ECLI:NL:RBROT:2025:5749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
10/248129-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, mishandeling, vernieling en bedreiging met enig misdrijf tegen leven gericht

Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, mishandeling, vernieling en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 31 juli 2024 in Rotterdam meermalen met een mes heeft gestoken in de richting van de aangever, wat resulteerde in letsel aan het hoofd en de hand van de aangever. De rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, evenals de mishandeling van de ex-partner van de verdachte. De verdachte heeft tijdens het geweldsincident ook diverse kledingstukken van de slachtoffers vernield en hen met de dood bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 49 dagen opgelegd, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie om te veranderen en de herstelde relatie met de aangeefster. De rechtbank heeft besloten af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest, gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/248129-24
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. E. Janse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 132 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 impliciet primair (poging doodslag) en 2 primair (poging zware mishandeling) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van de aangever [slachtoffer 1] , wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Op basis van de camerabeelden en het letsel is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte met een mes heeft gestoken. Ook is onduidelijk waar de vuistslagen en schoppende bewegingen zijn beland. Een letselbeschrijving ontbreekt. De handelingen waren niet dusdanig heftig dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen opleveren.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de verklaringen van de aangever [slachtoffer 1] en van de verdachte zelf dat hij een “mesje” had, blijkt dat de verdachte met een mes meermalen stekende bewegingen in de richting van de aangever [slachtoffer 1] heeft gemaakt en die daarna pijn voelde bij zijn rechteroog. Verder zag de aangever dat hij in zijn rechterhand was gestoken.
De verbalisanten – die kort na het incident ter plaatse komen – stellen eveneens vast dat de aangever [slachtoffer 1] een snee boven zijn rechteroog en een snee in zijn rechterhand had. Dit letsel past naar het oordeel van de rechtbank bij stekende bewegingen met een mes. Verder wordt de verklaring van de aangever [slachtoffer 1] ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin een omschrijving van de camerabeelden wordt gegeven, de verklaring van de aangeefster [slachtoffer 2] .
De vraag die de rechtbank nu moet beantwoorden is of bovengenoemde handelingen gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot zware mishandeling. Die vraag beantwoordt de rechtbank eveneens bevestigend. Door te steken in/tegen het hoofd boven het rechteroog van de aangever heeft de verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen aan diens rechteroog, zodat de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen is.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering feit 2 subsidiair (mishandeling) en feit 4 (bedreiging)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient ten aanzien van de mishandeling partieel te worden vrijgesproken wat betreft de vuistslagen die hij de aangeefster [slachtoffer 2] zou hebben gegeven, nu bij haar geen letsel is geconstateerd dat hierbij past. Er is enkel wettig en overtuigend bewijs voor het eenmaal schoppen/trappen tegen haar lichaam.
Ten aanzien van de bedreiging dient de verdachte te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van de aangevers zijn te vaag en de aangever [slachtoffer 1] is geen objectieve bron.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte heeft bekend dat hij de aangeefster [slachtoffer 2] eenmaal heeft geschopt. Anders dan de verdediging komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring ten aanzien van het meermalen stompen en/of slaan, nu de aangifte van de aangeefster [slachtoffer 2] op dit punt wordt ondersteund door de verklaring van de aangever [slachtoffer 1] .
Ook de bedreiging van beide aangevers acht de rechtbank bewezen. Uit de verklaringen van de aangever [slachtoffer 1] en de aangeefster [slachtoffer 2] blijkt dat de bedreigingen door de verdachte zijn geuit. Verder heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zich weliswaar niet kan herinneren die bedreiging te hebben geuit, maar wel dat hij op de desbetreffende dag zichzelf niet was en zo boos was. De rechtbank ziet mede daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 31 juli 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere malen, met een mes, althans een scherp voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en
- meerdere malen, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de richting van/naar het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en heeft geslagen en
- meerdere malen, (met kracht) tegen/op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of heeft getrapt en
- meerdere malen, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestompt en/of heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair
hij op 31 juli 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- eenmaal (met kracht) tegen/op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen en
- meerdere malen, (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan;
3.
hij op 31 juli 2024 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk diverse kledingstukken, die geheel aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorden heeft vernield en/of weggemaakt;
4.
hij op 31 juli 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je dood maken" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.impliciet subsidiair

poging tot zware mishandeling;

