ECLI:NL:RBROT:2025:5747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
10/333371-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging met misdrijf tegen het leven en mishandeling van ex-vriendin

Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 september 2023 tot en met 19 oktober 2024 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dit omvatte onder andere het plaatsen van een GPS-tracker onder haar auto, het herhaaldelijk bellen en berichten sturen, en het opwachten van de aangeefster bij haar werk en woning. De verdachte heeft haar ook bedreigd met de dood en haar mishandeld door met een autosleutel tegen haar gezicht te krassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 97 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod en een locatieverbod. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/333371-24
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. A. Aïssal, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden;
  • oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met elektronisch toezicht voor de duur van 3 jaren, met vervangende hechtenis van twee weken per overtreding en een maximale duur van 6 maanden, en de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1 (belaging)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Er was sprake van een knipperlichtrelatie tussen de verdachte en de aangeefster. Het dossier bevat beeldmateriaal van de verdachte en de aangeefster in de ten laste gelegde periode terwijl ze samen leuke dingen doen, en telefoongegevens waaruit blijkt dat de aangeefster de verdachte in de ten laste gelegde periode is blijven bellen. Verder was het voor de verdachte niet duidelijk of de relatie uit was en in hoeverre de aangeefster geen contact wenste. De verklaringen van de aangeefster zijn om die redenen onbetrouwbaar en er zijn geen andere objectieve bronnen in het dossier die haar verklaringen ondersteunen.
4.1.2.
Beoordeling
Van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is sprake als een verdachte wederrechtelijk én stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dergelijke belaging zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft in de periode van 27 september 2023 tot en met 19 oktober 2024 op verschillende manieren geprobeerd contact te zoeken met de aangeefster, door haar te bellen, e-mails en berichten te sturen, via derden contact te zoeken, haar bij haar werk of bij de woning van haar moeder op te wachten en te achtervolgen, bloemen te sturen naar haar moeder en door een GPS-tracker onder haar auto te plaatsen.
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in de periode van 27 september 2023 tot en met 19 oktober 2024 wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, te dulden dan wel vrees aan te jagen. Dat gedurende een deel van de ten laste gelegde periode mogelijk sprake was van wederkerig contact of zelfs intimiteit tussen de verdachte en de aangeefster, doet daar niet aan af. Ook binnen een (knipperlicht)relatie kan immers sprake zijn van belaging, bijvoorbeeld waar de ene persoon de andere dwingt in de relatie te blijven. Verder blijkt uit de inhoud van het dossier, waaronder de door de verdachte verstuurde
e-mailberichten, duidelijk dat er perioden zijn geweest waarin de verdachte wist dat de aangeefster geen contact met hem wilde, maar daaraan uitdrukkelijk voorbijging. Het verweer wordt derhalve verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich in de periode van 27 september 2023 tot en met
19 oktober 2024 schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking) van aangeefster [slachtoffer] .
4.2.
Bewijswaardering feit 3 (mishandeling) en feit 4 (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de mishandeling, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De foto in het dossier laat geen letsel zien. Tevens is niet duidelijk of de foto van de aangeefster is.
Ook dient de verdachte te worden vrijgesproken van de bedreiging, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van getuige [getuige] ondersteunt de verklaring van de aangeefster niet, wat betreft de tijd en plaats waarop de uitlating zou zijn gedaan.
4.2.2.
Beoordeling
Mishandeling
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 3 november 2023 de verdachte tegenkwam en dat hij toen met zijn autosleutel tweemaal tegen haar gezicht heeft gekrast. Het dossier bevat een foto met letsel op de linkerkant van het gezicht van een vrouw.
De rechtbank heeft geen reden om eraan te twijfelen dat aangeefster degene is van wie de foto is genomen en het daarop getoonde letsel past bij haar verklaring. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefster [slachtoffer] .
