ECLI:NL:RBROT:2025:5725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/10/697312 / KG ZA 25-287
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is een kort geding aanhangig gemaakt door de man tegen de vrouw met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. De man vordert onder andere inzage in de saldi van de bankrekeningen van de vrouw, de verkoop van een woning in Turkije, en de verdeling van inboedelgoederen en gouden sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet voldoende heeft meegewerkt aan de uitvoering van de beschikking van 17 maart 2025, waarin de verdeling van de gemeenschap was gelast. De rechtbank oordeelt dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, aangezien niemand gedwongen kan worden om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. De vrouw wordt veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis inzage te verlenen in haar bankrekeningen, de e-bike op te halen, en haar medewerking te verlenen aan de verdeling van de inboedel. De vordering tot taxatie en verkoop van de woning in Turkije wordt afgewezen, omdat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat deze woning vóór de peildatum is verkocht. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/697312 / KG ZA 25-287
Vonnis in kort geding van 8 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te Vlaardingen,
eiser,
advocaat mr. T. Erdal te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 april 2025;
  • de 4 producties van de man;
  • de conclusie van antwoord;
  • de 7 producties en de vertaling van productie 7 van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling op 24 april 2025.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 20 februari 2017 met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van 17 maart 2025 (met zaaknummers C/10/662724 / FA RK 23-5392 en C/10/693519 / FA RK 25-722) heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en onder meer de verdeling van de gemeenschap gelast op de wijze zoals weergegeven in r.o. 3.4.4. t/m 3.4.17. van de beschikking. In die rechtsoverwegingen staat, voor zover van belang:
“(…)
3.4.3.
Op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en onder b BW is de peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend, te weten 21 juli 2023.
3.4.4.
Partijen zijn het eens dat de huwelijksgemeenschap op de peildatum uit de volgende bestanddelen bestaat.
bankrekeningen
(…)
3.4.4.2. (…) de rechtbank (…) zal beslissen dat ieder van partijen de op zijn of haar naam staande bankrekeningen voortzet onder verdeling van de saldi per peildatum bij helfte.
(…)
e-bike
3.4.4.4. Partijen zijn het erover eens dat de e-bike zal worden toegedeeld aan de vrouw zonder verrekening. De rechtbank beslist op die manier.
inboedel echtelijke (huur)woning
3.4.4.5. Beide partijen verzoeken de inboedelgoederen te verdelen conform hun eigen lijst (productie 17 van de man en productie 3 van de vrouw).
3.4.4.6. De inhoud van de lijsten komt niet overeen, zodat de rechtbank geen volledig overzicht heeft van de aanwezige inboedelgoederen. Partijen zijn het er wel over eens dat de inboedelgoederen verdeeld moeten worden. De rechtbank zal beslissen dat de verdeling van de inboedelgoederen geschiedt op de volgende wijze. Partijen stellen één lijst op van de inboedelgoederen. Partijen kiezen om de beurt een goed uit die lijst. Om te bepalen wie als eerste mag kiezen, gooien partijen een muntstuk op. Degene die de toss wint, mag beginnen met het uitkiezen van één goed, vervolgens mag de ander twee goederen uitkiezen, daarna kiest de winnaar van de toss twee goederen en zo verder.
(…)
3.4.5.
Partijen twisten of op de peildatum tot de huwelijksgemeenschap behoort:
- de woning in Kayseri (Turkije);
- gouden sieraden uit de kluis bij De Nederlandse Kluis;
- gouden sieraden en contact geld uit de kluis in de echtelijke woning.
de woning in Kayseri (Turkije)
3.4.6.
Met betrekking tot de woning in Kayseri (Turkije) - bij partijen verder genoegzaam bekend - verzoekt de man te bepalen dat de vrouw inzage dient te verschaffen in de eigendomspapieren van deze woning en dat zij bewijs dient te verschaffen omtrent de waarde, deze ex artikel 3:194 BW primair geheel aan de man toe te delen en subsidiair de helft van de waarde van de woning aan de man toe te delen en te bepalen dat de vrouw aan de man de gehele waarde althans de helft van de waarde voldoet.
