ECLI:NL:RBROT:2025:563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/7386
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor Personal Training studio in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025, wordt het beroep van een vennootschap onder firma (vof) tegen de weigering van een omgevingsvergunning beoordeeld. De aanvraag, ingediend op 29 december 2022, betrof het verzorgen van persoonlijke dienstverlening in de vorm van een Personal Training studio op de locatie Dotterbloemstraat 6. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam weigerde de vergunning op 20 februari 2023, met als argument dat de activiteiten in strijd waren met het bestemmingsplan "Schiebroek". De rechtbank oordeelt dat de vof niet kan aantonen dat haar activiteiten onder de toegestane categorieën vallen, aangezien de activiteiten niet voldoen aan de definitie van "Bouwen" zoals opgenomen in de planregels. De rechtbank stelt vast dat de activiteiten van de vof niet als "persoonlijke dienstverlening" kunnen worden gekwalificeerd, omdat deze ook groepsactiviteiten omvatten, wat niet in lijn is met de bestemming van het perceel.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geweigerd omgevingsvergunning te verlenen, en dat de beroepsgronden van de vof niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vof geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragen om omgevingsvergunningen om in overeenstemming te zijn met het geldende bestemmingsplan, en bevestigt dat de bestuursrechter niet zelf oordeelt over de ruimtelijke ordening, maar enkel toetst of het besluit van het college rechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7386

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2025 in de zaak tussen

[naam vennootschap] (hierna: de vof), vertegenwoordigd door haar vennoten:

1. [vennoot 1]

2. [vennoot 2]

allen gevestigd te [plaatsnaam],
(gemachtigde: mr. C.M. Saris),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

