ECLI:NL:RBROT:2025:5964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
10/134029-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren en afwijzing verzoek verlenging met één jaar

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde [persoon A], geboren in 1982, die verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd, terwijl het verzoek om verlenging met één jaar is afgewezen. De terbeschikkingstelling was eerder gelast op 27 februari 2023 vanwege poging tot doodslag, en de verpleging van overheidswege werd bevolen op 28 februari 2024. De rechtbank ontving op 6 februari 2025 een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van het openbaar ministerie, welke op de zitting van 19 maart 2025 werd behandeld. De deskundige [persoon B] heeft het verlengingsadvies toegelicht, waarbij positieve ontwikkelingen in de behandeling van de ter beschikking gestelde werden benadrukt. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd, en dat de behandeling en resocialisatie meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij een verlenging van één jaar. De rechtbank heeft de verlenging vastgesteld op twee jaar, conform de vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/134029-22
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[persoon A] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum [naam instelling] (de
instelling),
raadsman mr. J.J. van Santbrink, advocaat te Rotterdam.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 27 februari 2023 is de terbeschikkingstelling van [persoon A] gelast met voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van poging tot doodslag. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 27 februari 2023.
Bij beslissing van deze rechtbank van 28 februari 2024 is alsnog de verpleging van overheidswege (dwangverpleging) van de ter beschikking gestelde bevolen.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft op 6 februari 2025 van het openbaar ministerie een vordering ontvangen tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De vereiste stukken zijn bijgevoegd dan wel toegezonden.
De vordering is op de openbare terechtzitting van 19 maart 2025 behandeld. De officier van justitie mr. B.J. Berton, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en de deskundige [persoon B] , werkzaam bij de instelling, zijn gehoord.