3.4.7.
Volgens de vrouw is de woning voor peildatum verkocht aan haar moeder om de schuld van € 50.000,- af te lossen, die partijen bij haar moeder zijn aangegaan voor de aanschaf van de woning.
3.4.8.
Partijen zijn het erover eens dat de woning in Turkije is aangeschaft tijdens het huwelijk en in die zin in de huwelijksgoederengemeenschap is gevallen. De rechtbank is niet in staat om vast te stellen hoe de woning is gefinancierd. De man heeft zijn stelling dat daarvoor de gouden sieraden van partijen zijn verkocht, niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat ook de stelling van de vrouw, dat de woning is gefinancierd met een lening bij haar moeder, niet aannemelijk is geworden. De vrouw legt (…) een “overeenkomst schuldenafwikkeling” over. De rechtbank stelt voorop dat deze akte alleen dwingende bewijskracht heeft tussen de vrouw en haar moeder en niet tussen de vrouw en de man, want de man is geen partij bij de akte. De overeenkomst is niet gedateerd. Bovendien ontbreekt objectief bewijs, in de vorm van een kwitantie of een (andere) verklaring van een notaris, waaruit blijkt dat er daadwerkelijk geld is gevloeid uit het vermogen van de moeder, hetzij naar de vrouw, hetzij rechtstreeks naar de notaris of verkoper.
3.4.9.
Het lag op de weg van de vrouw om aannemelijk te maken dat de woning vóór peildatum is vervreemd. Dit heeft zij op geen enkele manier gedaan. Zij volstaat met de blote stelling dat zij de woning heeft “overgedragen” aan haar moeder. Een overdrachtsakte ontbreekt, net als een eigendomsuittreksel uit een desbetreffend (al dan niet openbaar) register. De rechtbank gaat er dan ook in rechte vanuit dat de woning onderdeel is van de (inmiddels ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap.
(…)
3.4.11.
De rechtbank zal de woning toedelen aan de vrouw tegen een nog te taxeren waarde, welke waarde tussen partijen bij helfte moet worden gedeeld. De waarde moet ex nunc worden vastgesteld, omdat het uitgangspunt is dat de waarde van een goed wordt bepaald op het moment van de feitelijke verdeling. Wanneer partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen makelaar in Turkije voor taxatie van de woning, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende manier: binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de makelaar die de taxatie zal doen.
3.4.12.
Als de vrouw niet in staat is de toedeling van de woning aan haar te financieren, in die zin dat zij de man de helft van de waarde voldoet, moet de woning worden verkocht en de opbrengst bij helfte tussen partijen worden gedeeld. Hierbij merkt de rechtbank op dat in rechte niet is komen vast te staan dat tot de huwelijksgoederengemeenschap een schuld aan de moeder van de vrouw behoort. De kosten verbonden aan de taxatie en de verdeling en levering of verkoop en levering van de woning worden door partijen bij helfte gedragen.
de gouden sieraden en contant geld
(…)
3.4.15.
Onderwerp van geschil zijn de gouden sieraden die partijen als huwelijksgeschenk hebben gekregen. De man stelt dat de gouden sieraden uit de kluis bij De Nederlandse Kluis destijds zijn verkocht om de woning in Turkije te financieren. Hij weet niet waar de sieraden uit de kluis in de echtelijke woning zijn. Wel weet hij dat in die kluis geen contact geld zat. De vrouw stelt dat de man beide kluizen heeft leeggehaald en dus dat de man de gouden sieraden en het contact geld in zijn bezit heeft.
3.4.16.
