ECLI:NL:RBROT:2025:598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
11382278
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting arbeidsovereenkomst na einde arbeidsovereenkomst en loonbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. G.L. Wife en mr. R.W.E. Horstman, en Fooditive B.V., vertegenwoordigd door mr. H.T. Kernkamp. De zaak betreft de vraag of er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen na het einde van de derde arbeidsovereenkomst van [verzoeker] op 16 juli 2024. De rechter oordeelt dat [verzoeker] door het verrichten van werkzaamheden na deze datum, in feite een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gecreëerd op basis van artikel 7:668a lid 1 onder b BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is bereikt over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst en dat [verzoeker] geen ontslag heeft genomen. Hierdoor blijft de arbeidsovereenkomst bestaan.

De rechter heeft verder geoordeeld dat Fooditive verplicht is om het loon van [verzoeker] te betalen van 11 juli 2024 tot 17 december 2024, inclusief wettelijke rente en verhoging. Daarnaast moet Fooditive [verzoeker] een onkostenvergoeding van € 709,67 betalen, evenals € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten. De proceskosten komen voor rekening van Fooditive, die in totaal € 1.036,00 moet betalen aan [verzoeker]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11382278 VZ VERZ 24-9332
datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: Den Haag,
verzoeker,
gemachtigde: mr. G.L. Wife en mr. R.W.E. Horstman,
tegen
Fooditive B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. H.T. Kernkamp.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 31 oktober 2024), met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de nadere bijlage 18 tot en met 22 van [verzoeker] ;
  • de spreekaantekeningen van [verzoeker] .
1.2.
Op 17 december 2024 is de zaak tijdens een zitting met de partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] heeft sinds 26 april 2021 bij Fooditive gewerkt in verschillende functies, zowel op basis van arbeidsovereenkomsten als stageovereenkomsten. Volgens [verzoeker] is hij vanaf 1 juli 2024 voor onbepaalde tijd in dienst. Daarom eist hij primair een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst bij Fooditive niet is geëindigd op 16 juli 2024 en dat zijn onkostenvergoeding en loon wordt betaald met wettelijke rente en verhoging. Volgens Fooditive is er geen vierde arbeidsovereenkomst en is [verzoeker] niet meer bij haar in dienst.
[verzoeker] krijgt gelijk. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
[verzoeker] is voor onbepaalde tijd in dienst bij Fooditive
2.2.
Doordat [verzoeker] na 1 juli 2024 werkzaamheden heeft verricht voor Fooditive geldt zijn arbeidsovereenkomst per die datum als aangegaan voor onbepaalde tijd (artikel 7:668a lid 1 onder b BW). Hiervóór bestonden namelijk al drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van minder dan zes maanden. Er is tussen de partijen geen overeenstemming bereikt over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] heeft ook geen ontslag genomen. Hierna wordt uitgelegd hoe tot dit oordeel is gekomen.
arbeidsovereenkomst I: van 1 december 2021 tot 30 november 2022
2.3.
Deze arbeidsovereenkomst zit bij de stukken. Weliswaar is die niet ondertekend, maar Fooditive heeft niet uitgelegd waarom er een arbeidsovereenkomst is opgemaakt als er volgens haar sprake was van een stageovereenkomst. Fooditive heeft niet aangevoerd dat er wel een stageovereenkomst voor deze periode bestaat en die zit ook niet bij de stukken. Fooditive betwist niet dat [verzoeker] in dit tijdvak werkzaamheden voor haar heeft verricht. Bovendien blijkt uit de bankafschriften die [verzoeker] in het geding heeft gebracht dat er in december 2021 € 1.340,00 en in januari 2022 € 1.350,00 aan hem is betaald door Fooditive. Dat komt overeen met het loonbedrag dat in de niet ondertekende arbeidsovereenkomst staat. Zijn stagevergoeding in de periode van 26 april 2021 tot 12 november 2021 bedroeg slechts € 300,00 (artikel 6.1 van die stageovereenkomst). Deze omstandigheden in samenhang bezien maken dat de kantonrechter ervan uitgaat dat voor deze periode een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestond.
arbeidsovereenkomst II: van 1 december 2022 tot 6 februari 2023
2.4.