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Uit de verklaring van de aangeefster blijkt de tijd en plaats van de uitlating door de verdachte, te weten op 7 juli 2024 bij haar thuis (na het uitgaan bij het Stadhuisplein). Die verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die immers verklaart over hetzelfde incident en over dezelfde bedreiging. Dat de getuige de bedreigingen op een ander moment en ergens anders plaatst, doet aan de bruikbaarheid van die verklaring niet af. De rechtbank volgt immers de verklaring van aangeefster wat betreft tijd en plaats. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 27 september 2023 tot 19 oktober 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- een GPS-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en/of daarmee de locatie van die
[slachtoffer]te lokaliseren/in beeld te brengen en/of zich vervolgens naar die locatie te begeven en
- veelvuldig naar die [slachtoffer] te bellen en
- e-mails en berichten naar die [slachtoffer] te sturen en
- zich bij/in de omgeving van het werk en woning van de moeder van die [slachtoffer] op te houden en/of die [slachtoffer] op voornoemde plaatsen op te wachten en
- die [slachtoffer] te achtervolgen en haar te benaderen en zich in haar buurt op te houden en
- bloemen naar het huisadres van die moeder van die [slachtoffer] te sturen en
- contact te zoeken via derden
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij op 18 december 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 3 november 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door met zijn autosleutel tegen haar gezicht te krassen;
4.
hij op 7 juli 2024 te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga mensen betalen om jullie om te laten leggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
belaging;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
mishandeling;
4.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan de stalking van zijn ex-vriendin. Na de relatiebreuk(en) heeft de verdachte langs diverse wegen contact met haar gezocht, door te bellen, te mailen of berichten te sturen, terwijl zij hier niet van gediend was. Ook heeft de verdachte een GPS-tracker onder de auto van de aangeefster geplaatst. Daarnaast heeft de verdachte haar tot tweemaal toe bedreigd met de dood. Tot slot heeft hij haar mishandeld door met een autosleutel tegen haar gezicht te krassen. Dit zijn ernstige feiten die inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van de aangeefster, en op haar lichamelijke integriteit. Daarmee heeft de verdachte bij haar bovendien gevoelens van angst en onrust veroorzaakt, zoals ook volgt uit de ter terechtzitting namens haar voorgelezen slachtofferverklaring.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
3 februari 2025. Dit rapport houdt – kort weergegeven – in dat de bevindingen van het onderzoek niet wijzen op een psychische stoornis, verstandelijke handicap of psychogeriatrische aandoening van de verdachte, ook niet ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
4 maart 2025. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
Er is sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogens- en geweldsdelicten en verkeersovertredingen. De reclassering ziet risicoverhogende factoren op de leefgebieden partnerrelaties, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding. Het delictverleden van de verdachte duidt erop dat er sprake is van een pro-criminele houding. Er lijkt daarnaast sprake te zijn van onvoldoende zelfcontrole en gebrekkige beheersing van gedrag en emoties, mogelijk in combinatie met middelengebruik.
De verdachte heeft ongeveer vijf jaar geleden een Training Beëindigen (onderling) Relationeel Geweld (BORG)-training afgerond. Door een gebrek aan zelfreflecterend vermogen bij de verdachte, is het advies van de trainer geweest om bij nieuw relationeel geweld de verdachte aan te melden voor ambulante behandeling.
