ECLI:NL:RBROT:2025:601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/10/677763 / HA ZA 24-344
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor diefstal van lading zonnepanelen tijdens internationaal wegvervoer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Botlek Logistics B.V. en Carolina Logistics EU Sp. Z.O.O. over de aansprakelijkheid voor de diefstal van een lading zonnepanelen. Botlek, als expediteur, had een overeenkomst gesloten met Carolina voor het vervoer van 620 zonnepanelen van Nederland naar Duitsland. De lading werd echter gestolen tijdens het vervoer, wat leidde tot een vordering van Botlek op Carolina voor de schade van € 103.788,00, vermeerderd met rente en expertisekosten. Carolina voerde verweer en stelde dat zij niet aansprakelijk was vanwege overmacht, aangezien de diefstal het gevolg was van identiteitsfraude door een derde partij. De rechtbank oordeelde dat Carolina als vervoerder aansprakelijk was op grond van artikel 17 lid 1 van het CMR-verdrag, omdat de schade voortkwam uit opzet of schuld. De rechtbank verwierp het beroep op overmacht, aangezien Carolina niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de diefstal te voorkomen. De rechtbank kende de vordering van Botlek toe en veroordeelde Carolina tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders onder het CMR-verdrag en de gevolgen van identiteitsfraude in de transportsector.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/677763 / HA ZA 24-344
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOTLEK LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
CAROLINA LOGISTICS EU SP Z.O.O.,
gevestigd te Bydgoszcz (Polen),
gedaagde,
advocaat mr. T.G.L.M. Meevis te Eindhoven.
Partijen worden hierna Botlek en Carolina genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
de dagvaarding van 20 oktober 2023, met producties 1 tot en met 6;
de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
de brief van de rechtbank van 14 juni 2024 met daarin de oproep voor de mondelinge behandeling van 24 oktober 2024;
het bericht van de rechtbank van 10 september 2024 met daarin een zittingsagenda.
1.2.
Op 24 oktober is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam 1] (directeur Botlek), mr. B. Bosma, mr. S.B. Metzelaar en mr. Van Waasbergen namens Botlek, [naam 2] (directeur Carolina), mr. T.G.L.M. Meevis namens Carolina en een tolk voor [naam 2]. Tijdens de mondelinge behandeling zijn namens Botlek spreekaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Botlek levert onder meer diensten als expediteur in het goederenvervoer. Carolina houdt zich bezig met het vervoer van goederen over de weg.
2.2.
Krannich Solar GmbH & Co KG (hierna: Krannich) heeft in maart 2023 een lading van 620 zonnepanelen en toebehoren met een gewicht van 17.670 kg en een factuurwaarde van € 103.788,00 (hierna: de lading) verkocht aan GebBa Wärme GmbH.
2.3.
Krannich heeft Herfurth Logistics B.V. (hierna: Herfurth) ingeschakeld voor het verzorgen van de import, opslag en het vervoer van de lading. Herfurth heeft het vervoer en de fysieke opslag uitbesteed aan VDH Warehousing & Logistics B.V. (hierna: VDH). VDH heeft op haar beurt Botlek ingeschakeld voor het verzorgen van het wegvervoer van de lading van het warehouse van VDH in de gemeente Goeree-Overflakkee (Nederland) naar een bedrijfslocatie van Geiger in Duitsland (hierna: het vervoer).
2.4.
Botlek heeft het vervoer aangeboden op het digitale vervoerplatform Teleroute en Carolina heeft de opdracht geaccepteerd. Carolina heeft het vervoer vervolgens uitbesteed aan een vervoerder uit Tsjechië, [naam 3] (hierna: [naam 3]), die het vervolgens ook heeft uitbesteed aan een andere in Tsjechië gevestigde vervoerder Paola Trans car s.r.o. (hierna: Paola).
2.5.
Voor het vervoer is een CMR-vrachtbrief opgemaakt, waarbij VDH als afzender, Geiger als geadresseerde en Paola als vervoerder is ingevuld.
2.6.
Op 20 maart 2023 liet Carolina per e-mail aan Botlek weten dat de lading is gestolen.
2.7.
In reactie hierop berichtte Botlek op dezelfde dag per e-mail aan Carolina dat zij haar aansprakelijk houdt voor de schade als gevolg van de diefstal ter hoogte van € 103.788,00.
2.8.
