ECLI:NL:RBROT:2025:580

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
10-089914-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroorzaken verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door negeren van verkeerslichten

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 april 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Beukelsweg in Rotterdam. De verdachte reed als bestuurder van een personenauto en negeerde een rood verkeerslicht, waardoor hij in botsing kwam met een snorfiets. De bestuurster van de snorfiets, [slachtoffer 1], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een deels geamputeerde linker voorvoet en meerdere gebroken wervels. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren op, evenals een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar mee in de strafmaat. De verdachte had eerder een geldboete voor een snelheidsovertreding, wat ook in de overwegingen is meegenomen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers om zich aan de verkeersregels te houden, vooral in situaties waar de veiligheid van anderen op het spel staat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-089914-23
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [adres 2] te [woonplaats] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 20 december 2024. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 17 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 1 primair ten laste gelegde feit en het onder 2 ten laste gelegde feit dienen wettig en overtuigend bewezen te worden verklaard.
4.2.
Standpunt verdediging
De ten laste gelegde feiten kunnen niet worden bewezen. Er ontbreekt technisch bewijs dat de verdachte te hard reed en door rood heeft gereden. De getuige, de heer [naam getuige] , verklaart niet consistent. De verdachte dient daarom integraal te worden vrijgesproken.
4.3.
Beoordeling
4.3.1.
Feit 1 (artikel 6 WVW 1994)
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 2 april 2023, iets voor middernacht, reed de verdachte als bestuurder van een personenauto op de Beukelsweg in Rotterdam. De verdachte is in botsing gekomen met een snorfiets die op dat moment via de (brom)fietsoversteekplaats de Beukelsweg overstak. [slachtoffer 1] bestuurde deze snorfiets en [slachtoffer 2] zat achterop. Door de botsing is de snorfiets ten val gekomen en hebben beiden letsel opgelopen.
Op de Beukelsweg, ter hoogte van de (brom)fietsoversteekplaats, bevindt zich een verkeersregelinstallatie (verkeerslichten). De verdachte en de slachtoffers zijn kort voor het ongeval de daar voor hen geldende verkeerslichten gepasseerd. Ook de getuige [naam getuige] , die zich op de kruising van de Aelbrechtskade en de Beukelsweg bevond, is een verkeerslicht gepasseerd. De slachtoffers hebben verklaard dat zij voor een rood verkeerslicht op de (brom)fietsoversteekplaats stonden te wachten. Toen dit verkeerslicht op groen sprong, zijn zij de Beukelsweg opgereden waarna het ongeval heeft plaatsgevonden. Ook de getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij kort voor het ongeval wachtte voor een voor hem geldend rood verkeerslicht. Net nadat zijn verkeerslicht op groen sprong, heeft het ongeval plaatsgevonden.
Bij verkeerslichten krijgen de richtingen die onderling conflicteren beurtelings groen. Zowel het verkeerslicht geldend voor de slachtoffers als het verkeerslicht geldend voor de getuige [naam getuige] conflicteert met het verkeerslicht geldend voor de verdachte. Tussen het einde van de fase dat het verkeerlicht van de ene richting oranje licht uitstraalt, en het begin van de fase dat het conflicterende verkeerslicht groen uitstraalt, bestaat - om veiligheidsredenen - een overgangsperiode. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat deze overgangsperiode tussen het verkeerslicht geldend voor de slachtoffers en het verkeerslicht geldend voor de verdachte één seconde was. Uit het aanvullende proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot nader onderzoek van de verkeerslichten blijkt dat tussen het verkeerslicht geldend voor de getuige en het verkeerslicht geldend voor de verdachte de overgangsperiode twee seconden bedroeg. Gelet op de verklaringen van de slachtoffers en de getuige [naam getuige] , waarin zij verklaren dat de voor hen geldende verkeerslichten groen licht uitstraalden kort voor het ongeval, stelt de rechtbank vast dat de verdachte het voor hem geldende verkeerslicht is gepasseerd terwijl deze rood licht uitstraalde.
