ECLI:NL:RBROT:2025:5750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
10/285176-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van ex-partner

Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging van zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 juli 2024 tot en met 10 november 2024 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dit gebeurde door haar te bellen, te mailen en berichten te sturen met dreigende en seksueel getinte inhoud. De verdachte heeft de aangeefster ook bedreigd met de dood, wat door getuigen is bevestigd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 170 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod en een locatieverbod. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 170 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, en heeft een maatregel opgelegd ex artikel 38v Sr, inhoudende een contact- en locatieverbod met elektronisch toezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de gedragingen van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totale schadevergoeding van € 2.981,83, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/285176-24
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1981,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. W. de Deugd, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 170 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met daaraan toegevoegd de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname;
  • oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contact- en locatieverbod met elektronisch toezicht voor de duur van drie jaren, met vervangende hechtenis van twee weken per overtreding en een maximale duur van 6 maanden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop, en van de 38v-maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (belaging)
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2 (bedreiging)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu hij ontkent en niet bewezen kan worden dat hij de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit. Er is geen objectief technisch bewijs. Subsidiair stelt de verdediging dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het deel van de bedreiging dat zou inhouden dat de aangeefster “dood zou gaan” en dat zij “drie keer over haar schouder moest kijken”. Deze uitlatingen worden alleen door de aangeefster genoemd en worden niet bevestigd door de getuige.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de verklaringen van de aangeefster volgt dat zij op 29 augustus 2024 door de verdachte anoniem is gebeld toen zij bij haar vader op bezoek was, en dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde bedreigingen jegens haar heeft geuit. De aangeefster herkende daarbij de stem van de verdachte. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van haar vader, die tijdens het telefoongesprek aanwezig was en eveneens de stem van de verdachte herkende. De rechtbank acht de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 07 juli 2024 tot en met 04 september 2024 en 5 november 2024 tot en met 10 november 2024 te Ridderkerk en/of Barendrecht en/of Den Haag en/of Zoetermeer en/of Rotterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meermalen (telkens)
- die [slachtoffer] te bellen en/of mailen en/of (whats-app)berichten en/of video's te versturen inhoudende/bevattende dreigende teksten en/of seksueel getinte teksten/afbeeldingen en/of liefdesverklaringen en/of excuses en
- de sociale kring, althans personen in/uit de omgeving van die [slachtoffer] te benaderen, zijnde onder meer familie/vrienden/kennissen/collega's/werkgever van die [slachtoffer] , om op deze wijze in contact te kunnen komen met die [slachtoffer] dan wel om belastende verklaringen/verhalen/teksten over die [slachtoffer] te verstrekken/verspreiden en
- die [slachtoffer] te benaderen en/of op te zoeken bij haar woning en/of bij de woning van haar ouders en/of op haar werkadres en
- op/via verschillende social media kanalen zich negatief over die [slachtoffer] uit te laten (ten einde haar naam en/of reputatie te schaden) en
- op TikTok video’s en/of foto’s en/of tekst van en/of over die [slachtoffer] en/of van de kinderen van hem, verdachte, en [slachtoffer] te plaatsen en
- te reageren op social-media kanalen van die [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij op 29 augustus 2024 te Barendrecht en/of Ridderkerk,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door aan die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven- dat zij deze week dood zou gaan en dat als zij naar buiten zou gaan zij drie keer over haar schouders moest kijken en dat hij, verdachte, een kankermes door haar ribben in haar kankerhart zou steken althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
belaging;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende twee maanden schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-partner. Na de relatiebreuk heeft de verdachte langs diverse wegen contact gezocht met de aangeefster door haar te bellen, mailen of berichten te sturen, terwijl zij hier niet van gediend was. Veel van die berichten bevatten dreigende en seksueel getinte teksten, liefdesverklaringen en excuses. Ook heeft de verdachte meerdere personen uit de omgeving van de aangeefster benaderd en zich op verschillende sociale media kanalen negatief over de aangeefster uitgelaten of foto’s van haar geplaatst. Nadat de rechtbank zijn voorlopige hechtenis had geschorst, is de verdachte gedurende enkele dagen verder gegaan met het stalken van zijn ex-partner. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn ex-partner. Dit zijn ernstige feiten die inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van de aangeefster en die bij haar bovendien gevoelens van angst en onrust hebben veroorzaakt, zoals ook volgt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 maart 2025. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
Bij de verdachte is geen sprake van een delictpatroon. Los van de vraag of er sprake is van overmatig middelengebruik (drank en/of cocaïne) is duidelijk dat in ieder geval alcohol delictgedrag in de hand kan werken. De verdachte erkent dit zelf ook. De psychische gesteldheid van de verdachte is zorgelijk, hij is erg gefocust op zijn ex-partner en wil het steeds over haar hebben, met name om zijn gelijk aan te tonen. Een psychologische ambulante behandeling is nodig om hem verdere handvatten te geven om zijn leven op te bouwen. Hierbij speelt mee dat (het gebrek aan) de omgang met zijn kinderen voor frustraties zal blijven zorgen en dat het van belang is dat hij ondersteuning krijgt om hiermee om te gaan. Als de verdachte zelf stabieler is dan kan contact met de kinderen opgebouwd worden. Hierbij zijn ook sociale contacten en dagbesteding van belang.
