ECLI:NL:RBROT:2025:570

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
10-019864-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijk slachtoffer en zwaar lichamelijk letsel, rijden zonder rijbewijs

Op 17 juni 2022 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Holysingel in Vlaardingen, waarbij de verdachte, een motorrijder zonder rijbewijs, betrokken was. De verdachte had een wedstrijd gehouden met een bestuurder van een Audi en reed met een veel hogere snelheid dan toegestaan. Tijdens het naderen van een bromfiets, die door rood reed, kon de verdachte niet tijdig remmen, wat resulteerde in een aanrijding. De bestuurder van de bromfiets, [slachtoffer 1], overleed aan haar verwondingen, terwijl de passagier, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot zijn veroordeling voor het veroorzaken van het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een geldboete van €350 voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eigen verwondingen door het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-019864-23
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 20 december 2024. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 17 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 350,-, ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en hierop is geen verweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Er is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Er kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een racewedstrijd. De verdachte heeft hooguit harder gereden dan was toegestaan. Uit het dossier blijkt dat de verdachte het voor hem geldende verkeerslicht is gepasseerd terwijl deze groen licht uitstraalde en dat de slachtoffers het voor hen geldende verkeerslicht zijn gepasseerd terwijl deze rood licht uitstraalde. Er kan niet worden gesproken van aanmerkelijke schuld en verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid en evenmin van roekeloos rijgedrag. Er is geen causaal verband tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 17 juni 2022 rond 22:47 uur is de verdachte op de Holysingel in Vlaardingen in botsing gekomen met een bromfiets die op dat moment de Holysingel overstak via de (brom)fietsoversteekplaats. De verdachte was op dat moment bestuurder van een motorfiets, terwijl hij daarvoor geen rijbewijs had. [slachtoffer 1] bestuurde de bromfiets (scooter), [slachtoffer 2] zat achterop. Ten gevolge van de botsing is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] zwaar letsel opgelopen.
Op de Holysingel bevinden zich achtereenvolgens meerdere verkeerslichten. De verdachte stond gelijktijdig met een Audi voor één van deze verkeerslichten te wachten. De bestuurder van de Audi, de heer [persoon A] , heeft verklaard dat hij kort voordat dit verkeerslicht op groen sprong een knikje kreeg van de verdachte om te willen racen. Toen het verkeerslicht op groen sprong, is de verdachte gelijktijdig met [persoon A] opgetrokken. Verschillende getuigen hebben verklaard dat dit met opvallend veel geluid (accelereren) en snelheid gebeurde. Zo heeft getuige [naam getuige 1] verklaard dat, terwijl hij in zijn woning aan de Holysingel was, zijn aandacht werd getrokken door een motorgeluid (een hoog toerental). Toen hij naar buiten keek, zag hij een Audi en een motor met hoge snelheid en harder dan gebruikelijk optrekken bij de verkeerslichten. De getuige [naam getuige 2] , die achter de Audi en de verdachte reed, heeft verklaard dat hij zag dat de bestuurder van de motor in de auto keek en dat hij anders ging zitten. Uit het gedrag van de bestuurder van de motor maakte hij op dat er iets ging gebeuren. Vervolgens gaven de bestuurders van de Audi en de motor ineens gas. De motor liep gelijk uit met hoge snelheid. De motor, zo verklaarde de getuige [naam getuige 2] , reed harder dan de Audi. Zelf reed hij op dat moment ongeveer 60 of 65 kilometer per uur. Ook getuige [naam getuige 3] , die als bijrijder bij getuige [naam getuige 2] in de auto zat, heeft verklaard dat de Audi en de motor sportief optrokken en snel op hen uitliepen. De verdachte heeft verklaard dat hij de Audi na het passeren van het groene verkeerslicht heeft ingehaald en voor hem is gaan rijden. [persoon A] heeft verklaard dat hij op dat moment ongeveer 70 tot 75 kilometer per uur reed.
