ECLI:NL:RBROT:2025:578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/10/680865 / HA RK 24-556
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van curator in faillissement van Beheer en beleggingsmaatschappij Bela B.V.

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 januari 2025, wordt het verzoek van verschillende vennootschappen en een stichting tot ontslag van de curator in het faillissement van Beheer en beleggingsmaatschappij Bela B.V. afgewezen. De verzoeksters, waaronder ARKELHOF INVESTMENTS B.V. en STICHTING PENSIOENFONDS ARKELHOF, stelden dat de curator, [naam 1], niet onafhankelijk en objectief zou handelen, en dat hij onnodige kosten zou maken door KPMG in te schakelen voor een rechtmatigheidsonderzoek. De rechtbank oordeelt dat de curator zijn taken naar behoren uitvoert en dat er geen zwaarwegende omstandigheden zijn die het ontslag rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de curator verantwoordelijk is voor het beheer van de boedel en dat zijn inschattingen en beslissingen binnen zijn discretionaire bevoegdheid vallen. De rechtbank concludeert dat de argumenten van de verzoeksters niet voldoende zijn om tot ontslag van de curator over te gaan. De verzoeken worden afgewezen en de verzoeksters worden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.406,00.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/680865 / HA RK 24-556
Beschikking van 20 januari 2025
op het verzoek op grond van artikel 73 Fw van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARKELHOF INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
2. de stichting
STICHTING PENSIOENFONDS ARKELHOF,
gevestigd te Gorinchem,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.C.M. HOLDING B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE DRIE PIJLEN BEHEER B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOUTHAAN MANAGEMENT CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
verzoeksters,
advocaat mr. R.G. Roeffen te Eindhoven,
dat strekt tot het ontslag van
[naam 1], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Beheer en beleggingsmaatschappij Bela B.V. (hierna: Bela),
kantoorhoudende te Gorinchem,
advocaat mr. J.H. Huybens te Dordrecht.
Verzoeksters worden hierna afzonderlijk genoemd Arkelhof, Stichting Pensioenfonds, BCM, DPB en MMC. [naam 1] wordt hierna genoemd de curator.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van 10 juni 2024, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • de aanvulling van het verzoekschrift van 12 juli 2024, met bijlagen 10 tot en met 26;
  • de brief van de rechtbank aan verzoeksters van 27 augustus 2024;
  • de brieven van de rechtbank aan de curator en aan [naam 2], bestuurder van Bela, van 27 augustus 2024, met bijgevoegd het verzoekschrift en de aanvulling van het verzoekschrift, beiden met bijbehorende bijlagen;
  • de brief van de rechtbank aan de rechter-commissaris in het faillissement van Bela (hierna: de rechter-commissaris) van 27 augustus 2024, met bijgevoegd het verzoekschrift en de aanvulling van het verzoekschrift, beiden met bijbehorende bijlagen;
  • het e-mailbericht van verzoeksters van 30 augustus 2024, dat er geen schuldeiserscommissie is;
  • de brief van de curator met daarin de vraag of de rechtbank twee separate verweerschriften ontvangt voor deze zaak en de zaak met zaak-/rekestnummer C/10/681450 / HA RK 24-598, of dat ook één verweerschrift mag worden ingediend;
  • het e-mailbericht van de rechtbank aan de curator van 6 september 2024 dat de rechtbank graag in beide procedures een separaat verweerschrift ontvangt;
  • het bericht van de rechter-commissaris van 20 september 2024, met als bijlage de zienswijze van de rechter-commissaris op het verzoek;
  • de brieven van de rechtbank van 1 oktober 2024 aan verzoeksters en de curator, met bijgevoegd de zienswijze van de rechter-commissaris;
  • de brieven van de rechtbank van 2 oktober 2024 aan verzoeksters en de curator, waarin mondelinge behandeling is bepaald op 9 december 2024;
  • de brief van verzoeksters van 29 november 2024, met aanvullende bijlagen 27 tot en met 38;
  • het verweerschrift van de curator van 29 november 2024, met producties 1 tot en met 6;
  • de brief van de curator van 2 december 2024, met productie 7;
  • de brief van de rechtbank van 2 december 2024 aan verzoeksters en de curator, waarin een rechterswissel is aangekondigd;
  • de brief van verzoeksters van 2 december 2024, met bijlagen 39 tot en met 41;
  • de mondelinge behandeling van 9 december 2024, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt, en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Roeffen, [naam 2] en mr. Huybens.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoeksters verzoeken de rechtbank om de curator te ontslaan als curator in het faillissement van Bela.