Om meer zicht te krijgen op het psychisch functioneren van de verdachte en om handvatten te krijgen voor een toezicht is de verdachte aangemeld bij forensisch Polikliniek Fivoor voor verdiepingsdiagnostiek. Naar aanleiding van de verdiepingsdiagnostiek kunnen vooralsnog geen diagnoses worden vastgesteld. Wel wordt een indicatie gezien voor ambulante behandeling bij AC Fivoor Rotterdam. Er is nader onderzoek nodig om cluster B (en mogelijk C) problematiek te bevestigen of uit te sluiten. Vanuit de SCID-5-PV screener worden hier geen aanwijzingen voor gezien, echter de indruk is ook dat de verdachte zich wellicht wat gunstig wil presenteren of problematiek bij zichzelf niet herkent. Mogelijk voldoet de verdachte niet aan alle criteria voor een persoonlijkheidsstoornis, maar vermoedelijk zijn er wel trekken passend bij cluster B (en C) problematiek. Het advies vanuit de verdiepingsdiagnostiek is een ambulante behandeling bij Fivoor.
De reclassering concludeert dat de verdachte een beginnende positieve ontwikkeling heeft ingezet door praktische hulpverlening te aanvaarden en dat de verdachte wil meewerken aan verdere diagnostiek en behandeling. Tegelijkertijd blijft de situatie ingewikkeld en is langdurige slachtofferbescherming in de vorm van een locatieverbod en contactverbod wenselijk. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de gemeente Barendrecht (met elektronische monitoring). De reclassering adviseert voorts de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Daarbij geldt dat de rechtbank aan het dragen van een enkelband door de verdachte vanwege de ingrijpendheid een maximale duur van zes maanden zal verbinden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat hij recent contact heeft gehad met de reclassering en dat zij – gelet op de recente onttrekkingen van de verdachte aan het toezicht – de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname als bijzondere voorwaarde willen toevoegen aan het eerder uitgebrachte advies. De rechtbank zal ook die voorwaarde opleggen. Zonder nadere advisering, die ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanleiding te bepalen dat een klinische opname zonder meer direct dient plaats te vinden, voorafgaand aan ambulante behandeling, zoals de verdediging heeft verzocht.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren zoals is geadviseerd door de reclassering, omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van zes maanden opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor de gemeente Barendrecht en een contactverbod met de aangeefster
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1982). De wet laat niet toe dat de rechtbank aan deze maatregel elektronische controle koppelt, zoals geëist door de officier van justitie. Om verdachte ertoe te zetten zich aan dit gebieds- en contactverbod te houden, zal de rechtbank bepalen dat twee weken hechtenis wordt toegepast voor elke overtreding van het gebieds- of contactverbod.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 170 dagen waarvan 62 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest (te weten 108 dagen), met de algemene en bijzondere voorwaarden en oplegging van de maatregel ex artikel 38v Sr, passend en geboden. Dit betekent dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 481,83 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen of aanzienlijk dient te worden gematigd.
8.2.