Verder is er sprake van zorgelijke schuldenproblematiek, wat stress geeft.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
De reclassering adviseert tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster (met elektronische monitoring), een locatieverbod (met elektronische monitoring) en meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert voorts de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Daarbij geldt dat de rechtbank aan het dragen van een enkelband door de verdachte vanwege de ingrijpendheid een maximale duur van zes maanden zal verbinden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren zoals is gevorderd door de officier van justitie, omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van zes maanden opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor de woon- en werklocatie van de aangeefster [slachtoffer] , te weten een deel van de Rotterdamse wijk Zuidwijk, een deel van Pendrecht en heel Poortugaal, en een contactverbod met de aangeefster [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1993). De wet laat niet toe dat de rechtbank aan deze maatregel elektronische controle koppelt, zoals geëist door de officier van justitie. Om verdachte ertoe te zetten zich aan dit gebieds- en contactverbod te houden, zal de rechtbank bepalen dat twee weken hechtenis wordt toegepast voor elke overtreding van het gebieds- of contactverbod.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 150 dagen waarvan 97 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest (te weten 53 dagen), met de algemene en bijzondere voorwaarden en oplegging van de maatregel ex artikel 38v Sr, passend en geboden. Dit betekent dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] , bijgestaan door mr. M.A. Oosterveen, ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot matiging van het toe te kennen bedrag aan immateriële schadevergoeding. Het te vergoeden bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en er is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu de psychische schade onvoldoende is onderbouwd. De huisarts stelt in de doorverwijzingsbrief dat vermoedelijk sprake is van PTSS, maar deze is niet bevoegd om een dergelijke diagnose te stellen.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade indien hij op andere wijze in de persoon is aangetast. Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan die naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending maken dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In deze zaak heeft de benadeelde partij gesteld dat de gedragingen van de verdachte zoals ten laste gelegd een grote impact hebben op haar gevoel van vrijheid en veiligheid. Daarnaast blijkt uit de overgelegde stukken dat de benadeelde partij door de huisarts is doorverwezen naar een psycholoog wegens een vermoedelijke posttraumatische stressstoornis.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Anders dan de verdediging stelt, is een huisarts voldoende bevoegd en bekwaam om geestelijk letsel vast te stellen (HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958).
De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan, en met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, op een bedrag van € 2.500,-. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 97 (zevenennegentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben of zoeken met de aangeefster [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1993), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De veroordeelde werkt mee aan Elektronische Monitoring van dit contactverbod voor de duur van zes maanden, of zoveel korter de reclassering dat nodig vindt. Met Elektronische Monitoring via enkelband en Slachtofferdevice kan de reclassering het genoemde slachtoffer informeren als de veroordeelde dichtbij komt;
4. de veroordeelde zal zich minimaal zes maanden en zoveel langer als de reclassering noodzakelijk acht, niet bevinden in de buurt van de aangeefster [slachtoffer] in een deel van de Rotterdamse wijk Zuidwijk en een deel van Pendrecht (zie afbeelding in bijlage III). Het verboden gebied bevat een deel van de Zuiderparkweg en de Vaanweg. Over de snelweg A15 mag de veroordeelde zich begeven. De veroordeelde mag in verband met de werkplek van de aangeefster in Poortugaal in het geheel niet in Poortugaal komen, geheel Poortugaal is verboden gebied (zie afbeelding in bijlage III). De veroordeelde werkt voor de duur van maximaal zes maanden mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat in die periode niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. De reclassering kan dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
5. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummers 3 en 4 genoemde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 6 (zes) maanden, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden in de buurt van de aangeefster [slachtoffer] in een deel van de Rotterdamse wijk Zuidwijk, een deel van Pendrecht en heel Poortugaal (zie afbeelding in bijlage III), gedurende 6 (zes) maanden na heden;
1b. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1993), gedurende 6 (zes) maanden na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
19 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer]te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2023 tot en met 19 oktober 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- een GPS-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en/of daarmee de locatie van die [slachtoffer] te lokaliseren/in beeld te brengen en/of zich vervolgens naar die locatie te begeven en/of
- veelvuldig naar die [slachtoffer] te bellen en/of
- e-mails en/of berichten naar die [slachtoffer] te sturen en/of
- zich bij /in de omgeving van het werk en/of woning van de moeder van die [slachtoffer] op te houden en/of die [slachtoffer] op voornoemde plaatsen op te wachten en/of
- die [slachtoffer] te achtervolgen en/of haar te benaderen en/of zich in haar buurt op te houden en/of
- bloemen naar het huisadres van die moeder van die [slachtoffer] te sturen en/of
- contact te zoeken via derden
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en /of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 18 december 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 3 november 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door met zijn autosleutel tegen haar gezicht te krassen;
4.
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga mensen betalen om jullie om te laten leggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.