De verdachte ontkent contact te hebben gemaakt met de bestuurder van de Audi en met veel te hoge snelheid te hebben gereden. Op grond van de hiervoor genoemde getuigenverklaringen acht de rechtbank die verklaring ongeloofwaardig. Daarbij wordt in het bijzonder waarde toegekend aan de verklaring van de Audi-bestuurder. Op het moment dat die zijn verklaring aflegde was hij immers zelf verdachte en was de verklaring dat er met de verdachte overeenstemming was over een wedstrijdje ook voor hemzelf belastend.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte, nadat hij kort contact maakte met de bestuurder van de Audi, met hoge snelheid en gelijktijdig met die Audi is opgetrokken en heeft geaccelereerd. De verdachte heeft vervolgens de Audi ingehaald en is voor de Audi gaan rijden. Hoewel niet de precieze snelheid van de motor van de verdachte is vastgesteld, staat – gelet op de genoemde getuigenverklaringen – vast dat de verdachte met een veel hogere snelheid heeft gereden dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. Door met hoge snelheid en van baan wisselend de oversteekplaats voor brommers en fietsers te naderen, heeft de verdachte niet op tijd kunnen remmen voor de overstekende bromfiets. Als gevolg daarvan heeft het ongeval plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Dat de verdachte groen licht had, terwijl de bromfiets rood licht had, doet aan het voorgaande niets af. In zijn algemeenheid geldt dat de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van de slachtoffers, de schuld in strafrechtelijke zin aan de zijde van de verdachte niet opheft. In uitzonderlijke gevallen kan dit anders zijn. Van een degelijke uitzonderlijke situatie is echter geen sprake. Doordat de verdachte zelf met een veel te hoge snelheid een oversteekplaats naderde en wisselde van baan, was zijn gedrag niet voorzienbaar voor andere verkeersdeelnemers, hetgeen mogelijk heeft meegespeeld in de gemaakte verkeersfout van de bestuurster van de bromfiets.
Als gevolg van het ongeval is [slachtoffer 1] zwaar gewond geraakt. Zij is naar het ziekenhuis gebracht en daar een aantal dagen later aan haar verwondingen overleden.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft onder andere een breuk van haar onderbeen (scheenbeen en kuitbeen) en een breuk van twee vingers opgelopen. Gelet op de aard van dit letsel, de noodzaak van een medische (operatieve) ingreep, het lange revalidatietraject en de mogelijkheid tot blijvend letsel en mogelijk blijvende beperkingen als gevolg van opgetreden complicaties, is sprake van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen en bewezen zal worden verklaard dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
primair
hij op 17 juni 2022 te Vlaardingen als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Holysingel;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor hem, verdachte, geldende
maximumsnelheid van 50 km/u, naast de bestuurder van een (met eveneens een
(veel) te hoge snelheid rijdende) personenauto heeft gereden en die
personenauto heeft gevolgd en die personenauto heeft ingehaald en vóór die
personenauto is gaan rijden en met hoge snelheid is opgetrokken en
heeft geaccellereerd (een zogenaamd "wedstrijdje") en
-bij het naderen van een brom-/fietsoversteekplaats zijn snelheid niet zodanig heeft
aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover
hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en-(aldus rijdende) een aanrijding met een op die brom-/fietsoversteekplaats rijdende
bromfiets niet kon voorkomen en-in botsing of aanrijding is gekomen met die bromfiets, bestuurd door [slachtoffer 1]
, met passagier [slachtoffer 2] ,
als gevolg waarvan beide opzittenden van die bromfiets ten val zijn gekomen;
waardoor:
- [slachtoffer 1] werd gedood en
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van het rechter
onderbeen (scheenbeen en kuitbeen) en een breuk van de eerste en vierde vinger
van de rechter hand en meerdere huiddefecten) werd
toegebracht;
2.
hij op 17 juni 2022 te Vlaardingen als bestuurder van een motorrijtuig
(motorfiets) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Holysingel, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in
artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;

2.overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op 17 juni 2022 rond middernacht een verkeersongeval veroorzaakt op de Holysingel in Vlaardingen. De verdachte heeft als bestuurder van een motor, terwijl hij niet over een motorrijbewijs beschikte, een ‘wedstrijd’ gehouden met de bestuurder van een Audi. Hij is bij verkeerslichten tegelijkertijd met deze Audi hard opgetrokken. Daarbij heeft de verdachte de Audi ingehaald en is voor deze auto gaan rijden. Hierbij heeft de verdachte de maximale snelheid overschreden. Hij heeft vervolgens onvoldoende aandacht gehad voor de overige weggebruikers en kon niet tijdig stoppen voor de bromfiets die door rood reed.