De man heeft zijn stelling dat de gouden sieraden zijn verkocht en de opbrengst is aangewend ter financiering van de woning in Turkije, zoals hiervoor al overwogen, op geen enkele wijze aangetoond. Evenmin heeft de vrouw haar stelling dat de man de gouden sieraden goud in zijn bezit heeft, aannemelijk gemaakt. De enkele stelling daartoe dat hij als laatste bij De Nederlandse Kluis is geweest, is daartoe onvoldoende.
3.4.17.
Partijen stellen de rechtbank dan ook niet dan wel onvoldoende in staat om vast te stellen wat er met de gouden sieraden is gebeurd en waar deze zich nu bevinden. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om terug te grijpen op de hoofdregel dat de gouden sieraden tussen partijen bij helfte verdeeld moeten worden. De rechtbank zal hiertoe de wijze van de verdeling gelasten. Evenmin kan vastgesteld worden of contant geld aanwezig was in de woning op de peildatum. Ten aanzien van het contant geld zal de rechtbank eveneens bepalen dat dit bij helfte tussen partijen verdeeld moet worden.
(…)”
2.3.
Bij e-mail van 19 maart 2025 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw verzocht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de beschikking van 17 maart 2025. Partijen hebben via hun advocaat gecorrespondeerd over de wijze waarop partijen invulling geven aan de verdeling, maar zij zijn niet tot (volledige) overeenstemming gekomen.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen tot nakoming van de beschikking van 17 maart 2025 en:
  • de vrouw te bevelen dan wel te veroordelen om binnen zeven dagen, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van het af te geven vonnis inzage te verlenen in de saldi van al haar spaar- en bankrekeningen op peildatum, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, voor iedere dag dat de vrouw zulks nalaat;
  • de vrouw te bevelen dan wel te veroordelen om binnen zeven dagen, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van het af te geven vonnis om de e-bike op te halen op het woonadres van de man op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, voor iedere dag dat de vrouw zulks nalaat;
  • de vrouw te bevelen dan wel te veroordelen om binnen zeven dagen, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van het af te geven vonnis haar onverkorte medewerking te verlenen aan de verdeling van de inboedel conform de beschikking van 17 maart 2025 op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, voor iedere dag dat de vrouw zulks nalaat;
  • de vrouw te bevelen dan wel te veroordelen om binnen zeven dagen, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van het af te geven vonnis de helft van de gouden sieraden, dan wel de gouden sieraden die door de moeder van de man zijn geschonken aan de man afgeeft op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, voor iedere dag dat de vrouw zulks nalaat.
ten aanzien van de woning in Turkije
II.
primairde vrouw te bevelen dan wel te veroordelen:
  • om binnen zeven dagen, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van het af te geven vonnis haar onverkorte medewerking te verlenen aan de taxatie van de woning in Turkije conform r.o. 3.4.11. van de beschikking van 17 maart 2025, door aan de man binnen deze termijn een selectie van drie makelaarskantoren uit Turkije aan te wijzen en opdracht te geven voor de taxatie, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1000,- per dag, met een maximum van € 100.000,-, voor iedere dag dat de vrouw na datum van het vonnis nalaat om binnen zeven dagen na betekening van het af te geven vonnis om drie makelaarskantoren uit Turkije voor te stellen aan de man;
  • om binnen één maand nadat het taxatierapport is afgegeven, de helft van de getaxeerde waarde van de woning in Turkije aan de man te voldoen, dan wel om binnen één maand haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde, waarbij de opbrengst bij helfte wordt gedeeld een en ander op straffe van een dwangsom van € 1000,- per dag, met een maximum van € 100.000,-, voor iedere dag dat de vrouw na bekendmaking van het taxatierapport nalaat om binnen één maand de man uit te kopen dan wel haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde.
III.
subsidiairde man vervangende toestemming te verlenen en te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw voor:
- het laten taxeren van de woning in Turkije;
- het in de verkoop geven van de woning in Turkije bij een door hem zelf aan te wijzen makelaar;
- voor de aanvaarding van een bod van (een) derde(n) op de woning;
- voor de eigendomsoverdracht van de woning aan de koper(s), althans dat het vonnis in de plaats treedt van de notariële akte van levering van de woning aan de koper(s);
IV. de vrouw te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure, vermeerderd met rente.
3.2.