(gemachtigden: mr. J.M. Tang en mr. B.P.M. Szachnowski).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van de vof tegen de weigering van haar aanvraag om een omgevingsvergunning.
1.1.
Met het besluit van 20 februari 2023 (hierna: het primaire besluit) heeft het college de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteiten van de vof op de locatie [adres] (hierna: het pand) geweigerd. De vof heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het besluit van 26 september 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van de vof ongegrond verklaard.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 25 oktober 2024.
1.4.
Het college heeft bij e-mail van 3 december 2024 desverzocht de notulen van de Bebouwingscommissie, waarin het stedenbouwkundig advies is opgenomen, ingebracht.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de vof, de vennoten en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. De vof is huurder van het pand aan de Dotterbloemstraat 6.
2.1.
De vof heeft op 29 december 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verzorgen van persoonlijke dienstverlening ten behoeve van mensen hun algehele gezondheid en ter verbetering van hun fysieke en mentale vermogen. De omgevingsvergunning is door de vof aangevraagd voor de activiteit “handelen in strijd met regels voor ruimtelijke ordening”.
Met het primaire besluit heeft het college de omgevingsvergunning geweigerd.
2.2.
In afwijking van het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Bezwaarschriftencommissie) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Het college is van mening dat een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bestemming “Bedrijf-2” voor een andere functie (sportactiviteiten), ten koste gaat van het gebruik van bestaande bedrijfsruimte en haaks staat op het beleid tot behoud van bedrijfsruimte en om die redenen stedenbouwkundig ongewenst is.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van de vof.
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 29 december 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5. Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan “Schiebroek” (hierna: het Bestemmingsplan). Het perceel heeft, voor zover hier van belang, de bestemming “Bedrijf – 2”.
6. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Het college heeft in dit geval beoordeeld of op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan kan worden verleend. Het college heeft bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. De rechtbank toetst of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.
Zijn de activiteiten van de vof in strijd met het Bestemmingsplan?
9. De vof betoogt dat geen omgevingsvergunning nodig is, omdat het voorgenomen gebruik wel toelaatbaar is volgens het Bestemmingsplan. Op de gronden met bestemming “Bedrijf – 2” zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten (hierna: de Bedrijvenlijst) behorende bij deze regels toegestaan. De vof voert aan dat de activiteiten bestaan uit het verrichten van persoonlijke diensten aan particulieren op het gebied van fysieke en mentale gezondheid en dat deze activiteiten vallen onder “Overige dienstverlening”, meer specifiek onder “Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd”. Het gaat voornamelijk om één-op-één-training, coaching en begeleiding van klanten. Dit is alleen op afspraak mogelijk en daarmee onderscheidt de vof zich van een reguliere sportschool. De activiteiten zien op betreft een Personal Training studio.
9.1.
Op het perceel rust de bestemming “Bedrijf – 2” (artikel 4 van de planregels). In artikel 4.1 van de planregels staat beschreven dat de voor “Bedrijf – 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Bedrijvenlijst behorende bij deze regels, met het daarbij behorende erf en werkterrein, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.3. In de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels staat onder overige dienstverlening “Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd”.
9.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er geen categorie in de Bedrijvenlijst is genoemd die specifiek ziet op de aangevraagde (sport)activiteiten. De rechtbank stelt verder vast dat uit paragraaf 6.3 (Milieuzonering) van de plantoelichting volgt dat de functies “sport” en “recreatie” als zodanig worden bestemd en dus niet als bedrijfsbestemming. Het Bestemmingsplan kent wel de bestemmingen “Sport – Manege” en “Sport – Sport- en speelterrein”, maar deze bestemmingen zien op maneges, sportvelden en speelterreinen, en niet op Personal Training studio’s. De rechtbank dient daarom te beoordelen of de activiteiten van de vof vallen onder de categorie “Overige dienstverlening”, meer specifiek “Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd” op de Bedrijvenlijst. De Bezwaarschriftencommissie heeft dit als negatief beoordeeld vanwege de ruimtelijke effecten van het aantal klanten en de aard en omvang van de vof, ook gezien de ruimte en het aantal apparaten dat beschikbaar is voor die klanten. Gezien de toelichting op de aanvraag, waarin is vermeld dat naast individuele trainingen, ook Small Group trainingen (maximaal zes personen), groepstrainingen (maximaal twaalf personen) en groepslessen persoonlijke ontwikkeling zullen plaatsvinden, concludeert ook de rechtbank dat de activiteiten van de vof zich niet laten kwalificeren als “persoonlijke” dienstverlening. Wat de vof hierover heeft gesteld, maakt dit niet anders. Dit leidt ertoe dat de activiteiten van de vof niet vallen onder artikel 4.1 en 4.3 van de planregels, zodat deze activiteiten in strijd zijn met het Bestemmingsplan. Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank daarom terecht op het standpunt gesteld dat voor de aangevraagde activiteiten een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is vereist. De beroepsgrond slaagt niet.
Had het college op grond van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid een omgevingsvergunning moeten verlenen?
10. De vof voert aan dat het college ten onrechte geen medewerking heeft verleend aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid uit artikel 4.4.1 van de planregels. Dit is in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het beoogde gebruik past binnen de toelaatbare categorieën bedrijven op het perceel. De activiteiten zijn naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met de bedrijven die toelaatbaar worden geacht. De ruimtelijke impact van de bedrijfsactiviteiten van de vof is verwaarloosbaar. De klanten komen uit de nabijgelegen woonwijken. Met de binnenplanse afwijking blijft de bestemming “Bedrijf – 2” ongewijzigd. Van afname van bedrijfsruimte is dan ook geen sprake.
10.1.
Volgens het college kan geen gebruik worden gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid uit artikel 4.4.1 van de planregels. Met artikel 4.4.1 van de planregels kan alleen in het geval van “het bouwen” worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.3 van de planregels. De vof heeft echter een omgevingsvergunning aangevraagd voor strijdig gebruik en niet voor bouwen.
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen gebruik kan worden gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid uit artikel 4.4.1 van de planregels. Uit artikel 1.18 van de planregels volgt dat onder “Bouwen” wordt verstaan het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de planoloog heeft bevestigd dat de binnenplanse afwijking uit artikel 4.4.1 van de planregels alleen betrekking heeft op “bouwen” en dat er bij het formuleren van deze planregel nog sprake was van lege kavels waar gebouwd kon worden. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van de vof niet valt onder de definitie van “Bouwen” uit artikel 1.18 van de planregels. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft het college het gelijkheidsbeginsel geschonden?
11. De vof stelt zich op het standpunt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden nu vergelijkbare bedrijfsactiviteiten wel toelaatbaar worden geacht binnen dezelfde bestemming “Bedrijf – 2”. De vof heeft gewezen op Kookstudio 25, Sports & More, Focus by Fortes, Compound gym Crossfit Hofplein en Zen by Nature. Het weigeren van de binnenplanse afwijking is ook gelet hierop onevenredig.
11.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat de situaties die de vof heeft genoemd niet vergelijkbaar zijn met de situatie die bij de vof aan de orde is. Het college heeft toegelicht dat voor wat betreft Compound gym een maatbestemming geldt en dat dit volgt uit artikel 4.3 onder f van de planregels. Voor Kookstudio 25 is er ook sprake van een maatbestemming op grond van artikel 4.3 onder g, van de planregels. Deze bedrijven zaten er al vóór de vaststelling van het Bestemmingsplan uit 2019. Bij het positief bestemmen van Compound gym en Kookstudio 25 gold bovendien het beleid over het collegetarget nog niet. Het college heeft toegelicht dat er sinds 2022 sprake is van een collegetarget “Bedrijfsruimte”. Het collegetarget heeft als doelstelling voldoende bedrijfsruimte te waarborgen door te zorgen dat het aantal m² bedrijfsruimte gelijk blijft aan het huidige niveau. Voor Focus by Fortes geldt een ander bestemmingsplan. Het college heeft meegedeeld dat voor Sports & More en Zen by Nature sprake is van strijdig gebruik en dat daarvoor geen omgevingsvergunning is aangevraagd. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de vof geen gelijk krijgen. De vof krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 januari 2025.
De rechter is verhinderdde uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…).

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1. Met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2. In de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
(…).

Besluit omgevingsrecht (Bor)

Bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
(…).

Bestemmingsplan “Schiebroek”

Artikel 1 Begrippen

1.11
Bedrijven
De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.18
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Artikel 4 Bedrijf – 2
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf – 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven t/m categorie 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met het daarbij behorende erf en werkterrein, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.3.
4.3
Specifieke gebruiksregels
a. uitsluitend bedrijven t/m categorie 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan.
(…)
f. ter plaatse van het adres Adrianalaan 380-382 is tevens een private healthclub toegestaan waar gelijktijdig maximaal 20 personen aanwezig mogen zijn;
g. ter plaatse van het adres Dovenetelstraat 25 is tevens een kookstudio toegestaan.
(…).
4.4.
Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1
Toegestane bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 4.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke – gehoord de Milieudeskundige – daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 17 Sport – Manege

Artikel 17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Sport – Manege” aangewezen gronden zijn bestemd voor een manege, met bijbehorende bebouwing en erf;

Artikel 18 Sport – Sport- en speelterrein

Artikel 18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Sport – Sport- en speelterrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvelden en speelterreinen (niet overdekt), met bijbehorende bebouwing en erf.