Naast het negeren van een rood verkeerslicht heeft de verdachte, toen hij de kruising naderde, zijn snelheid niet voldoende aangepast om zijn personenauto tijdig tot stilstand te brengen. Dit terwijl het op dat moment donker was en de verdachte – zoals hij zelf heeft verklaard – weinig zicht had op de rechterkant van de weg waar de snorfiets vandaan kwam. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Het verkeersongeval dat hierdoor is veroorzaakt, is aan de schuld van de verdachte te wijten.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte ten tijde van het ongeval gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon. Ook kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte met verhoogde snelheid reed. Voor deze onderdelen van de tenlastelegging zal de verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken.
Als gevolg van het ongeval is onder andere een deel van de linker voorvoet van mevrouw [slachtoffer 1] losgescheurd en geamputeerd en zijn verschillende borst-ruggenwervels, alsmede haar onderbeen en bovenbeen, gebroken. Gelet op de aard van dit letsel, de noodzaak van een medische (operatieve) ingreep, de geschatte duur van het revalidatieproces en de mogelijkheid van blijvende beperkingen, merkt de rechtbank dit letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.
4.3.2.
Feit 2 (artikel 5 WVW 1994)
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1 ook wettig en overtuigend bewezen dat het handelen van de verdachte gevaarzetting oplevert in de zin van artikel 5 WVW. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt.
4.3.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen en bewezen zal worden verklaard dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 primair
hij op 2 april 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig en
onoplettend te rijden op de kruising gevormd door de voor het
openbaar verkeer openstaande wegen, de
Beukelsweg ,de Essenburgsingel en het Aelbrechtsplein, althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting geldend rood licht uitstralend
verkeerslicht de bovengenoemde kruising is opgereden en die kruising is gaan oversteken op het moment dat de
bestuurster van een bromfiets, genaamd [slachtoffer 1] , een aanvang had gemaakt
die kruising over te steken via de aldaar gelegen fiets-/bromfietsoversteekplaats
terwijl het verkeerslicht voor die [slachtoffer 1] inmiddels groen licht uitstraalde en
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en
-op die kruising in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 1] , als gevolg
waarvan zij en de achterop die bromfiets zittende [slachtoffer 2] , ten val zijn
gekomen,
waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een deels
losgescheurde/geamputeerde linker voorvoet, 5 gebroken borst-ruggenwervels, een
breuk van het linker onderbeen, een breuk van het linker bovenbeen en
verwondingen en bloeduitstorting in het aangezicht), werd toegebracht;
2
hij op 2 april 2023 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee rijdende op de kruising gevormd door de voor het
openbaar verkeer openstaande wegen, de
Beukelsweg, de Essenburgsingel en het Aelbrechtsplein, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg werd veroorzaakt,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting geldend rood licht uitstralend
verkeerslicht de bovengenoemde kruising is opgereden en die kruising is gaan oversteken op het moment dat de
bestuurster van een bromfiets, genaamd [slachtoffer 1] , een aanvang had gemaakt
die kruising over te steken via de aldaar gelegen fiets-/bromfietsoversteekplaats
terwijl het verkeerslicht voor die [slachtoffer 1] inmiddels groen licht uitstraalde en
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en
-op die kruising in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 1] en de achterop
die bromfiets gezeten [slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
Eendaadse samenloop van:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;

2.overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 2 april 2023 een ongeval veroorzaakt op de Beukelsweg in Rotterdam. Hij heeft een rood verkeerslicht genegeerd en is daarbij in aanrijding gekomen met een snorfiets met daarop twee slachtoffers. Deze slachtoffers (zus en broer) zijn ten val gekomen. De bestuurster van de snorfiets heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij heeft onder andere breuken opgelopen in haar borst- en rugwervels en haar linker onder- en bovenbeen. Ook is haar linker voet deels geamputeerd. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog altijd fysieke en mentale klachten ervaart als gevolg van het ongeval. Zo heeft ze onder andere constant zenuwpijn, wordt ze beperkt in haar dagelijkse leven en heeft ze last van stemmingsproblemen en angstklachten waarvoor ze EMDR therapie krijgt. Ook zal er in januari 2025 opnieuw operatief ingrijpen van de voet nodig zijn. Door de advocaat van de slachtoffers is tevens ter zitting naar voren gebracht dat de broer van de bestuurster, die achterop de snorfiets zat, ook nog steeds mentale klachten ervaart als gevolg van het ongeval.