De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn vorderingen, althans zijn vorderingen af te wijzen, en de man te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van een vordering in kort geding is van belang of de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een bodemprocedure niet hoeft af te wachten en hoe aannemelijk het is dat de eis in een bodemprocedure wordt toegewezen. Daarbij dient de voorzieningenrechter uit te gaan van de in deze procedure gepresenteerde feiten met een beperkte toetsing daarvan, aangezien bewijsvoering in kort geding maar beperkt mogelijk is.
4.2.
Het spoedeisend belang van de man bij zijn vorderingen is voldoende gegeven. Uitgangspunt is dat niemand kan worden gedwongen om in een onverdeelde gemeenschap te blijven zitten. In de onderhavige situatie dat de bodemrechter de verdeling van de gemeenschap heeft vastgesteld, heeft de man er in beginsel een spoedeisend belang bij dat de vrouw ervoor zorgdraagt dat de verdeling plaatsvindt conform het bepaalde in de beschikking van 17 maart 2025 (hierna: de beschikking). De voorzieningenrechter moet haar oordeel, in beginsel, op die beschikking afstemmen.
4.3.
De door de man gevorderde nakoming van de beschikking door de vrouw ziet op verschillende onderdelen. Hierna wordt achtereenvolgens ingegaan op ieder onderdeel.
Inzage in banksaldi
4.4.
Uit r.o. 3.4.4.2. van de beschikking volgt dat de saldi van de bankrekeningen die op naam staan van ieder van partijen bij helfte worden verdeeld. Dat brengt met zich dat partijen openheid van zaken moeten geven over de saldi van de eigen bankrekening(en) op de peildatum van 21 juli 2023. Op 19 maart 2025 heeft de advocaat van de man die stukken opgevraagd bij de advocaat van de vrouw. Uit de verdere mailcorrespondentie tussen partijen (productie 4 van de man) blijkt genoegzaam dat de vrouw die informatie niet, althans niet uit zichzelf, verschafte. De gegevens die de vrouw op 18 april 2025 verstrekte, hadden betrekking op een gezamenlijke rekening van partijen bij de Rabobank (die inmiddels was opgeheven). Pas toen de man specifiek vroeg naar het saldo op de privérekening van de vrouw bij de ABN Amro-bank, deelde de vrouw hem mee dat ook die rekening was opgeheven en dat zij druk doende was om daarvan bewijs te verkrijgen.
4.5.
Ter zitting heeft de advocaat van de vrouw verklaard dat de saldo-informatie bij de ABN Amro-bank is opgevraagd en heeft hij toegezegd die informatie binnen twee weken te verstrekken aan de man. Dat de vrouw nog andere bankrekeningen heeft (of had), is gesteld noch gebleken. Nu de vrouw tot op heden geen openheid van zaken heeft gegeven, wordt zij veroordeeld om binnen een week na de betekening van dit vonnis inzage te verlenen in de saldi van haar bankrekening(en) bij de ABN Amro-bank. De gevorderde dwangsom wordt gemaximeerd toegewezen.
Ophalen van de e-bike
4.6.
De vrouw heeft tegen de vordering tot het ophalen van de e-bike geen verweer gevoerd, anders dan dat zij aangeeft de e-bike samen met de inboedel te willen ophalen. Deze vordering wordt toegewezen, waarbij de gevorderde dwangsom wordt gemaximeerd.
Verdeling van de inboedel
4.7.
In r.o. 3.4.4.6. van de beschikking heeft deze rechtbank bepaald dat partijen door middel van een toss-methode de inboedel verdelen. Partijen waren het eens over de verdeling, op drie goederen na. Nu zij niet tot een afspraak zijn gekomen over de volledige verdeling, zijn zij aangewezen op de toss-methode. De man heeft tot twee keer toe een datum en tijd voorgesteld voor het tossen en het verdelen van de inboedel. De vrouw is daar niet mee akkoord gegaan. Zij wenste eerst afspraken te maken over de verdeling, zodat zij kon bepalen met welk vervoermiddel zij de spullen komt ophalen.