2.subsidiair

mishandeling;

3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en wegmaken;
4.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangever door hem meermalen met een mes te steken, te slaan en te schoppen. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-partner mishandeld door haar te schoppen en te slaan. Dit geweld is ernstig en heeft een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
De verdachte heeft ook diverse kledingstukken van de slachtoffers vernield en/of weggemaakt, waardoor zijn ex-partner geheel naakt op straat kwam te staan. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen.
Tot slot heeft de verdachte tijdens dit geweldsincident zijn ex-partner en de aangever met de dood bedreigd. Door aldus te handelen heeft de verdachte de betrokkenen vrees aangejaagd. Zij voelden zich hierdoor niet meer veilig.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
31 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 november 2024. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
De reclassering vindt het opvallend en zorgelijk dat de verdachte niet bekend is met agressieproblematiek of geweldsmisdrijven, maar bij onderhavig feit excessief geweld heeft gebruikt (onder andere met een steekwapen). Zowel de verdachte als referenten kunnen het delictgedrag niet volledig verklaren, daar er volgens hen geen agressieproblemen zijn. Vanwege het ontbreken van diagnostiek of signalen van psychische problematiek, kan geen uitsluitsel worden gegeven over de invloed van eventuele psychosociale problematiek op het delictgedrag. Omdat onderhavig feit een emotioneel agressief karakter heeft, beschouwt de reclassering het psychosociale functioneren als een risicofactor voor recidive.
Voorafgaand aan het delict was er sprake van instabiliteit op meerdere leefgebieden. Zo hadden verdachte en zijn (ex-)partner geen stabiele huisvesting, wat leidde tot financiële problemen. De verdachte heeft geen zicht op hoeveel schulden hij momenteel heeft, maar is voornemens dit met zijn begeleiding te bespreken. De reclassering beschouwt financiën als een indirect delictgerelateerde risicofactor en relatieproblemen als een direct delictgerelateerde risicofactor.
De verdachte en de aangeefster hebben de relatie inmiddels voortgezet, het contact tussen hen is volgens beiden goed. Tegenover de reclassering spreken ze de wens uit om in relatietherapie te gaan. Beiden worden door Stichting Elckerlyc ondersteund op het gebied van dagbesteding, huisvesting en financiën. Vanwege de aard van het delict, de aanwezigheid van risicofactoren en de motivatie van de verdachte om niet meer met justitie in aanraking te komen, ziet de reclassering noodzaak en mogelijkheid voor het opleggen van bijzondere voorwaarden ter vermindering van het recidiverisico. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie agressiebeheersing en meewerken aan schuldhulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan het voorarrest, nu zij daar in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding toe ziet. De verdachte is inmiddels gestart met de BORG-training en heeft huisvesting, werk en inkomen. De verdachte toont zich gemotiveerd hiermee verder te gaan. Verder is de relatie tussen de verdachte en de aangeefster hersteld en hebben zij bij de reclassering de wens geuit om in relatietherapie te gaan. Ter terechtzitting heeft de verdachte er bovendien blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en wil leren van zijn fouten. Hij komt daarin oprecht over. De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee en komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Deze voorwaardelijke taakstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 49 dagen (gelijk aan de duur van het voorarrest) en een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uren passend en geboden. Dit betekent dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 49 (negenenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
bepaalt dat
deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de training Beëindiging Onderling Relationeel Geweld (BORG). De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met) een mes/schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met) een mes/schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van/naar het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of heeft geslagen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestompt en/of heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, althans een persoon, [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestompt en/of heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Rotterdam
zijn levensgezel, althans een persoon, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan;
3.
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijkd diverse kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je dood maken" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.