De verdachte heeft ter zitting, in reactie op de slachtofferverklaring, aangegeven dat hij het ongeval en de gevolgen daarvan nooit heeft gewild. Hij is nog dagelijks bezig met het ongeval en zou graag – als de slachtoffers daaraan toe zijn – met hen hierover in gesprek gaan. De verdachte komt hierin oprecht over.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2023 is veroordeeld voor een geldboete van € 1.000,- voor een snelheidsovertreding.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden opgelegd. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van deze oriëntatiepunten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 5, 6, 177, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 17 januari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 april 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te
dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising gevormd door de voor het
openbaar verkeer openstaande wegen, de Beukelsdijk, de Essenburgsingel en het
Aelbrechtsplein, althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting geldend rood licht uitstralend
verkeerslicht de bovengenoemde kruising met verhoogde snelheid en/of extra gas
gevend is opgereden en/of die kruising is gaan oversteken op het moment dat de
bestuurster van een bromfiets, genaamd [slachtoffer 1] , een aanvang had gemaakt
die kruising over te steken via de aldaar gelegen fiets-/bromfietsoversteekplaats
terwijl het verkeerslicht voor die [slachtoffer 1] inmiddels groen licht uitstraalde en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-op die kruising in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 1] , als gevolg
waarvan zij en de achterop die bromfiets zittende [slachtoffer 2] , ten val zijn
gekomen,
waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een deels
losgescheurde/geamputeerde linker voorvoet, 5 gebroken borst-ruggenwervels, een
breuk van het linker onderbeen, een breuk van het linker bovenbeen en
verwondingen en bloeduitstorting in het aangezicht), of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, tijdens het rijden en/of kort vóór de aanrijding gebruik
heeft gemaakt van een mobiele telefoon;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2023 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee rijdende op de kruising gevormd door de voor het
openbaar verkeer openstaande wegen, de Beukelsdijk, de Essenburgsingel en het
Aelbrechtsplein, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of
het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting geldend rood licht uitstralend
verkeerslicht de bovengenoemde kruising met verhoogde snelheid en/of extra gas
gevend is opgereden en/of die kruising is gaan oversteken op het moment dat de
bestuurster van een bromfiets, genaamd [slachtoffer 1] , een aanvang had gemaakt
die kruising over te steken via de aldaar gelegen fiets-/bromfietsoversteekplaats
terwijl het verkeerslicht voor die [slachtoffer 1] inmiddels groen licht uitstraalde en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-op die kruising in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 1] ;
zulks terwijl hij, verdachte, tijdens het rijden en/of kort vóór de aanrijding gebruik
heeft gemaakt van een mobiele telefoon;
2.
hij op of omstreeks 2 april 2023 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee rijdende op de kruising gevormd door de voor het
openbaar verkeer openstaande wegen, de Beukelsdijk, de Essenburgsingel en het
Aelbrechtsplein, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of
het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-in strijd met een voor zijn, verdachtes, rijrichting geldend rood licht uitstralend
verkeerslicht de bovengenoemde kruising met verhoogde snelheid en/of extra gas
gevend is opgereden en/of die kruising is gaan oversteken op het moment dat de
bestuurster van een bromfiets, genaamd [slachtoffer 1] , een aanvang had gemaakt
die kruising over te steken via de aldaar gelegen fiets-/bromfietsoversteekplaats
terwijl het verkeerslicht voor die [slachtoffer 1] inmiddels groen licht uitstraalde en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-op die kruising in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 1] en de achterop
die bromfiets gezeten [slachtoffer 2] ;
zulks terwijl hij, verdachte, tijdens het rijden en/of kort vóór de aanrijding gebruik
heeft gemaakt van een mobiele telefoon.