Arbeidsovereenkomst I wordt geacht voor dezelfde tijd te zijn voortgezet (artikel 7:668 lid 4 onder a BW). Niet betwist is namelijk dat [verzoeker] ook na 30 november 2022 bij Fooditive heeft gewerkt, terwijl daarvoor geen andere overeenkomst is gesloten. Pas vanaf 7 februari 2023 is er (wederom) een stageovereenkomst gesloten (omdat hij nog een opdracht had voor de Hogeschool). Tot die tijd gold de voortgezette arbeidsovereenkomst. Fooditive heeft [verzoeker] voor de maanden december 2022 en januari 2023 ook salaris betaald zoals overeengekomen in arbeidsovereenkomst I.
arbeidsovereenkomst III: van 1 juli 2023 tot 30 juni 2024
2.5.
Niet in geschil is dat tussen de partijen voor deze periode een arbeidsovereenkomst bestond. Evenmin dat [verzoeker] ook vanaf 1 juli 2024 nog heeft gewerkt voor Fooditive, terwijl daarvoor geen andere overeenkomst is gesloten. Daarmee is arbeidsovereenkomst III voortgezet (artikel 7:668 lid 4 onder a BW), waardoor [verzoeker] voor onbepaalde tijd in dienst is (artikel 7:668a lid 1 onder b).
2.6.
Volgens Fooditive heeft zij op 14 juni 2024 aan [verzoeker] aangezegd dat arbeidsovereenkomst III niet werd verlengd ‘met nogmaals een jaar’. Het klopt dat uit dat bericht inderdaad blijkt dat Fooditive het contract niet wil verlengen onder dezelfde voorwaarden, maar wel een arbeidsovereenkomst op uurbasis voor 32 uur per week zou kunnen aanbieden voor de maanden juli en augustus 2024. In deze periode zou [verzoeker] op zoek kunnen gaan naar een passende andere baan of zou er misschien een nieuw contract bij Fooditive kunnen volgen als hij alle aangegeven punten zou verbeteren. De partijen hebben vervolgens ook daadwerkelijk gepraat over een nieuw contract. Hoewel dat niet tot stand is gekomen, is [verzoeker] nog wel tot 16 juli bij Fooditive blijven werken.
[verzoeker] heeft geen ontslag genomen
2.7.
Weliswaar zijn de partijen het niet eens geworden over de bewoordingen van een nieuw contract, dat betekent niet dat [verzoeker] daarmee ontslag heeft genomen. Datzelfde geldt voor het feit dat [verzoeker] vanaf 16 juli 2024 geen werkzaamheden meer heeft verricht voor Fooditive. Fooditive heeft op die datum het bedrijfsaccount van [verzoeker] afgesloten en hem niet meer opgeroepen. Ook de twijfel van [verzoeker] op 16 juli of hij bij Fooditive wilde blijven werken leidt niet tot een einde van de arbeidsovereenkomst. Weliswaar is de e-mail van [verzoeker] van 17 juli waarin hij volgens hem expliciet zegt dat hij bij Fooditive wil blijven werken niet goed leesbaar, maar vast staat dat de partijen na 16 juli nog hebben gepraat over verdere samenwerking. Uit de stukken blijkt verder dat Fooditive vanaf dit moment een zeer negatieve en uiteindelijk zelfs een bedreigende toon heeft aangeslagen tegen [verzoeker] . Gelet daarop is het niet aan [verzoeker] te verwijten dat hij op een gegeven moment niets meer van zich heeft laten horen. Daarmee is evenmin een einde gekomen aan het dienstverband.
De arbeidsovereenkomst is niet geëindigd door een vaststellingsovereenkomst
2.8.
[verzoeker] heeft in de brief van 6 augustus 2024 een voorstel gedaan om in onderling overleg tot een beëindiging van zijn dienstverband te komen. In die brief staat ook dat als Fooditive niet binnen zeven dagen aan alle voorwaarden voldoet, hij dan juridische stappen zal ondernemen. Fooditive heeft niet binnen de (verlengde) termijn aan alle voorwaarden voldaan. Daaruit volgt dat het aanbod van [verzoeker] is vervallen. Dat kan Fooditive dus niet alsnog accepteren.
Er gelden geen vervaltermijnen
2.9.
