Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 januari 2025, met bijlagen;
- de elf e-mails van [gedaagde], met bijlagen;
- de akte van Woonstad, met bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonstad, heeft de kantonrechter verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, vanwege een huurachterstand van € 2.894,44 op het moment van dagvaarden. De gedaagde, die sinds 28 juni 1995 een woning huurt van Woonstad, betwistte de huurachterstand en voerde aan dat zij in het verleden te veel huur heeft betaald, wat zij verrekend wilde zien met de achterstand. Tijdens de zitting op 27 maart 2025 was de gedaagde niet verschenen, ondanks dat zij was opgeroepen. Woonstad heeft haar eis verminderd en eiste nu nog € 607,75 aan huurachterstand tot en met maart 2025.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde inderdaad de huurachterstand van € 607,75 moet betalen en dat de huurovereenkomst kan worden ontbonden. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende onderbouwd had dat zij recht had op verrekening van de huurachterstand met de vermeende te veel betaalde huur. Ook werd vastgesteld dat de gedaagde structureel te laat en in delen had betaald, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 642,80 per maand te betalen tot de ontruiming. De kantonrechter wees de rente af, omdat de algemene voorwaarden van Woonstad een oneerlijke bepaling bevatten. De proceskosten werden op € 1.254,22 begroot en de gedaagde werd veroordeeld deze te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.