ECLI:NL:RBROT:2025:5671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
10/220409-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met opzet op zwaar lichamelijk letsel tijdens festival

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte heeft de aangever, tijdens een festival op Koningsdag in het Kralingse Bos, meermalen in het gezicht geslagen, wat resulteerde in een meervoudige kaakbreuk en een gebroken neus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, aangezien hij de kans op dergelijk letsel bewust heeft aanvaard door de aangever te slaan, zelfs nadat deze gedesoriënteerd was geraakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarbij de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De benadeelde partij, die zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft een schadevergoeding van € 11.540,37 toegewezen gekregen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn stabiele werkstatus en de behandeling van zijn gokverslaving, maar heeft desondanks een forse taakstraf opgelegd, gezien de ernst van het geweld en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/220409-22
Datum uitspraak: 25 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde. Er is namelijk geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had geen beschadigde handen en, hoewel hij niets meer van het incident weet, kan zich niet voorstellen dat hij meer dan één keer heeft geslagen. Uit één klap met de vlakke hand kan geen (voorwaardelijk) opzet op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel worden afgeleid.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangever meermalen in het gezicht heeft geslagen. Kennelijk was de eerste klap al krachtig genoeg om de aangever te desoriënteren. Hierna heeft hij de aangever, terwijl hij niet meer aanspreekbaar was, wederom in het gezicht geslagen tot tweemaal toe.
De aangever heeft meerdere breuken opgelopen aan zijn kaak en neus, waarvoor (meermalen) operatief ingrijpen noodzakelijk was. De rechtbank merkt dit aan als zwaar lichamelijk letsel.
De vraag is of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het hoofd en het gezicht zijn zeer kwetsbare delen van het menselijk lichaam. Als men met kracht daarop slaat, zoals in deze situatie het geval was, is de kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt aanmerkelijk, zeker nu de verdachte nogmaals heeft geslagen toen de aangever al gedesoriënteerd was en de klappen niet kon opvangen of ontwijken. Door op deze wijze meermalen zo hard te slaan, heeft de verdachte deze kans bewust aanvaard. Daarmee is het voorwaardelijk opzet op het zwaar lichamelijk letsel gegeven.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 april 2022 te Rotterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel, te weten een meervoudig gebroken kaak en een gebroken
neus, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met kracht
- in het gezicht te slaan en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] gedesoriënteerd was,
meermalen, in het gezicht te slaan
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Primair:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door het slachtoffer tijdens een festival op Koningsdag in het Kralingse Bos na een woordenwisseling onverwacht aan te vallen en hem meermalen in zijn gezicht te slaan. Dit is een ernstig feit, dat heeft geleid tot een meervoudige kaakbreuk en een gebroken neus, waarvoor (meerdere) operaties noodzakelijk waren. Het slachtoffer heeft veel pijn gehad en beperkingen ervaren bij onder meer het eten. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer verklaard dat hij nog steeds (fysiek en mentaal) last heeft van wat hem die dag is overkomen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich op een drukbezocht festival, zonder enige aanleiding, agressief heeft gedragen. Dit soort geweld roept gevoelens van onveiligheid en angst op in de samenleving, met name bij de slachtoffers, maar ook bij getuigen van dit geweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2022. Dit rapport houdt – kort gezegd en voor zover relevant – het volgende in.
De reclassering kan geen risico op herhaling inschatten. De verdachte kan zich niks meer van het onderhavige feit herinneren. Op sociaal-maatschappelijk gebied is de situatie van de verdachte deels instabiel. De verdachte heeft betaald werk, maar kampt ook met een terugkerende gokverslaving. Daarnaast heeft hij langdurig last van depressieve- en angstklachten, die (deels) zijn ontstaan door vervelende ervaringen in zijn jeugd. De verdachte heeft hulp gezocht bij verslavingsinstantie Jellinek om zich te laten behandelen voor zijn gokverslaving. De reclassering acht dat de verdachte goed in staat is zelf hulpverlening te organiseren en zijn zaken op orde te krijgen en houden.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een (voorwaardelijke) straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij acht interventies of toezicht niet nodig aangezien de verdachte zijn weg binnen de vrijwillige hulpverlening goed weet te vinden en zelfredzaam en gemotiveerd is om hulp te aanvaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De ernst van het feit rechtvaardigt, mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, in beginsel een gevangenisstraf. Gelet op het feit dat het incident in 2022, en dus inmiddels drie jaar geleden, heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank geen gevangenisstraf opleggen. In plaats daarvan zal de verdachte een forse taakstraf worden opgelegd van 200 uur.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [slachtoffer] . De benadeelde partij heeft daarna zijn achternaam veranderd in [nieuwe naam slachtoffer] . De rechtbank zal de benadeelde partij hierna dan ook [nieuwe naam slachtoffer] noemen. De benadeelde partij [nieuwe naam slachtoffer] vordert een vergoeding van
€ 1.540,37 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de materiële schade. De verdediging heeft verzocht de immateriële schade te begroten naar maatstaven van billijkheid.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De schade is genoegzaam onderbouwd en ook niet door de verdachte weersproken. Dit maakt dat de materiële schade wordt vastgesteld op € 1.540,37 zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, omdat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen.. De benadeelde partij heeft zwaar lichamelijk letsel overgehouden aan de zware mishandeling, welk letsel een grote impact op zijn leven had en nog steeds heeft. De rechtbank heeft bij de begroting van de schade rekening gehouden met het feit dat het gaat om een meervoudige kaakbreuk en een neusbreuk, dat er sprake is van blijvende schade door een afgestorven zenuw in een tand en dat er drie jaar na dato pijnklachten en beperkingen in onderkaak en neus, beperkingen bij eten en hoofdpijnklachten zijn blijven bestaan. Ook is er sprake van psychische klachten, waarvoor therapie heeft plaatsgevonden. Ook heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare gevallen in de rechtspraak. De rechtbank zal de immateriële schade van de benadeelde partij naar billijkheid vaststellen op € 10.000,-.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 11.540,37 vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [nieuwe naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.540,37 (zegge: duizend vijfhonderdveertig euro en zevenendertig eurocent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [nieuwe naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [nieuwe naam slachtoffer] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [nieuwe naam slachtoffer] te betalen
€ 11.540,37 (zegge: elfduizend vijfhonderdveertig euro en zevenendertig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 11.540,37 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
92 (tweeënnegentig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [nieuwe naam slachtoffer] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Rotterdam aan [nieuwe naam slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel, te weten een (meervoudig) gebroken kaak en/of een gebroken
neus, heeft toegebracht door die [nieuwe naam slachtoffer] (met kracht)
- in het gezicht te slaan en/of
- (vervolgens), terwijl die [nieuwe naam slachtoffer] bewusteloos en/of gedesoriënteerd was,
meermalen, althans eenmaal in het gezicht te slaan;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Rotterdam [nieuwe naam slachtoffer] heeft mishandeld door die
[nieuwe naam slachtoffer] (met kracht)
- in het gezicht te slaan en/of
- (vervolgens), terwijl die [nieuwe naam slachtoffer] bewusteloos en/of gedesoriënteerd was,
meermalen, althans eenmaal in het gezicht te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (meervoudig) gebroken kaak en/of
een gebroken neus ten gevolge heeft gehad;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)