2.2.
De rechter-commissaris in het faillissement van Bela heeft haar zienswijze op het verzoek gegeven. Zij concludeert dat er geen grond is voor het ontslag van de curator.
2.3.
De curator voert verweer tegen het verzoek en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van verzoeksters in hun verzoeken, dan wel afwijzing van het verzoek, met veroordeling van verzoeksters in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 73 lid 1 Fw is de rechtbank bevoegd om onder meer op verzoek van schuldeisers de curator te ontslaan en in zijn plaats een ander te benoemen.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat dit een discretionaire bevoegdheid van de rechtbank betreft. Van die bevoegdheid behoort met terughoudendheid gebruik te worden gemaakt. Toewijzing van een verzoek van schuldeisers tot ontslag van de curator ligt in de rede als sprake is van zwaarwegende omstandigheden, zoals ernstige fouten bij het beheer van de boedel, belangenverstrengeling of frauduleuze handelingen. Een verzoek op grond van artikel 73 Fw is niet bedoeld om persoonlijke rechten van gefailleerde of anderen tegenover de boedel geldend te maken. De mogelijkheid om een verzoek tot ontslag van de curator in te dienen is evenmin in het leven geroepen om het beleid van de curator te laten toetsen.
3.3.
Voorts wordt vooropgesteld dat de curator is belast met het beheer en vereffening van de boedel. Daartoe moet hij onderzoeken welke activa voor de boedel te gelde moeten worden gemaakt. Bovendien moet hij de crediteurenposities beoordelen om vast te stellen welke schuldeisers in het faillissement kunnen opkomen. Ook moet hij nagaan of sprake is van onregelmatigheden die het faillissement (mede) hebben veroorzaakt, de vereffening van de failliete boedel bemoeilijken of het tekort in het faillissement hebben vergroot. Bij de uitvoering van deze taken heeft de curator een ruime mate van vrijheid. Een curator moet daarbij rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de gefailleerde. Hij behartigt echter in de eerste plaats de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Dat betekent dat de curator zich in de eerste plaats moet richten naar het belang van de boedel. Het is in beginsel aan zijn inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Het toezicht op het beleid van de curator wordt door de rechter-commissaris uitgeoefend.
3.4.
Verzoeksters leggen aan hun verzoek ten grondslag dat de curator een gebrek aan onafhankelijkheid en objectiviteit vertoont ten gunste van één schuldeiser, namelijk Citadel, dat de curator onnodige en buitensporige kosten maakt met een in hun ogen kostbaar en overbodig rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd door KPMG, en dat de curator hoor en wederhoor schendt doordat hij aan verzoeksters afschrift weigert van bepaalde bescheiden waarop in hun visie het conceptrapport van KPMG mede is gebaseerd.
3.5.
De rechtbank acht deze verwijten niet terecht.
3.6.
Ten aanzien van de eerste twee verwijten sluit de rechtbank aan bij het oordeel dat de rechter-commissaris in haar zienswijze heeft gegeven:

Ik ben van mening dat de door verzoekers aangedragen argumenten geen aanleiding geven om tot het ontslag van de curator over te gaan.
Verzoekers baseren hun verzoek op de stelling dat de curator vooringenomen, niet onafhankelijk en niet objectief is, met name ter zake de beoordeling van de door Stichting Continuïteit Citadel Groep (hierna: Citadel) gepretendeerde vordering op Bela.
Volgens mij blijkt uit hetgeen verzoekers aanvoeren niet van de gestelde vooringenomenheid en het gestelde gebrek aan afhankelijkheid en objectiviteit.
a. intrekkingsverzoek surseance en vordering Citadel
De inschatting van de curator dat Bela in de (na de verificatievergadering voort te zetten) procedure tussen haar en Citadel uiteindelijk veroordeeld zal worden een (omvangrijke) schadevergoeding te betalen was navolgbaar, onder meer gezien het (herstelde) vonnis van 3 april 2019 van de Rechtbank Amsterdam, met name paragrafen 2.17 t/m 2.19 (bijlage 1). Daarin is vastgesteld dat er een optieregeling is overeengekomen tussen Citadel en Bela en dat de waarde van het met dat optiepakket verbonden aandelenpakket € 9 miljoen was (maar wellicht hoger of lager, afhankelijk van bepaalde correcties). Uit het vonnis van 24 mei
2023 (bijlage 1 bij het verzoek) is af te leiden dat dit oordeel in hoger beroep (bij arrest van 21 september 2021) is bekrachtigd, waarna er geen cassatie is ingesteld, zodat het bestaan van de optieregeling voor Citadel – tot verkrijging van aandelen in Arkelhof – volgens de rechtbank vaststaat (r.o. 2.3 – 2.5).
De discussie over de vraag of op de voorlopig verleende surseance al dan definitieve surseance moest volgen, is al gevoerd. De rechtbank heeft bij beschikking van 29 november 2022 de verleende surseance ingetrokken en het faillissement van Bela uitgesproken en het gerechtshof Den Haag heeft die beslissing bij beschikking van 29 november 2022 bekrachtigd. Er is geen cassatie ingesteld.
De discussie daarover is in zoverre een gepasseerd station en kan in ieder geval geen aanleiding geven tot het ontslag van de curator.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat de vordering van Citadel in het faillissement nog niet is vastgesteld en de procedure tussen Citadel en Bela vooralsnog ex artikel 29 Fw is geschorst. Of en hoe deze procedure zal worden voortgezet, is nog niet duidelijk. Er zal op korte termijn een verificatievergadering worden gepland (die naar verwachting ergens de komende maanden zal plaatsvinden). De curator heeft daartoe reeds enige tijd terug een verzoek gedaan. Vanwege de wissel van rechter-commissaris, en omdat er nog voorbereidende werkzaamheden moesten worden verricht, is er echter nog geen datum gepland. Dit heeft de aandacht van de rechter-commissaris (en kan in ieder geval geen grond opleveren voor ontslag van de curator). In het kader van de verificatievergadering zal ook aan de orde komen of de vorderingen van verzoekers (gedeeltelijk) erkend kunnen worden, of dat er in dat kader renvooiprocedures moeten worden gevoerd.
b. Inschakelen KPMG
KPMG is ingeschakeld om onderzoek te doen naar bepaalde transacties (inkoop van certificaten en daarop volgende verrekening van vorderingen) waarbij een deel van verzoekers betrokken is geweest. Het daarmee gemoeide belang betreft potentieel enkele miljoenen. Het inschakelen van KPMG past binnen de taak van de curator nu dit de curator ondersteunt bij enerzijds het beoordelen van de vorderingen die zijn ingediend in het faillissement, en anderzijds bij het beoordelen van de vraag welk actief er nog te gelde kan worden gemaakt. Niet gezegd kan worden, dat de curator hiermee een ernstige fout heeft gemaakt die ontslag zou rechtvaardigen. Voor de goede orde merk ik op dat mijn voorganger goedkeuring heeft verleend aan het inschakelen van KPMG als deskundige.
Mij is niet gebleken dat de curator in zijn informatieverstrekking aan KPMG en bij zijn afwegingen om bepaalde stukken al dan niet aan (cliënten van) mr. Roeffen te verstrekken niet onafhankelijk of niet objectief handelt, zoals verzoekers stellen.
De curator heeft betrokkenen gelegenheid gegeven op- en aanmerkingen op het conceptrapport van KPMG naar voren te brengen en indien de curator ter zake een procedure start, zullen betrokkenen in het kader daarvan kritiek op de inschakeling van KPMG, de totstandkoming van het rapport, de informatieverstrekking, de toepassing van hoor en wederhoor, etc. aan de rechter kenbaar kunnen maken. Dat is ook de plek, waar een eventuele discussie over de totstandkoming van het KPMG-rapport thuishoort.
Ik zie geen feitelijke grondslag voor de stelling dat de curator mij en KPMG onvolledig informeert.
Het komt mij voor dat verzoekers reeds gevoerde discussies willen heropenen, en dat zij voorts concreet beleid van de curator willen laten toetsten en invloed willen uitoefenen op de wijze waarop het faillissement word afgewikkeld. Daarvoor is de actie ex artikel 73 Fw niet bedoeld.
Naar mijn oordeel verricht de curator de hem in artikel 68 Fw gegeven taak om de failliete boedel te beheren en te vereffenen behoorlijk en ik zie geen zwaarwegende omstandigheden die het verzochte ontslag van de curator rechtvaardigen.
3.7.
Het laatste verwijt, dat de curator verzoeksters ten onrechte bepaalde bescheiden onthoudt, heeft de rechtbank als ongegrond geoordeeld in het gelijktijdig gevoerde hoger beroep met zaak-/rekestnummer C/10/681450 / HA RK 24-598 (zie de beschikking van deze rechtbank van 20 januari 2025 in het hoger beroep, rechtsoverweging 3.5).
3.8.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben verzoeksters de curator verder nog verweten dat hij de rechtbank onjuist informeert. Ook dat verwijt is ongegrond. De curator heeft als producties bij zijn verweerschrift aansprakelijkstellingen overgelegd. Daarbij heeft hij niet ook stukken overgelegd waarin de inmiddels tegen die aansprakelijkstellingen gevoerde verweren zijn geformuleerd. Vervolgens hebben verzoeksters die stukken zelf overgelegd. Dat lag ook op hun weg als zij die stukken (wel) relevant vonden voor de beoordeling door de rechtbank. De curator heeft door die stukken niet al direct bij zijn verweerschrift te voegen niet onjuist gehandeld. De rechtbank is niet onjuist geïnformeerd.
3.9.
Verder hebben verzoeksters tijdens de mondelinge behandeling de curator nog verweten dat hij de INSOLAD praktijkregels schendt. Ook dit verwijt mist een deugdelijke onderbouwing. Dat de curator rechtstreeks contact heeft gehad met [naam 2], en niet via zijn advocaat mr. Roeffen, over het maken van afspraken voor mediation levert in de visie van de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen overtreding op van artikel 11.1 van de INSOLAD praktijkregels. In ieder geval is het geen grond voor ontslag.
3.10.
De rechtbank is, voor zover zij dat op basis van de inhoud van het dossier kan beoordelen, van oordeel dat de curator zijn taken correct uitvoert, dat hij zich overeenkomstig de INSOLAD praktijkregels gedraagt en dat hij de belangen van de gezamenlijke schuldeisers naar behoren behartigt.
3.11.
Voor ontslag van de curator is geen grond. Het verzoek wordt afgewezen.
3.12.
De rechtbank veroordeelt verzoeksters als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van de curator worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 × tarief II € 614,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.406,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de verzoeken af;
4.2.
veroordeelt verzoeksters hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als verzoeksters niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en de beschikking daarna wordt betekend, dan moeten verzoeksters € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Bouwman, mr. P. de Bruin en mr. S.V. Hardonk en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.
[3718/1729/2009/3407]