In een rapport van 15 juni 2023 van een door Botlek aangestelde surveyor wordt onder meer het volgende vermeld:

Cause of the damage:
(…) Your insured gave instructions to Carolina Logistics via the freight trading platform of Teleroute. Before your insured had send the transport instructions they asked for the company registration and insurance documents which were received by them and checked.
Without acknowledgement of your insured Carolina Logistics themselves also placed an advertisement on a freight trading platform. They were contacted via e-mail by [naam 3] of "Soukromy dopravce z CR" who asked about the availability and best price for this transport.
When the price (€ 800.00) was agreed the details of the truck, trailer and driver were shared and the consignment was loaded the next morning. According to Carolina Logistics they had not worked with this company before. They asked for registration and insurance documents as well. The received documents however turned out to be manipulated. The details of the company were used on fake / forged documents.
During our investigation we came across a similar case in which the name of [naam 3] was used. Also here a stamp of the company "Paola Trans" was used on the documents.
Police investigation
We have shared all of our details with the police. Your insured tried to report the theft to the Dutch police but was informed that because the theft was already reported by Carolina Logistics there was no need to.
No copy of the police report or information on the police investigation was received by us.
We disagree with this and are of the opinion that because the theft took place in the Netherlands there should also be a registration of the theft in the Netherlands. We informed the specialised taskforce of the Dutch National Police who is focussing on this type of transport crime. They informed us that we should be able to report the crime locally but based on our information they could also process all information in an internal report which most likely is better used / investigated than when the crime is reported to a local police department who does not have the capacity to investigate into this theft.
We have seen a large increase in the number of thefts carried out in this way in recent months. We have had extensive contact with the police about this on several occasions and have also put all our findings on paper at their request.
In its investigation, the police managed to link the thefts to a Romanian group. This concerns organized crime in which persons of Turkish origin from the vicinity of Brussels, Belgium are also involved.
The group uses the name of several Eastern European transport companies. Sometimes, however, the name of small Dutch carriers is also used. The group uses different trucks and trailers. These are equipped with stolen or forged license plates.
In the meantime, we are investigating several similar thefts. It has been agreed with the police to discuss all these matters with them and to conduct further investigations with them. In the meantime, a number of people and companies are already in the picture who may be negatively involved in this.
Conclusion:
The consignment was stolen while under the custody to Carolina Logistics. Considering the elapsed time we are of the opinion that these goods should be considered definitely lost.”

3.Het geschil

3.1.
Botlek vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. oordeelt dat Carolina jegens Botlek aansprakelijk is voor de volledige schade die Botlek lijdt of zal lijden ten gevolge van het verdwijnen van de lading, daaronder begrepen enig schikkingsbedrag dat Botlek zal moeten betalen ten gevolge van het verdwijnen van de lading, vermeerderd met ten behoeve van enige schikking gemaakte onkosten en de CMR rente van 5% gerekend vanaf 20 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening;
II. Carolina veroordeelt tot betaling aan Botlek van een bedrag in hoofdsom ad € 103.788,00, te vermeerderen met de CMR rente van 5% gerekend vanaf 20 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening;
III. Carolina veroordeelt tot vergoeding aan Botlek van de gemaakte expertisekosten van € 1.950,00, te vermeerderen met de CMR rente van 5% te rekenen vanaf de datum van de dagvaarding;
IV. Carolina veroordeelt tot betaling aan Botlek van de (na)kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Botlek heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij haar vordering onder I intrekt. De rechtbank laat deze vordering dan ook verder buiten beschouwing.
3.3.
Carolina voert verweer en concludeert tot het ongegrond verklaren van de vorderingen van Botlek en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het veroordelen van Botlek in de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Hierna worden de standpunten van partijen voor zover dat relevant is voor de beoordeling van het geschil weergegeven.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijke recht

4.1.
Het betreft een internationale zaak, aangezien Botlek in Nederland is gevestigd en Carolina in Polen. De rechtbank zal daarom eerst ambtshalve haar bevoegdheid en het toepasselijke recht vaststellen.
4.2.
Beide partijen hebben hun woonplaats in een EU-lidstaat, zodat de bevoegdheid in beginsel op basis van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel I bis-Vo) moet worden bepaald.
4.3.
Het CMR is een bijzonder verdrag in de zin van artikel 71 Brussel I bis-vo en gaat, indien van toepassing, dus voor op de bevoegdheidsregeling van Brussel I bis-vo zelf. Partijen twisten echter over de vraag of Carolina in haar rechtsverhouding tot Botlek als vervoerder of als expediteur heeft gehandeld.
4.4.
Voor zover sprake is van een vervoerovereenkomst tussen Botlek en Carolina is tussen partijen niet in geschil dat de lading over de weg is vervoerd en dat zowel de plaats van inontvangstneming als de plaats van aflevering in een bij het CMR-verdrag partij zijnd land zijn gelegen. Het CMR-verdrag is in dat geval dwingendrechtelijk van toepassing (artikel 1 CMR). De rechtbank is dan bevoegd op grond van artikel 31 lid 1 sub b CMR jo artikel 630 Rv omdat de plaats van inontvangstneming van de lading in de gemeente Goeree-Overflakkee, en daarmee binnen het arrondissement Rotterdam, is gelegen.
Voor zover sprake is van een expeditie-overeenkomst geldt dat Carolina in deze procedure is verschenen en de bevoegdheid van deze rechtbank niet heeft betwist, zodat de rechtbank zich op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo bevoegd kan verklaren.
4.5.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling eenstemmig een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht; dit geldt zowel ten aanzien van de vraag of sprake is van vervoer of expeditie als ten aanzien van het recht dat inhoudelijk (aanvullend op het CMR) van toepassing is.
Vervoer of expeditie?
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Carolina betoogd dat zij in haar rechtsverhouding tot Botlek moet worden aangemerkt als expediteur, omdat zij feitelijk als expediteur heeft gehandeld door het vervoer uit te besteden. Volgens Botlek is Carolina de overeenkomst aangegaan als vervoerder en moet zij daarom ook als vervoerder worden aangemerkt.
4.7.
Om vast te kunnen stellen of de door Carolina op zich genomen verplichtingen die van een vervoerder of van een expediteur zijn, dient de betreffende overeenkomst te worden uitgelegd. Het komt daarbij aan op de zin die partijen bij die overeenkomst onder de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de aard van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.8.
Indien Carolina uitsluitend als expediteur wenste op te treden en niet als vervoerder, diende zij zich bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk als expediteur aan Botlek te presenteren. Botlek bood via het digitale vervoerplatform Teleroute een transportopdracht voor het wegvervoer van de lading aan en Carolina heeft deze opdracht geaccepteerd. Als onweersproken staat vast dat Carolina bij het sluiten van de overeenkomst met Botlek op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt dat zij als expediteur zou optreden danwel expediteur is. Carolina heeft niets aangevoerd waaruit volgt dat zij zich als expediteur aan Botlek heeft gepresenteerd. De rechtbank oordeelt daarom dat Botlek er op mocht vertrouwen dat Carolina optrad als vervoerder. De tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden gekwalificeerd als vervoerovereenkomst als bedoeld in artikel 1 CMR.
Aansprakelijkheid en het beroep op overmacht
4.9.
Botlek heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Carolina als vervoerder onder de vervoerovereenkomst jegens haar aansprakelijk is op grond van artikel 17 lid 1 CMR voor het ontstaan van schade aan, althans het verdwijnen van, de lading tijdens de vervoerperiode. Carolina is volgens Botlek verantwoordelijk voor het handelen van de ondervervoerders [naam 3] en/of Paola (artikel 3 CMR). Uit artikel 29 CMR volgt dat Carolina zich niet mag beroepen op uitsluiting of beperking van de aansprakelijkheid indien de schade voortspruit uit opzet of uit schuld, zoals bij diefstal het geval is, aldus Botlek.
4.10.
Carolina beroept zich op overmacht in de zin van artikel 17 lid 2 CMR, aangezien zij het verlies van de lading niet heeft kunnen vermijden. Iemand heeft zich ten onrechte als [naam 3] voorgedaan (identiteitsfraude) en diegene heeft aan Carolina valse documenten verstrekt. Volgens Carolina heeft zij redelijke maatregelen genomen om te voorkomen dat de goederen zouden verdwijnen, door onder meer de ontvangen documenten te controleren, maar alles wees erop dat zij te maken had met een legitieme vervoerder. Carolina kan daarom niet worden beticht van opzet of schuld in de zin van artikel 29 CMR. Zij kan ook niet aansprakelijk zijn voor fraudeurs of criminele groepen, omdat deze niet tot de personen als bedoeld in artikel 3 CMR behoren. Er was volgens Carolina geen juridische of contractuele relatie tussen haar en de fraudeurs en zij hebben dus ook niet namens haar gehandeld.
4.11.
Daargelaten of Carolina heeft aangetoond dat zij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen, is de rechtbank van oordeel dat het handelen (het (laten) stelen/verduisteren van de lading) van [naam 3] op grond van artikel 3 CMR voor rekening komt van Carolina nu zij [naam 3], althans een partij die zich uitgaf voor [naam 3], heeft ingeschakeld voor het vervoer en deze door de zending in ontvangst te nemen heeft gehandeld in de uitoefening van haar werkzaamheden. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 3], althans een partij die zich uitgaf voor [naam 3], de lading (opzettelijk) heeft gestolen/verduisterd of laten stelen/verduisteren. Deze opzet wordt aan Carolina toegerekend zodat zij ingevolge artikel 29 lid 1 juncto 3 CMR geen beroep kan doen op overmacht.
4.12.
De rechtbank oordeelt dat Carolina onbeperkt aansprakelijk is jegens Botlek voor de volledige schade ten gevolge van het verdwijnen van de lading.
Schade
4.13.
Botlek vordert onder II de betaling van € 103.788,00, te vermeerderen met de CMR rente van 5% gerekend vanaf 20 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening. Zij heeft de verkoopfactuur behorende bij deze verkoop overgelegd waarop dit bedrag staat vermeld. Daarnaast vordert Botlek onder III de betaling van de door haar gemaakte expertisekosten van € 1.950,00, te vermeerderen met de CMR rente van 5% te rekenen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.14.
Carolina betwist dat de prijs op de verkoopfactuur kan worden gebruikt om de hoogte van de schade vast te kunnen stellen. De schade omvat volgens haar slechts de inkoop- of productiewaarde aangezien Krannich een nieuwe lading zonnepanelen zou kunnen leveren. Er was ten tijde van de diefstal een overcapaciteit aan zonnepanelen beschikbaar, aldus Carolina.
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 23 CMR bepaalt dat de schadevergoeding wordt berekend naar de waarde van de goederen op de plaats en het tijdstip van de inontvangstneming. De waarde kan worden vastgesteld volgens de gangbare marktprijs. Volgens Botlek blijkt deze marktprijs uit de verkoopfactuur en is het daarop genoemde bedrag de inkoopwaarde voor de vorderingsgerechtigde partij die uiteindelijk de schade in haar vermogen heeft geleden. Carolina heeft naar het oordeel van de rechtbank, met haar stelling dat Krannich een nieuwe lading zonnepanelen zou kunnen leveren, onvoldoende gemotiveerd betwist dat de verkoopfactuur representatief is voor de waarde van de goederen. De rechtbank sluit bij de begroting van de schade daarom aan bij het bedrag zoals genoemd op de verkoopfactuur, te weten € 103.788,00. Conform artikel 27 lid 1 CMR is hierover de CMR-rente van 5% verschuldigd vanaf de dag waarop de vordering schriftelijk bij haar is ingediend. Dat is in dit geval 20 maart 2023 (zie onder 2.7). De vordering onder II wordt dan ook toegewezen.
4.16.
Daarnaast komen de door Botlek gemaakte expertisekosten van € 1.950,00 voor vergoeding in aanmerking. Hierover is de CMR-rente verschuldigd vanaf de datum van de dagvaarding, te weten 20 oktober 2023. Dit betekent dat ook de vordering onder III wordt toegewezen.
Proceskosten
4.17.
Carolina zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Botlek worden begroot op:
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat € 3.858,00 (2 punten × tarief € 1.929,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 10.759,73
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Botlek dat eist en Carolina daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Carolina om aan Botlek te betalen een bedrag van € 103.788,00 (honderden drieduizend zevenhonderdachtentachtig euro), vermeerderd met de CMR-rente van 5% per jaar vanaf 20 maart 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Carolina om aan Botlek te betalen een bedrag van € 1.950,00 (duizendnegenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de CMR-rente van 5% per jaar vanaf 20 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Carolina in de proceskosten van € 10.759,73, te betaling binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Carolina niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Carolina € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt Carolina in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2025.
3597/2459