ECLI:NL:RBROT:2025:5761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/10/671564 / HA ZA 24-28
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake getuigenverhoor in civiele procedure tussen vennootschap onder firma en besloten vennootschap

In deze civiele procedure tussen een vennootschap onder firma (eiseres) en een besloten vennootschap (gedaagde) heeft de rechtbank Rotterdam op 7 mei 2025 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil over de noodsituatie tijdens het vaccineren van geiten op 27 juli 2021. Eiseres heeft de gedaagde aangeklaagd en gedaagde heeft bewijs aangeboden door getuigen te horen. In het tussenvonnis van 15 januari 2025 is gedaagde toegelaten tot het leveren van bewijs. Gedaagde heeft getuigen opgegeven, waaronder dierenartsen en leden van de Formulariumcommissie, die kunnen verklaren over de rol van het vaccin Covexin en de uitleg van relevante documenten. Eiseres heeft echter betwist dat de getuigenverklaringen relevant zijn voor de zaak, en heeft alleen de getuigen die ter plaatse waren, als relevant aangemerkt. De rechtbank heeft in het tussenvonnis besloten dat er geen reden is om terug te komen op eerdere beslissingen over de bewijslast en de toelating van bewijs. De rechtbank heeft bepaald dat gedaagde drie getuigen kan aandragen voor een getuigenverhoor, dat zal plaatsvinden in de rechtbank te Rotterdam. De partijen zijn uitgenodigd om de verhinderdagen van de getuigen door te geven. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/671564 / HA ZA 24-28
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. C.A. van Kooten-de Jong te Montfoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.H. Blok te Hardinxveld-Giessendam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 januari 2025 en de daarin genoemde (proces)stukken;
  • de akte uitlating bewijslevering door getuigen van [gedaagde] ;
  • de antwoordakte uitlating bewijslevering van [eiseres] ;
  • het bericht dat mr. Raaijmakers zich heeft onttrokken namens [eiseres] ;
  • het bericht dat mr. Van Kooten- de Jong zich heeft gesteld namens [eiseres] .
  • het verzoek van partijen om vonnis te bepalen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 15 januari 2025 (hierna: het tussenvonnis) is [gedaagde] toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat op
27 juli 2021, ten tijde van het vaccineren door [getuige 1] van de geiten bij [eiseres] , sprake was van een noodsituatie. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld de namen van getuigen op te geven naast de eerder door haar genoemde getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
2.2.
In haar akte uitlating bewijslevering heeft [gedaagde] de namen en verhinderdata van de volgende getuigen opgegeven:
[getuige 1] ;
[getuige 2] ;
Dr. [getuige 3] (hierna [getuige 3] );
Drs. [getuige 4] (hierna: [getuige 4] );
Drs. [getuige 5] (hierna: [getuige 5] );
Dr. [getuige 6] (hierna: [getuige 6] )
Drs. [getuige 7] (hierna: [getuige 7] ).
2.3.
Volgens [gedaagde] kan [getuige 3] , dierenarts bij de producent van Covexin, verklaren over de rol van de tekst, de bijsluiter en de eigenschappen van Covexin. [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] , respectievelijk voorzitter en leden van de Formulariumcommissie, kunnen verklaren over de uitleg van paragraaf 3.2.3 van het Formularium Geit (hierna: FG). [getuige 7] , patholoog bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (hierna: de GD), kan, zo begrijpt de rechtbank, verklaren over de werkwijze bij (het afwachten van uitkomsten van) sectie van dieren bij de GD.
2.4.
[gedaagde] heeft daarnaast in haar akte aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de beslissing van de rechtbank dat de stelplicht en bewijslast op haar rust. [gedaagde] is verder van mening dat het bij het FG niet gaat om een (juridische) uitleg van een juridisch document (zoals bijvoorbeeld een CAO) en dat het gaat over hoe de term noodvaccinatie - en niet noodsituatie - moet worden uitgelegd omdat ‘noodvaccinatie’ de term is die gebruikt wordt in het FG. Tot slot is de Richtlijn Methodisch Handelen, waarnaar de rechtbank verwijst in het tussenvonnis, niet relevant. Deze spreekt niet van een noodsituatie maar van aan spoedsituatie, aldus [gedaagde] .
2.5.
[eiseres] heeft bij antwoordakte aangegeven dat een getuigenverklaring alleen als bewijs kan dienen voor zover zij betrekking heeft op aan de getuigen uit eigen waarneming bekende feiten en dat daarom alleen [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen kunnen worden aangemerkt. Alleen zij waren op of rond het moment van het vaccineren ter plaatse. Voor zover [gedaagde] bewijs wil leveren ten aanzien van de navolgende feiten/aspecten: i) de tekst en bijsluiter en eigenschappen van Covexin, ii) de uitleg van paragraaf 3.2.3. van het FG en de term noodvaccinatie en iii) de vraag in hoeverre [gedaagde] de uitkomst van sectie van ingezonden dieren had moeten afwachten, doet dit niet ter zake en dient het verzoek tot het horen van getuigen te worden afgewezen.
2.6.
De rechtbank ziet geen reden om terug te komen op haar eerdere beslissingen in het tussenvonnis, ten aanzien van zowel de bewijslastverdeling als het toelaten tot bewijs en de inhoud van de bewijsopdracht. De rechtbank blijft daarbij.
Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om deskundigen te horen. Het recht dat de wet geeft om getuigen voor te brengen ziet slechts op personen die uit eigen wetenschap (eventueel van horen zeggen) kunnen verklaren over de betwiste en door de rechtbank te bewijzen opgedragen feiten. Het inwinnen van een deskundigenbericht (al dan niet mondeling) staat de rechtbank vrij, zonder dat een partij daarop recht heeft.
Voor zover de opgegeven personen louter als deskundigen kunnen verklaren, en dat lijkt te volgen uit de toelichting van [gedaagde] , zullen zij dus niet worden gehoord.
2.7.
De rechtbank zal allereerst drie getuigen horen aan de zijde van [gedaagde] en daartoe een dagdeel voor het getuigenverhoor bepalen. Daartoe worden partijen uitgenodigd bij brief binnen twee weken na heden de geactualiseerde verhinderdata door te geven. De rechtbank zal eerst [getuige 1] en [getuige 2] horen. De rechtbank verzoekt [gedaagde] bij het bepalen van de voordracht en volgorde van de volgende getuige(n), zich te beperken tot de bewijsopdracht, te weten dat op 27 juli 2021, ten tijde van het vaccineren door [getuige 1] van de geiten bij [eiseres] , sprake was van een noodsituatie.
Tot verdere aktes wordt geen gelegenheid gegeven en deze worden in dit stadium niet in behandeling genomen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat [gedaagde] drie getuigen kan aandragen voor een getuigenverhoor van een dagdeel, onder mededeling van de verhinderdagen van deze drie getuigen, de partijen en de advocaten voor de maanden juni tot en met november 2025;
3.2.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, in het gebouw van de rechtbank aan het Wilhelminaplein 100-125 te Rotterdam;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
3246/106