4.8.
Het argument van de man dat hij een vast moment wil afspreken voor het ophalen van de spullen, zodat hij hulp kan inschakelen voor het klaarzetten en het sjouwen van die spullen naar het vervoermiddel van de vrouw, is redelijk. Het standpunt van de vrouw dat zij eerst wil kunnen bepalen met wat voor vervoermiddel zij de spullen moet gaan ophalen, is een non-argument. Een afspraak over de verdeling is niet mogelijk gebleken, zodat partijen moeten gaan tossen. Aan die methode is inherent dat iedere partij ongeveer de helft van de spullen krijgt. Het ligt dan voor de hand dat de vrouw grote objecten gaat meenemen.
De vrouw is verplicht om haar onverkorte medewerking te verlenen aan de verdeling van de inboedel conform de beschikking van 17 maart 2025. Daartoe wordt zij veroordeeld, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Gouden sieraden
4.9.
In de bodemprocedure oordeelde deze rechtbank (zie r.o. 3.4.16. en 3.4.17. van de beschikking) dat zij onvoldoende in staat was om vast te stellen wat er met de gouden sieraden was gebeurd en waar deze zich bevonden. Die situatie is in dit kort geding niet anders. De man stelde in randnummer 32 en 33 van zijn verweerschrift in de bodemprocedure (productie 2 van de vrouw) nog dat
alhet goud was verkocht voor de koop van de woning in Turkije en dat er geen goud werd bewaard in de echtelijke woning. Tegen die achtergrond kan de man in dit kort geding redelijkerwijs niet volhouden dat
een overgroot deelvan het goud is verkocht en de vrouw het restant in bezit heeft, te meer nu enige onderbouwing ontbreekt. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
Woning in Turkije
4.10.
De vrouw heeft in dit kort geding, anders dan in de bodemprocedure, voorshands aannemelijk gemaakt dat de woning in Turkije vóór de peildatum van 21 juli 2023 is verkocht. Zij heeft als productie 7 een uittreksel uit het Turkse kadaster met betrekking tot de woning in Turkije overgelegd. De man heeft de inhoud van het uittreksel niet betwist. In het uittreksel staat dat de woning op 10 juli 2023 is verkocht aan de moeder van de vrouw en vervolgens op 14 september 2023 is doorverkocht aan derden. Nog los van het feit dat de vrouw klaarblijkelijk niet in staat is om medewerking te verlenen aan de gevorderde taxatie en de verkoop van de woning in Turkije, raakt dit aan de discussie of de woning in Turkije op de peildatum in het huwelijksgoederengemeenschap valt en hoe dat de wijze van verdeling beïnvloedt. De vrouw heeft aangekondigd tegen de beschikking hoger beroep in te stellen. Die kwestie moet in hoger beroep worden beoordeeld.
4.11.
Bij die stand van zaken wordt de vordering ten aanzien van de woning in Turkije afgewezen.
Proceskosten
4.12.
Uitgangspunt is dat de proceskosten in een procedure waarin het draait om (de uitvoering van) de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap worden gecompenseerd tussen partijen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de vrouw om, binnen een week na de betekening van dit vonnis, aan de man inzage te verlenen in de saldi van haar (al dan niet opgeheven) bankrekening(en) bij de ABN Amro-bank, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,- is bereikt;
5.2.
veroordeelt de vrouw om, binnen een week na de betekening van dit vonnis, de e-bike op te halen op het woonadres van de man, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,- is bereikt;
5.3.
veroordeelt de vrouw om, binnen een week na de betekening van dit vonnis, haar onverkorte medewerking te verlenen aan de verdeling van de inboedel conform de beschikking van 17 maart 2025, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,- is bereikt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
2091 / 2009