Ten aanzien van de primaire eisen gelden niet de vervaltermijnen waarop Fooditive een beroep doet. Er is geen sprake van een opzegging door Fooditive. [verzoeker] vraagt evenmin om Fooditive te veroordelen om aan hem een transitie- en/of aanzegvergoeding te betalen.
Fooditive moet het loon van [verzoeker] betalen vanaf 11 juli 2024 tot 17 december 2024
2.10.
Tot 17 december komt het voor rekening en risico van Fooditive dat [verzoeker] niet heeft gewerkt (artikel 7:628 lid 1 BW). Daarom moet Fooditive voor die periode het volledige loon van [verzoeker] betalen (artikel 6:616 BW). Op de zitting van 17 december 2024 heeft [verzoeker] verklaard dat hij niet meer bij Fooditive wil werken. Vanaf dat moment komt het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van [verzoeker] .
Fooditive moet aan [verzoeker] wettelijke rente en wettelijke verhoging betalen
2.11.
[verzoeker] verzoekt de wettelijke rente over het loon. Dit verzoek wordt toegewezen. Fooditive had het loon namelijk steeds uiterlijk de eerste dag van de volgende maand moeten betalen (artikel 4.1 van de arbeidsovereenkomst en artikel 7:623 BW). Dat heeft ze niet gedaan. Daarom moet ze steeds vanaf die dag rente betalen (artikel 6:119 BW).
[verzoeker] verzoekt daarnaast de wettelijke verhoging over het loon. Ook dat verzoek wordt toegewezen, omdat Fooditive het loon te laat heeft betaald (artikel 7:625). De kantonrechter ziet geen aanleiding om die verhoging te matigen.
Fooditive moet € 709,67 aan onkostenvergoeding aan [verzoeker] betalen
2.12.
In de arbeidsovereenkomst die is voortgezet staat dat de in het kader van zijn functie in redelijkheid gemaakte onkosten vergoed zullen worden op declaratiebasis (artikel 5.1). Fooditive betwist dat er sprake is van ‘dergelijke’ onkosten. [verzoeker] heeft echter zeer uitgebreide declaraties in het geding gebracht en bepleit dat er sprake is van reis- en onkosten die moeten worden vergoed. Fooditive betwist niet het gebruikelijk was dat [verzoeker] reis- en onkosten declareerde en vergoed kreeg. Fooditive heeft ook geen concrete posten betwist. Weliswaar voert Fooditive aan dat er reiskosten zijn gedeclareerd voor dagen dat [verzoeker] niet heeft gewerkt, maar zij laat na om aan te geven om welke dagen dit volgens haar gaat. Daarom slaagt dit verweer niet. Voor zover Fooditive zich nog steeds op het standpunt stelt dat [verzoeker] deze kosten nooit heeft gedeclareerd, wordt het verzoekschrift aangemerkt als moment waarop hij dat in ieder geval heeft gedaan. [verzoeker] heeft niet aangetoond dat hij de declaraties eerder heeft ingediend. Daarom wordt de rente pas toegewezen vanaf 1 december 2024.
Fooditive moet € 462,50 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten betalen
2.13.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft verschillende inhoudelijke aanmaningen verzonden aan Fooditive. [verzoeker] heeft recht op een vergoeding van de kosten daarvan (artikel 6:96 lid 2 onder c BW). De kantonrechter wijst op basis van vast beleid van de rechtbank een vergoeding van € 462,50 toe (artikel III 3.3 Rapport BGK-integraal 2013). Het hogere door [verzoeker] verzochte bedrag wordt niet toegewezen, omdat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de eis op het moment van de aanmaningen een andere waarde vertegenwoordigde.
Fooditive moet de proceskosten betalen
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van Fooditive, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die Fooditive aan [verzoeker] moet betalen op € 87,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten . Dat is in totaal € 1.036,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat tussen de partijen op 1 juli 2024 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen;
3.2.
veroordeelt Fooditive om aan [verzoeker] het loon te betalen van 11 juli 2024 tot 17 december 2024, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van ieder maandloon (de eerste dag van de volgende maand) en met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW;
3.3.
veroordeelt Fooditive om aan [verzoeker] te betalen € 709,67 aan onkostenvergoeding, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 december 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt Fooditive om aan [verzoeker] te betalen € 462,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.5.
veroordeelt Fooditive in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker] worden begroot op € 1.036,00;
3.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
703