Beoordeling door de voorzieningenrechter
Wat is er gebeurd?
3. Verzoeker woont op de [adres] in Rotterdam (de woning). Uit een bestuurlijke rapportage van 27 januari 2025 komt het volgende naar voren. Een politieambtenaar heeft op 19 december 2024 een junkachtig type waargenomen die kortstondig de woning heeft aangedaan. Hieruit is bij de politie een vermoeden van drugshandel ontstaan. Op 16 januari 2025 heeft de politie besloten de woning te bezoeken. Met toestemming van verzoeker is de woning betreden en doorzocht. Verzoeker toonde een doosje met 60 voorgedraaide joints en een blokje hasj van 22,9 gram. Na doorzoeking van de woning is het volgende aangetroffen: 15 gripzakjes met 1,4 gram cocaïne, een gripzak met daarin 106 zakjes met 11,8 gram cocaïne en een portemonnee met € 750,- aan briefgeld in verschillende coupures naast de verdovende middelen. Verzoeker heeft één antecedent vanwege het bezit van harddrugs.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. De burgemeester heeft op grond van de bestuurlijke rapportage besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woning weer open gaat en hij voorlopig in de woning kan blijven wonen.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. De woning is per 25 maart 2025 gesloten en verzoeker heeft op de zitting toegelicht dat hij momenteel in zijn auto bij een vriend in de garage overnacht. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker gedurende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
Bevoegdheid – aangetroffen hoeveelheid drugs
7. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opw is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, dan wel daartoe voorbereidende handelingen worden verricht.
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opw is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In de woning is een grote hoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen. Dit is veel meer dan de in de Beleidslijn genoemde gebruikershoeveelheden (van 5 gram softdrugs respectievelijk 0,5 gram harddrugs). Gelet op de Beleidslijn was de burgemeester daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Bevoegdheid – uitreiking besluit
9. Verzoeker voert aan het bestreden besluit pas na de sluiting (op 28 maart 2025) te hebben ontvangen, waarna zo snel mogelijk (op 4 april 2025) een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend. Het bestreden besluit is volgens verzoeker niet op de juiste wijze uitgereikt omdat het pas na de sluiting bij hem in de brievenbus zou zijn gedaan en het ten onrechte niet is uitgereikt aan zijn gemachtigde. Daardoor is geen sprake geweest van een begunstigingstermijn. Verzoeker kon daardoor geen stappen meer ondernemen om te voorkomen dat de woning dicht zou gaan. Verzoeker betoogt dat de besluitvorming daardoor onzorgvuldig was en de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan, omdat verzoeker hierdoor niet over dezelfde rechten beschikt als wanneer het bestreden besluit wel op de juiste wijze zou zijn uitgereikt.
10. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat hij door de wijze van uitreiking van het bestreden besluit niet dezelfde rechten heeft kunnen uitoefenen als wanneer hij het besluit meteen had ontvangen en dat de burgemeester gezien de wijze van uitreiking niet bevoegd was de woning te sluiten. Op zitting heeft verzoeker hierover toegelicht dat hij geen stappen meer kon ondernemen om te voorkomen dat de woning dicht zou gaan. De burgemeester heeft op zitting toegelicht dat medewerkers op 18 maart 2025 bij verzoeker thuis hebben aangebeld om het besluit uit te reiken, maar dat niemand aanwezig was en het besluit die dag in de brievenbus is gedeponeerd. Dit is tevens vermeld op een ingevuld en ondertekend uitreikingsformulier. De voorzieningenrechter ziet geen reden hieraan te twijfelen. Verzoeker heeft verklaard dat hij in Curaçao verbleef en op 22 april 2025 is teruggekeerd. Zijn zoon heeft tijdens zijn afwezigheid geconstateerd dat de woning was gesloten. Verzoekers gemachtigde heeft vervolgens contact opgenomen met de burgemeester en het bestreden besluit op 28 maart 2025 alsnog ontvangen. Toen was de begunstigingstermijn voorbij en de woning dus al dicht. De voorzieningenrechter constateert dat het bestreden besluit wel rechtsgeldig is uitgereikt aan verzoeker. Dat verzoeker toen niet thuis was en kennelijk ook niemand had gevraagd tijdens zijn langdurige afwezigheid zijn post te bekijken, dient voor verzoekers rekening te komen. Zoals de burgemeester erkent, had het bestreden besluit op 18 maart 2025 ook moeten worden toegezonden aan verzoekers gemachtigde. Dat dit niet is gebeurd, doet echter niet af aan de bevoegdheid van de burgemeester de woning te sluiten (hiervoor onder 7 en 8 beoordeeld). Voor zover ervan uit zou moeten worden gegaan dat de begunstigingstermijn pas is gaan lopen op het moment dat verzoekers gemachtigde het bestreden besluit heeft ontvangen, geldt dat verzoeker pas op 4 april 2025, om 17:30 uur, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. Dat is een week later. De voorzieningenrechter is niet om een ordemaatregel verzocht in die zin dat de woning gelet op het verzuim zou worden heropend en in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter open zou mogen blijven. Verzoeker verbleef bovendien tot 22 april 2025 nog in het buitenland. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker gelet op dit alles onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door de te late uitreiking aan zijn gemachtigde in zijn belangen is benadeeld of niet dezelfde rechten kon uitoefenen als wanneer hij het bestreden besluit meteen had ontvangen. Of er gevolgen moeten worden verbonden aan het te laat uitreiken van het besluit aan verzoekers gemachtigde en zo ja, welke, kan in de heroverweging in bezwaar verder beoordeeld worden.
11. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
12. Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat de wijze van uitreiking van het bestreden besluit maakt dat de sluiting niet noodzakelijk is, volgt de voorzieningenrechter dat standpunt niet en verwijst zij naar wat hierover is overwogen onder rechtsoverweging 10.
13. Verzoeker voert verder aan dat weliswaar een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, maar dat deze drugs bestemd zijn voor eigen gebruik. Verzoeker koopt de drugs in grotere hoeveelheden in (voor gebruik over 2 tot 3 dagen) omdat dat goedkoper is. Verzoeker heeft de 60 joints gekregen van een coffeeshop omdat deze anders zouden worden weggegooid. Verzoeker heeft van de coffeeshop ook gripzakjes gekregen. Verzoeker heeft verder gesteld dat hij lijdt aan PTSS en om medische redenen cocaïne gebruikt. Volgens verzoeker kon worden volstaan met een waarschuwing. Verzoeker kan niet plaatsen dat er een junkachtig type zou zijn waargenomen. Verzoeker voert daartoe aan dat hij veel familieleden en vrienden heeft die regelmatig langskomen. Niemand van hen is drugsverslaafd. Er is geen loop naar het pand.
14. In wat verzoeker aanvoert, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is. In de woning zijn 60 voorgedraaide joints aangetroffen en een blokje hasj (bruto 22,9 gram). Dit is meer dan de grens voor eigen gebruik van softdrugs (5 gram). Daarnaast is in totaal 13,2 gram cocaïne in gripzakjes, een grote hoeveelheid lege gripzakjes en € 750,- aan contant geld bij de drugs aangetroffen. Er is daarmee ook meer dan de grens voor eigen gebruik van harddrugs (0,5 gram) aangetroffen. Bij zulke grote hoeveelheden is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Op grond van vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken is voor wat betreft die noodzaak van de sluiting het uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert.Daar komt bij dat naast drugs ook gripzakjes zijn aangetroffen, wat duidt op handel in drugs, in het bijzonder het verpakken van drugs en het verstrekken daarvan. Verzoeker heeft enkel gesteld de joints te hebben meegekregen van een coffeeshop en drugs in te kopen voor 2 tot 3 dagen, zonder dit te onderbouwen. Verzoeker heeft ook zijn stelling dat hij medische problemen heeft niet met (medische) stukken onderbouwd. De voorzieningenrechter vindt het bovendien gezien de aangetroffen hoeveelheden zonder verdere onderbouwing niet aannemelijk dat verzoeker zelf al deze drugs in 2 of 3 dagen gebruikt, ook al zou eiser om medische reden gebruiken. Gelet op de drugs, het geld en de attributen die samen zijn aangetroffen in verzoekers woning is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren. Dat er mogelijk geen loop is naar de woning, maakt niet dat de sluiting niet noodzakelijk was.
Evenwichtigheid van de sluiting
15. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient zij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. Dit geldt ook voor de duur van de sluiting, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van de woning en de duur daarvan niet onevenwichtig zijn. Uit de bestuurlijke rapportage van 27 januari 2025 blijkt dat verzoeker, nadat de politie met zijn toestemming was begonnen met de doorzoeking, heeft verklaard: "
Ik ben bang voor mijn woning man, maar ik heb wel wat jonko's liggen".De voorzieningenrechter begrijpt hieruit (zoals ter zitting ook is besproken), dat verzoeker zich realiseerde dat hij zijn woning op het spel zet als hij een grote hoeveelheid drugs in huis heeft. Verzoeker kan daarmee een ernstig verwijt worden gemaakt dat er drugs zijn aangetroffen in de woning en hij heeft de gevolgen daarvan over zichzelf afgeroepen. Ten aanzien van de evenwichtigheid voert verzoeker verder aan dat hij geen onderdak heeft gedurende de sluiting. Het is inherent aan de sluiting van een woning dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid.Dat wordt anders als de betrokkende een bijzondere binding heeft met de woning. Verzoeker heeft zijn medische situatie en stelling dat hij om medische redenen cocaïne gebruikt niet nader onderbouwd met stukken. Het is de voorzieningenrechter verder niet gebleken dat verzoeker om medische of andere redenen gebonden is aan deze woning.