Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 170 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met daaraan toegevoegd de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname;
- oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contact- en locatieverbod met elektronisch toezicht voor de duur van drie jaren, met vervangende hechtenis van twee weken per overtreding en een maximale duur van 6 maanden;
- de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop, en van de 38v-maatregel.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 170 (honderdzeventig) dagen;
groot 62 (tweeënzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
3 (drie) jaren;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
de benadeelde partij [slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 2.981,83 (zegge: tweeduizend negenhonderdeenentachtig euro en drieëntachtig eurocent), bestaande uit € 481,83 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024 over € 481,83 en vanaf 10 november 2024 over € 2.500,-, beide tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer]te betalen
€ 2.981,83(hoofdsom,
zegge: tweeduizend negenhonderdeenentachtig euro en drieëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024 over € 481,83 (de materiële schade) en vanaf 10 november 2024 over € 2.500,- (de immateriële schade) tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.981,83 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
39 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;