ECLI:NL:RBROT:2025:577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/10/681450 / HA RK 24-598
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking rechter-commissaris in faillissement Beheer- en Beleggingsmaatschappij Bela B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris in het faillissement van Beheer- en Beleggingsmaatschappij Bela B.V. (hierna: Bela). De beschikking van de rechter-commissaris werd gegeven op 19 juni 2024, en appellanten, ARKELHOF INVESTMENTS B.V. en STICHTING PENSIOENFONDS ARKELHOF, hebben op 24 juni 2024 hoger beroep ingesteld. De rechtbank Rotterdam heeft op 20 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De appellanten verzochten de rechtbank om de beschikking van de rechter-commissaris te vernietigen en de curator te bevelen om bepaalde bescheiden toe te zenden. De curator, die optreedt in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Bela, heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de beschikking van de rechter-commissaris.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken van appellanten niet vallen binnen de reikwijdte van artikel 69 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelt dat de verzoeken van appellanten niet zijn gegrond op een rechtens relevant eigen belang en dat de curator niet verplicht is om aan individuele schuldeisers de door hen gewenste inlichtingen te verstrekken. De rechtbank heeft de beschikking van de rechter-commissaris bekrachtigd en appellanten hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.406,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/681450 / HA RK 24-598
Beschikking van 20 januari 2025
in het hoger beroep op grond van artikel 67 Fw tegen de door de rechter-commissaris op 19 juni 2024 gegeven beschikking in het faillissement van Beheer- en Beleggingsmaatschappij Bela B.V. (hierna: Bela) op het verzoek van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARKELHOF INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
2. de stichting
STICHTING PENSIOENFONDS ARKELHOF,
gevestigd te Gorinchem,
appellanten,
advocaat mr. R.G. Roeffen te Eindhoven.
Belanghebbende inzake dit hoger beroep is
[naam 1], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Bela,
kantoorhoudende te Gorinchem,
advocaat mr. J.H. Huybens te Dordrecht.
Appellanten worden hierna afzonderlijk genoemd Arkelhof en Stichting Pensioenfonds. Belanghebbende wordt hierna genoemd de curator.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift in hoger beroep van 24 juni 2024;
  • het overzicht van het procesdossier in eerste aanleg zoals ingediend door appellanten ingekomen op 1 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 4, inclusief onderliggende bijlagen;
  • de brief ter aanvulling van het verzoekschrift van 8 juli 2024, met bijlagen 11 en 12;
  • de brief van de rechtbank aan appellanten van 27 augustus 2024;
  • de brieven van de rechtbank aan de curator en aan [naam 2], bestuurder van Bela, van 27 augustus 2024, met bijgevoegd het verzoekschrift, het overzicht van het procesdossier in eerste aanleg en de brief ter aanvulling van het verzoekschrift, allen met bijbehorende bijlagen;
  • het e-mailbericht van appellanten van 30 augustus 2024, dat er geen schuldeiserscommissie is;
  • de brief van de curator met daarin de vraag of de rechtbank twee separate verweerschriften ontvangt voor deze zaak en de zaak met zaak-/rekestnummer C/10/680865 / HA RK 24-556, of dat ook één verweerschrift mag worden ingediend;
  • het e-mailbericht van de rechtbank aan de curator van 6 september 2024 dat de rechtbank graag in beide procedures een separaat verzoekschrift ontvangt;
  • de brieven van de rechtbank van 2 oktober 2024 aan appellanten en de curator, waarin mondelinge behandeling is bepaald op 9 december 2024;
  • de brief van appellanten van 29 november 2024, met aanvullende bijlagen 27 tot en met 38;
  • de brief van de rechtbank van 2 december 2024 aan appellanten en de curator, waarin een rechterswissel is aangekondigd;
  • de brief van appellanten van 2 december 2024, met bijlagen 39 tot en met 41;
  • de mondelinge behandeling van 9 december 2024, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt, en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Roeffen en de curator.

2.Het verzoek

2.1.
Appellanten verzoeken de rechtbank, na wijziging van verzoek, om
I. te vernietigen de beschikking van de rechter-commissaris van 19 juni 2024 in het faillissement van Bela; en
II. opnieuw rechtdoende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de curator te bevelen aan mr. Roeffen, althans appellanten, afschriften van vier in het appelschrift genoemde bescheiden toe te zenden.
2.2.
De curator voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van de beslissing van de rechter-commissaris genomen bij beschikking van 19 juni 2024 en tot afwijzing van de verzoeken in hoger beroep van appellanten.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 67 Fw staat tegen een beschikking van de rechter-commissaris, waaronder die als vermeld in artikel 69 Fw, hoger beroep open gedurende vijf dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de beschikking is gegeven. De rechter-commissaris heeft op woensdag 19 juni 2024 beschikking gegeven. Appellanten hebben tijdig hoger beroep ingesteld.
3.2.
Appellanten hebben hun verzoeken gegrond op artikel 69 Fw. Naar de kern genomen willen appellanten met hun verzoeken enkele bescheiden ontvangen die ten grondslag liggen aan het concept-rapport van KPMG in het rechtmatigheidsonderzoek inzake het faillissement van Bela. Appellanten stellen deze stukken nodig te hebben omdat mr. Roeffen namens hen zonder die stukken niet adequaat kan reageren op het concept-rapport.
3.3.
Aan appellanten en aan mr. Roeffen, in zijn hoedanigheid van advocaat van appellanten, is niet gevraagd om een reactie op het concept-rapport van KPMG (zie e-mailbericht 27 mei 2024 van de curator aan mr. Roeffen). Het rapport is niet in het kader van wederhoor aan hen toegestuurd. Het rapport heeft geen betrekking op hen. Daarbij is het rapport vertrouwelijk en heeft KPMG verboden het rapport zonder toestemming met derde partijen te delen. Appellanten mogen niet over het rapport beschikken. Appellanten hebben dan ook geen recht op toezending van een viertal bijlagen van dit rapport. Ook de door de curator naar aanleiding van het inmiddels afgeronde rechtmatigheidsonderzoek verstuurde aansprakelijkstellingen zijn niet aan appellanten gericht. Dat appellanten een rechtens relevant eigen belang hebben bij de door hen verzochte bescheiden, kan de rechtbank uit hun stellingen en de overgelegde stukken niet opmaken. Dat eigen belang is niet gelegen in het feit dat mr. Roeffen ook optreedt als advocaat voor andere (rechts)personen rondom Bela en dat hij in die hoedanigheid wel is verzocht om op het concept-rapport te reageren. Het kan evenmin worden gebaseerd op het feit dat de verschillende vennootschappen worden bestuurd door dezelfde bestuurder of door (een) bestuurder(s) uit dezelfde familie.
3.4.
Voorts is van belang dat artikel 69 Fw een beperkte strekking heeft. Een verzoek op basis van dit artikel strekt ertoe invloed uit te oefenen op het beheer over en de vereffening van de failliete boedel en eventuele daarbij gemaakte fouten te herstellen of fouten bij het beheer en de vereffening te voorkomen. Het voorschrift is niet gegeven om individuele verzoekers in de gelegenheid te stellen op eenvoudige wijze aan hen persoonlijk toekomende rechten tegenover de boedel geldend te maken.
3.5.
De verzoeken van appellanten vallen niet binnen de beperkte strekking van artikel 69 Fw. Het algemene standpunt van appellanten dat iedere mogelijke wijziging van de beoordeling van vorderingen in het faillissement van effect is op het beheer over en de vereffening van de failliete boedel, is onvoldoende concreet voor een belang binnen deze beperkte strekking. Immers, in beginsel is er geen plaats voor een verplichting van de curator om aan een individuele schuldeiser de door deze schuldeiser gewenste inlichtingen te verstrekken en aan deze schuldeiser verantwoording af te leggen. Het bestaan en de omvang van de vorderingen van concurrente crediteuren worden in een faillissement vastgesteld tijdens een verificatievergadering, eventueel gevolg door een of meerdere renvooiprocedures. Een curator heeft in het faillissement de verplichting te (laten) onderzoeken of er voorafgaand aan het faillissement geen onrechtmatige handelingen zijn verricht zoals bijvoorbeeld paulianeuze handelingen. Dat de uitkomst hiervan, te weten dat de boedel (mogelijk) aanspraken heeft op aan appellanten gelieerde (rechts)personen, appellanten onwelgevallig is, is geen grond om de curator te bevelen de betreffende bescheiden aan appellanten te verstrekken.
3.6.
Nu de verzoeken van appellanten niet vallen binnen de reikwijdte van artikel 69 Fw zijn appellanten niet ontvankelijk in hun verzoeken.
3.7.
Gelet op voorgaande wordt de beschikking van de rechter-commissaris van 19 juni 2024 in het faillissement van Bela bekrachtigt.
3.8.
De rechtbank ziet aanleiding appellanten als in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van de curator worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 × tarief II € 614,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.406,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de verzoeken af;
4.2.
bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris van 19 juni 2024 in het faillissement van Bela;
4.3.
veroordeelt appellanten hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als appellanten niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en de beschikking daarna wordt betekend, dan moeten appellanten € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Bouwman, mr. P. de Bruin en mr. S.V. Hardonk en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.
[3718/1729/2009/3407]