Beoordeling
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen. Daarbij geldt dat de door de verdediging opgeworpen vraag of de opgevoerde kosten door een verzekering worden gedekt, niet kan worden aangemerkt als een gemotiveerde betwisting van de vordering. Bovendien heeft de gemachtigde van de benadeelde partij in reactie hierop te kennen gegeven dat de kosten niet door een verzekering zijn gedekt.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade indien hij op andere wijze in de persoon is aangetast. Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan die naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending maken dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In deze zaak heeft de benadeelde partij gesteld dat de gedragingen van de verdachte zoals ten laste gelegd een grote impact hebben op haar gevoel van vrijheid en veiligheid. Zo zag zij zich genoodzaakt om enige tijd met haar zoons in de crisisopvang te verblijven en haar baan op te zeggen. Daarnaast blijkt uit de overgelegde stukken dat er bij de benadeelde partij sprake is van een posttraumatische stressstoornis en een paniekstoornis.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan en met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, op een bedrag van € 2.500,-. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Wettelijke rente en overige kosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024 voor de materiële schade en vanaf 10 november 2024 voor de immateriële schade.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.981,83, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 285b Sr.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 170 (honderdzeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 62 (tweeënzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich volgens afspraak melden bij Reclassering Nederland, regio Rotterdam-Dordrecht. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door forensisch polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plek is en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. indien er sprake is van een terugval in middelengebruik /bij overmatig middelengebruik en/of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie /stabilisatie /observatie /diagnostiek /crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
4. de veroordeelde zal geen drugs gebruiken en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde zal geen alcohol gebruiken en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben of zoeken met aangeefster [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1982), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Als het ten behoeve van de kinderen noodzakelijk is om contact te hebben dan zal dit via en met toestemming van de Jeugdbescherming plaatsvinden. Ook is het de veroordeelde verboden om op sociale media of openbare bronnen teksten/informatie/beeldmateriaal van de aangeefster of van hun kinderen te plaatsen;
7. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de gemeente Barendrecht, zolang de reclassering dit verbod nodig vindt. De veroordeelde werkt voor de duur van maximaal zes maanden mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat in die periode niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummers 6 en 7 genoemde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 6 (zes) maanden, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden in de gemeente Barendrecht, gedurende 6 (zes) maanden na heden;
1b. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1982), gedurende 6 (zes) maanden na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 2.981,83 (zegge: tweeduizend negenhonderdeenentachtig euro en drieëntachtig eurocent), bestaande uit € 481,83 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024 over € 481,83 en vanaf 10 november 2024 over € 2.500,-, beide tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer]te betalen
€ 2.981,83(hoofdsom,
zegge: tweeduizend negenhonderdeenentachtig euro en drieëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024 over € 481,83 (de materiële schade) en vanaf 10 november 2024 over € 2.500,- (de immateriële schade) tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.981,83 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
39 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 07 juli 2024 tot en met 04 september 2024 en/of 5 november 2024 tot en met 10 november 2024 te Ridderkerk en/of Barendrecht en/of Den Haag en/of Zoetermeer en/of Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meermalen (telkens)
- die [slachtoffer] te bellen en/of mailen en/of (whats-app)berichten en/of video's te versturen inhoudende/bevattende dreigende teksten en/of seksueel getinte teksten/afbeeldingen en/of liefdesverklaringen en/of excuses en/of
- de sociale kring, althans personen in/uit de omgeving van die [slachtoffer] te benaderen, zijnde onder meer familie/vrienden/kennissen/collega's/werkgever van die [slachtoffer] , om op deze wijze in contact te kunnen komen met die [slachtoffer] dan wel om belastende verklaringen/verhalen/teksten over die [slachtoffer] te verstrekken/verspreiden en/of
- die [slachtoffer] te benaderen en/of op te zoeken bij haar woning en/of bij de woning van haar ouders en/of op haar werkadres en/of
- op/via verschillende social media kanalen zich negatief over die [slachtoffer] uit te laten (ten einde haar naam en/of reputatie te schaden) en/of
- op TikTok video’s en/of foto’s en/of tekst van en/of over die [slachtoffer] en/of van de kinderen van hem, verdachte, en [slachtoffer] te plaatsen en/of
- te reageren op social-media kanalen van die [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Barendrecht en/of Ridderkerk, althans in Nederland
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven- dat zij deze week dood zou gaan en dat als zij naar buiten zou gaan zij drie keer over haar schouders moest kijken en dat hij, verdachte, een kankermes door haar ribben in haar kankerhart zou steken althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.