aanwezigheid van een minderjarig kind zonder meer aan ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning in de weg staat. In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat, gelet op de hoogte van de huurachterstand en het betaalgedrag van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van de afgelopen maanden, niet van Maasdelta kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst blijft voortzetten.
2.7.
Maasdelta heeft tijdens de zitting uitgelegd dat het niet haar insteek is om de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te ontruimen, maar dat zij – om die ontruiming te voorkomen – wel verlangt dat de lopende huur maandelijks volledig en op tijd wordt betaald én dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een begin maken met het afbetalen van de huurachterstand. Maasdelta heeft aangegeven dat zij over een ontruimingstitel wenst te beschikken als ‘stok achter de deur’.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.8.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning met al hun spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een gebruiksvergoeding van € 494,36 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Maasdelta heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een vergoeding moeten betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoeven geen incassokosten en rente te betalen
2.9.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In artikel 17 van de algemene huurvoorwaarden van Maasdelta staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Maasdelta daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een boete van € 28,00 per kalenderdag moeten betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst en de bijbehorende algemene huurvoorwaarden voldoen. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zouden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als zij te laat betalen alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Maasdelta wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hierdoor oneerlijk.
Er zijn verder geen oneerlijke bepalingen
2.10.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan Maasdelta moeten betalen op € 146,43 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 542,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 271,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.337,43. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Maasdelta dat eist en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan Maasdelta te betalen € 5.038,20 aan huurachterstand tot en met april 2025;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde 1] en Maasdelta om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Maasdelta te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om vanaf mei 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Maasdelta te betalen € 494,36 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Maasdelta worden begroot op € 1.337,43;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia).