ECLI:NL:RBROT:2025:5991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
10/263436-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben van (virtuele) kinderporno met partiële vrijspraak van toegang verschaffen tot kinderporno en schending van redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben van (virtuele) kinderporno. De verdachte, geboren in 1975 en woonachtig in Papendrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. A.H.J. Strak. De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, eiste een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, maar heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het zich toegang verschaffen tot dit materiaal. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de toegang niet overtuigend was. De verdachte had bekend dat hij kinderpornografisch materiaal had gedownload en in zijn bezit had, maar de rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Dit leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/263436-21
Datum uitspraak: 14 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het in bezit hebben van de ten laste gelegde afbeeldingen en virtuele creaties in de periode van 1 januari 2020 tot 8 juni 2020, nu uit het dossier niet volgt op welk tijdstip en gedurende welke periode de verdachte voornoemde afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. De verdediging heeft zich voorts voor wat betreft de bewezenverklaring van het in bezit hebben van de ten laste gelegde afbeeldingen en virtuele creaties op 8 juni 2020 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Daarnaast heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit van het zich toegang verschaffen tot kinderpornografisch beeldmateriaal in de ten laste gelegde periode, nu uit het dossier niet valt af te leiden of de verdachte zich – voor zover hij zich in de ten laste gelegde periode toegang zou hebben verschaft tot een Tor-netwerk – ook daadwerkelijk toegang heeft verschaft tot kinderpornografisch beeldmateriaal.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
Partiële vrijspraak betreffende het ‘zich de toegang verschaffen’
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onderdeel ‘zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft’ tot kinderpornografisch materiaal in de ten laste gelegde periode niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier volgt immers niet dat het toegang verschaffen tot kinderpornografisch beeldmateriaal in de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. De verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Virtuele kinderpornografische afbeeldingen
Bij de beoordeling of de ten laste gelegde seksuele handelingen van virtuele creaties van minderjarigen afbeeldingen van kinderpornografische aard zijn, heeft de rechtbank het uitgangspunt gehanteerd zoals dat door de Hoge Raad is neergelegd in zijn arrest van 8 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3483). Op grond van de wetsgeschiedenis van artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het bestanddeel ‘schijnbaar betrokken’ in de delictsomschrijving van artikel 240b (oud) Sr meebrengt dat onder deze strafbepaling ook is begrepen een realistische afbeelding van een niet-bestaand kind, in de zin dat de afbeelding niet van echt is te onderscheiden. Computeranimaties vallen derhalve onder de reikwijdte van artikel 240b Sr als deze
op het eerste gezichtniet van echt zijn te onderscheiden. Dit criterium heeft de rechtbank ook gehanteerd in raadkamer bij het bestuderen van de in de tenlastelegging opgenomen afbeeldingen van virtuele creaties. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond daarvan sprake van afbeeldingen waarop seksuele handelingen zichtbaar zijn van personen die wel de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar hebben bereikt, die op het eerste gezicht realistisch en niet van echt te onderscheiden zijn. De rechtbank acht ook deze afbeeldingen bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken en dus kinderpornografisch van aard. Het voorgaande maakt dat deze virtuele kinderpornografische afbeeldingen dus ook onder de reikwijdte van artikel 240b (oud) Sr vallen.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft – ook op de terechtzitting – bekend dat hij kinderpornografisch beeldmateriaal in bezit heeft gehad. Hij heeft daarover verklaard dat hij met een script een bulk pornografisch beeldmateriaal binnenhaalde, dat het een paar dagen duurde voordat het materiaal binnen was en dat hij het materiaal vervolgens ging screenen. Tijdens het screeningsproces is hij wel eens kinderpornografisch materiaal tegengekomen. Hij heeft verklaard dat hij dat materiaal dan verwijderde, maar ook dat het kan zijn dat hij bepaalde afbeeldingen niet heeft verwijderd en ergens heeft opgeslagen. Een paar dagen voor zijn aanhouding heeft hij het virtuele kinderpornografische beeldmateriaal gedownload, omdat hij vond dat het mooi was gemaakt.
Het in bezit hebben van kinderpornografisch beeldmateriaal
Met de officier van justitie (en deels ook met de verdediging) is de rechtbank van oordeel dat het in bezit hebben van de ten laste gelegde (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen kan worden bewezen. Bij de aanhouding van de verdachte in zijn woning op 8 juni 2020 zijn gegevensdragers in beslag genomen, waarop de in de tenlastelegging genoemde (virtuele) afbeeldingen zijn aangetroffen. Uit het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant] volgt dat alle ten laste gelegde (virtuele) afbeeldingen afkomstig zijn uit bestanden die normaal en zonder speciale software door de gebruiker te benaderen en ook zichtbaar zijn. De verdachte heeft zelf – bij de politie en op de terechtzitting – verklaard dat het binnenhalen van het materiaal een aantal dagen in beslag nam en dat hij het daarna ging screenen. Daarbij komt dat hij ook heeft bekend dat hij de virtuele afbeeldingen van kinderpornografie een paar dagen voor zijn aanhouding heeft gedownload.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 8 juni 2020. De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van de ten laste gelegde periode van 1 januari 2020 tot 1 juni 2020.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en er verder geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks de periode van 1
juni2020 tot en met 8 juni 2020 te Papendrecht gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een laptop HP Probook (goedcode [codenummer 1] ) en een laptop HP Probook (goedcode [codenummer 2] ) en een desktop Dell Precision (goedcode [codenummer 3] ),van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft in bezit gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt het met de vinger/hand betasten/aanraken van de geslachtsdelen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
het zichtbaar maken van sperma op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en het houden van een penis
dicht bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt
seksuele handelingen van virtuele creaties die een persoon die wel de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaar heeft bereikt voorstellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen van minderjarige meisjes. Dit betreft een zeer ernstig feit. Bij de productie van kinderpornografisch materiaal worden minderjarigen uitgebuit en gedwongen tot het poseren en het ondergaan van handelingen die op ernstige wijze inbreuk maken op hun lichamelijke integriteit. Hierbij wordt geweld vaak niet geschuwd. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het misbruik van kinderen ten behoeve van dit beeldmateriaal. Dergelijk seksueel misbruik zal in de regel leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade bij de betrokken kinderen. Voor de effectieve bestrijding van kinderporno is het belangrijk dat niet alleen de personen worden aangepakt die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die kinderporno in hun bezit hebben. Deze laatste groep houdt immers de vraag naar kinderporno – en daarmee het seksueel misbruik van kwetsbare minderjarigen – in stand. Verdachte behoort tot deze laatste groep en heeft daarmee geen rekening gehouden met het welzijn van de kinderen die op de aangetroffen materialen zijn afgebeeld. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met de officier van justitie ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het gegeven dat hij een
first offenderis en het een oud feit betreft echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en aan de verdachte een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 8 juni 2020, omdat de verdachte in onderhavige zaak op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van vier jaar en ruim elf maanden verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaar. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd – vergelijkbaar met een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren – met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte in plaats daarvan een taakstraf opleggen voor de duur van honderdvijftig uren, met een gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen, waarvan zesentachtig dagen voorwaardelijk.

8.In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen onder de verdachte in beslag zijn genomen. De verdachte heeft hiervan op de terechtzitting van 30 april 2025 afstand gedaan. De rechtbank neemt daarover dus geen beslissing.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
86 (zesentachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.I. Blagrove, voorzitter,
en mrs. M. van Zinnen en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten en C.M. Turfboer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 juni 2020 te Papendrecht, althans in Nederland,
gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een laptop HP Probook (goedcode [codenummer 1] ) en/of een laptop HP Probook (goedcode [codenummer 2] ) en/of een desktop Dell Precision (goedcode [codenummer 3] ),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal penetreren en/of het vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen [naam bestand 1] )
het met de vinger/hand betasten/aanraken van de geslachtsdelen en/of borsten van een ander door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen [naam bestand 2] )
het spuiten van/zichtbaar maken van sperma op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een penis dicht bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnamen [naam bestand 3] )
seksuele handelingen van virtuele creaties die een persoon die wel de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaar heeft bereikt voorstellen ( [naam bestand 4] [naam bestand 5] [naam bestand 6] .