Het leed dat de verdachte daarmee heeft veroorzaakt voor het slachtoffer en de nabestaanden is groot en onherstelbaar. [slachtoffer 1] , de 16-jarige bestuurster van de bromfiets, is als gevolg van het ongeval overleden. Tijdens de zitting heeft haar biologische vader namens haar vader een indrukwekkende slachtofferverklaring voorgelezen. [slachtoffer 1] wordt ontzettend gemist en haar dierbaren zullen nooit zien hoe zij verder zal opgroeien.
[slachtoffer 2] , het slachtoffer dat achterop de bromfiets zat, heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. [slachtoffer 2] heeft op zitting verteld dat zij door het ongeval haar vriendin is verloren en dat haar leven drastisch is veranderd. Het proces om uiteindelijk weer te kunnen lopen was ontzettend zwaar. Ook heeft zij mentale klachten ontwikkeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verdachte, zoals hij op de zitting heeft verklaard, nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken, zeker niet met deze gevolgen. Daarnaast heeft de verdachte zelf óók zwaar lichamelijk letsel overgehouden aan het ongeval. Hij heeft onder andere een operatie aan zijn arm moeten ondergaan, zijn borstbeen was gebroken en zijn milt is verwijderd. Tegelijkertijd heeft de verdachte beperkt inzicht in zijn handelen gegeven en heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor de toedracht van het ongeval. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straffen heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige mate van schuld en waarbij een slachtoffer is komen te overlijden, wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar opgelegd. In het geval een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt, is het uitgangspunt 160 taakstraf en een rijontzegging voor de duur van één jaar.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop van de zaak. Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 13 oktober 2022, omdat de verdachte toen gehoord is over het feit. Tot aan dit vonnis is een periode van meer dan twee jaar verstreken. Deze vertraging is niet aan de verdachte te wijten en de redelijke termijn is dan ook geschonden. Daarmee wordt rekening gehouden bij de strafoplegging.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straffen passend en geboden, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar (ten aanzien van feit 1) en een geldboete van € 350,= (ten aanzien van feit 2).

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 1 (één) jaar;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 17 januari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Vlaardingen als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in
elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Holysingel;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor hem, verdachte, geldende
maximumsnelheid van 50 km/u, naast de bestuurder van een (met eveneens een
(veel) te hoge snelheid rijdende) personenauto heeft gereden en/of die
personenauto heeft gevolgd en/of die personenauto heeft ingehaald en/of vóór die
personenauto is gaan rijden en/of meermalen met hoge snelheid is opgetrokken en
heeft geaccellereerd (een zogenaamd "wedstrijdje") en/of
-bij het naderen van een brom-/fietsoversteekplaats zijn snelheid niet zodanig heeft
aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover
hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) een aanrijding met een op die brom-/fietsoversteekplaats rijdende
bromfiets niet kon voorkomen en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met die bromfiets, bestuurd door [slachtoffer 1]
, met passagier [slachtoffer 2] ,
als gevolg waarvan beide opzittenden van die bromfiets ten val zijn gekomen;
waardoor:
- [slachtoffer 1] werd gedood en
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van het rechter
onderbeen (scheenbeen en kuitbeen) en een breuk van de eerste en vierde vinger
van de rechter hand en meerdere huiddefecten) of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Vlaardingen als bestuurder van een motorrijtuig
(motorfiets), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de Holysingel, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor hem, verdachte, geldende
maximumsnelheid van 50 km/u, naast de bestuurder van een (met eveneens een
(veel) te hoge snelheid rijdende) personenauto heeft gereden en/of die
personenauto heeft gevolgd en/of vóór die personenauto is gaan rijden en/of
meermalen met hoge snelheid is opgetrokken en heeft geaccellereerd (een
zogenaamd "wedstrijdje") en/of
-bij het naderen van een brom-/fietsoversteekplaats zijn snelheid niet zodanig heeft
aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover
hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) een aanrijding met een op die brom-/fietsoversteekplaats rijdende
bromfiets niet kon voorkomen en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met die bromfiets, bestuurd door [slachtoffer 1]
, met passagier [slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Vlaardingen als bestuurder van een motorrijtuig
(motorfiets) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Holysingel, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in
artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.