3.Adviezen

Advies instelling

De instelling adviseert in het rapport, gedateerd 23 januari 2025, de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.
De ter beschikking gestelde heeft een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, een stoornis in het gebruik van meerdere middelen (cocaïne, alcohol, cannabis en amfetamine), in vroege remissie in een gereguleerde omgeving, en een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
Deze problematiek is in sterke mate gekoppeld aan het verhoogde recidiverisico en
is nog actueel. Uit de risicotaxatie komt naar voren dat het herhalingsgevaar binnen het huidige kader matig is, maar bij beëindiging van de terbeschikkingstelling hoog. Extern risicomanagement vormt vooralsnog een belangrijk onderdeel van de behandeling. Bij het wegvallen van de huidige behandeling en het huidige toezicht zal de ter beschikking gestelde snel terugvallen in oude patronen. Hij wil geen harddrugs meer gebruiken, maar (h)erkent het risico van softdrugs onvoldoende. Daarnaast schieten zijn copingvaardigheden tekort. Hij zal niet in staat zijn zelfstandig een aanvaardbare woon- en werksituatie op te bouwen. Zijn ouders zijn prosociaal en beschermend, maar zij zullen onvoldoende in staat zijn de nodige steun te bieden. Bij stresserende omstandigheden is hij niet in staat zichzelf te reguleren, waardoor hij snel zal terugvallen in middelengebruik, ook van harddrugs. Impulsiviteit en antisociaal gedrag zullen toenemen. Om het middelengebruik te bekostigen zal hij teruggaan naar verwervingscriminaliteit. In deze setting, in combinatie met de invloed van middelen, zal het risico op gewelddadig gedrag hoog zijn.
Het is van belang dat hij in de komende periode behandeling gaat volgen, gericht op persoonlijkheidsproblematiek (schematherapie) en traumagerelateerde klachten (EMDR). Het doel is om antisociale gedragspatronen te verminderen en copingvaardigheden uit te breiden. Ook krijgt hij vervolgmodules voor verslavingsproblematiek aangeboden en is het van belang dat hij abstinent blijft van middelen. De therapieën en verdere begeleiding zijn erop gericht om hem vaardigheden aan te leren om op een adequate wijze met problemen om te gaan, inzicht te krijgen in zijn eigen belevingswereld en uiteindelijk een prosociaal bestaan op te bouwen in de toekomst. Zijn problematiek is eerder moeilijk bewerkbaar gebleken. Binnen de huidige behandeling zet hij echter belangrijke stappen. Hij is voor langere periode abstinent van middelen, namelijk vanaf aanvang van de opname in de instelling op 23 mei 2024. Hij neemt gemotiveerd deel aan behandelonderdelen, geeft openheid over zijn belevingswereld en neemt initiatief bij het aangaan van de samenwerking met het behandelteam. Gelet op deze positieve ontwikkelingen bereidt het behandelteam een begeleid verlofaanvraag voor die binnenkort wordt besproken binnen de interne verlofadviescommissie. Indien het hem lukt om blijvend samen te werken, openheid te bieden, afspraken te volgen en het traject en de aankomende verlofstappen goed te doorlopen, is een plaatsing bij Fivoor Resocialisatie De Blink passend. Vooralsnog wordt aangekoerst op een toewerken naar een (begeleid) zelfstandige woonvoorziening. Gezien de fase van het traject kan nog geen concreet tijdspad worden gegeven. Naar verwachting neemt het behandel- en resocialisatietraject nog zeker twee jaar in beslag.
Op de terechtzitting gegeven advies
De deskundige [persoon B] , als klinisch psycholoog en waarnemend hoofd behandelaar verbonden aan de instelling, heeft het verlengingsadvies op de zitting toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard – zakelijk weergegeven – dat de positieve ontwikkelingen zich ook na het uitbrengen van het verlengingsadvies hebben doorgezet. De ter beschikking gestelde doet het heel goed. Zo is hij positief naar het behandelteam en zet hij zich in voor de behandelingen. Ook is hij al 10 maanden abstinent van middelen. Dit is opvallend, zeker in het licht van het dossier, waaruit blijkt dat hij heel veel problemen had met drugs. Daarom is vrij voortvarend een begeleid verlofkader aangevraagd. Tegelijkertijd is het zo dat alle behandelingen nog aan het begin staan. De EMDR-behandeling is inmiddels opgestart en de schematherapie en agressieregulatietherapie zullen binnenkort worden opgestart. Hij heeft deze behandelingen ook nog niet eerder gehad. Gelet op zijn verslavingsproblematiek moet het geleidelijk aan gebeuren, met het doel om zo het risicomanagement vorm te geven en de risico’s terug te brengen. De aanvraag voor begeleid verlof is inmiddels door de interne verlofcommisse akkoord bevonden en gaat nu naar het ministerie, maar het zal langer dan twee jaar duren voordat alle verlofstappen zijn doorlopen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat hij uitstroomt naar De Blink. Het is nu nog moeilijk in te schatten wanneer transmuraal verlof aan de orde zal zijn. Dat is afhankelijk van hoe hij het doet in de komende periode, maar mogelijk zal dat aan de orde kunnen zijn in de zomer of het najaar van 2026. Gelet hierop zal het behandel- en resocialisatietraject naar verwachting nog zeker twee jaar in beslag nemen en heeft een toetsingsmoment over één jaar geen meerwaarde.

4.Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en de raadsman hebben verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar bepleit, zodat er over een jaar kan worden getoetst of de behandeling kan worden voortgezet in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

5.Beoordeling

Op grond van het advies van de instelling en wat verder naar voren is gekomen op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat:
- er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van en/of ziekelijke stoornis in de geestvermogens van de ter beschikking gestelde;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De rechtbank stelt de duur van de verlenging op twee jaar. Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dient de terbeschikkingstelling in beginsel te worden verlengd met twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de ter beschikking gestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Uit het advies van de instelling en de toelichting daarop door de deskundige blijkt dat de ter beschikking gestelde na de omzetting naar dwangverpleging in de instelling een voortvarende start heeft gemaakt. Tegelijk blijkt dat de behandeling in de instelling nog langere tijd nodig is en dat naar verwachting een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging over een jaar nog niet aan de orde zal zijn. Gelet op de genoemde vaste jurisprudentie is er daarom geen reden om de duur van de verlenging vast te stellen op een jaar.

6.Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met
2 (twee) jaren.
Deze beslissing is genomen door
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en L.B. Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.