ECLI:NL:RBROT:2025:5595

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
83-031804-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen feitelijk leidinggevende van rechtspersoon wegens onjuiste en niet ingediende aangiften omzetbelasting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die feitelijk leiding heeft gegeven aan een rechtspersoon die onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan en aangiften niet heeft ingediend. De verdachte, geboren in 1960, was bestuurder en aandeelhouder van de rechtspersoon en heeft in de periode van 31 oktober 2020 tot en met 31 januari 2021 en van 1 augustus 2021 tot en met 16 oktober 2023 meerdere aangiften niet correct ingediend, wat resulteerde in een fiscaal nadeel van € 901.274,- voor de belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet alleen als katvanger heeft gedragen, maar ook zelf betrokken was bij de in- en verkoop van vrachtwagens. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangiften heeft overgelaten aan een boekhouder en niet op de hoogte was van de onjuistheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn vrijwilligerswerk en complexe medische situatie, en heeft besloten om de straf te matigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk het doen van onjuiste aangiften en het niet doen van aangiften, begaan door een rechtspersoon, en heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-031804-23
Datum uitspraak: 18 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van Rijswijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest en een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 primair
[medeverdachte rechtspersoon] . op meer tijdstippen in de periode van 31 oktober 2020 tot en met 31 januari 2021 te Arnhem en/of Apeldoorn alleen, telkens opzettelijk meerdere, bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . over het derde kwartaal 2020, het vierde kwartaal 2020 en het eerste kwartaal 2021, telkens onjuist en onvolledig heeft gedaan, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2 primair
[medeverdachte rechtspersoon] . op meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 16 oktober 2023 in de gemeenten Arnhem en/of Apeldoorn, alleen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . over het tweede kwartaal 2021, het derde kwartaal 2021 en het vierde kwartaal 2021, niet heeft gedaan, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1 primair

opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

2 primair

opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als feitelijk leidinggevende van het bedrijf [medeverdachte rechtspersoon] . in 2020 en 2021 over drie kwartalen een onjuiste aangifte omzetbelasting ingediend en over drie kwartalen geen aangifte omzetbelasting gedaan. De belastingdienst heeft als gevolg hiervan een fiscaal nadeel geleden van € 901.274,-.
De verdachte heeft het bedrijf [medeverdachte rechtspersoon] . opgericht ten behoeve van de in- en verkoop van vrachtwagens uit het buitenland op suggestie en met behulp van anderen. Hij heeft zijn hele leven al een grote voorliefde voor vrachtwagens en hij hoopte op deze manier met vrachtwagens te kunnen werken. Op het moment dat de verdachte de bankpas op naam van zijn bedrijf ontving, heeft hij deze bankpas afgegeven aan een ander. Ook moest hij met deze bankpas dagelijks € 5000,- opnemen en dit bedrag afgeven aan die ander. Ook de facturen voor de verkoop van de trucks werden door een ander opgemaakt. Later hoorde de verdachte dat met de bankpas van zijn bedrijf verschillende grote uitgaven zijn gedaan voor de aankoop van luxe goederen. Hij heeft daar geen weet van gehad. Evenmin was hij er van op de hoogte dat de belastingaangiften niet klopten, omdat hij, zoals hij heeft verklaard, dit heeft overgelaten aan een boekhouder. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich heeft laten meeslepen en dat hij onverstandige keuzes heeft gemaakt en zich daarvan bewust is.
Dat neemt niet weg dat de verdachte als feitelijk leidinggevende van [medeverdachte rechtspersoon] . en aandeelhouder verantwoordelijk was voor het tijdig doen van een juiste en volledige aangifte omzetbelasting. Verdachte is niet alleen katvanger geweest door het bedrijf op zijn naam te zetten, maar hij heeft ook zelf vrachtwagens ingekocht en doorverkocht en hij was zich er van bewust dat het bedrijf ook bedoeld was voor de in- en verkoop van vrachtwagens. Hij had dus beter moeten weten. Door de gepleegde belastingfraude is de belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld. Daarnaast is de werking van het belastingsysteem, dat gebaseerd is op het vertrouwen dat een ondernemer een juiste aangifte doet, geschaad. De handelingen van de verdachte dragen daarnaast bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal. Het onbestraft laten van belastingfraude kan ertoe leiden dat ook het normbesef vervaagt onder belastingplichtigen die wel aan hun verplichtingen voldoen.
De rechtbank heeft verder gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
7.3.
Conclusie van de rechtbank
In beginsel past bij de ernst van de feiten en de hoogte van het benadelingsbedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Toch zal de rechtbank daartoe niet overgaan. De verdachte heeft op dit moment een zinvolle dagbesteding als vrijwilliger bij een clubhuis voor jongeren en hij zet zich hier dagelijks voor in. De verdachte ontvangt een uitkering. De verdachte verkeert in een complexe medische situatie en hij en zijn vrouw dragen extra zorg voor één van hun kinderen. Daarnaast heeft hij hoge schulden, die hij zelf op dit moment nog niet kan overzien. Onder deze omstandigheden en omdat het strafbare handelen voor de verdachte zelf geen financieel gewin heeft opgeleverd, ziet de rechtbank aanleiding om tot de volgende straf te komen.
De rechtbank zal een taakstraf opleggen. De taakstraf dient met name om de ernst van de feiten te benadrukken. In overleg met de reclassering kan een passend project worden gevonden voor het uitvoeren van de taakstraf, mogelijk bij het clubhuis waar de verdachte momenteel vrijwilligerswerk doet.
Daarnaast legt de rechtbank een gevangenisstraf op, die voor het grootste deel voorwaardelijk is en die dient als een stevige stok achter de deur om de verdachte er van te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf heeft de verdachte al uitgezeten in voorarrest.
Bij de oplegging van deze straf is ook rekening gehouden met de omstandigheid dat het bedrijf [medeverdachte rechtspersoon] ., waarvan de verdachte bestuurder en enig aandeelhouder is, nog bestaat en dat het bedrijf bij de belastingdienst een openstaande schuld heeft die in de toekomst zal moeten worden afgelost.
Alles afwegend legt de rechtbank aan de verdachte op een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 183 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 183 (honderddrieëntachtig) dagen;
bepaalt dat deze gevangenisstraf,
groot 180 (honderdtachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Derijks, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en L.B. Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
[medeverdachte rechtspersoon] . op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2020 tot en met 31 januari 2021 te Arnhem, Nijmegen en/of Apeldoorn, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk één of meerdere, bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . over het derde kwartaal 2020 (DOC-060), het vierde kwartaal 2020 (DOC-061) en/of het eerste kwartaal 2021 (DOC-062), telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen/laten doen, terwijl dat feit telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2020 tot en met 31 januari 2021 te Arnhem, Nijmegen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk één of meerdere, bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . over het derde kwartaal 2020 (DOC-060), het vierde kwartaal 2020 (DOC-061) en/of het eerste kwartaal 2021 (DOC-062), telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen/laten doen, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2
[medeverdachte rechtspersoon] . op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 16 oktober 2023 in de gemeenten Arnhem, Nijmegen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . over het tweede kwartaal 2021, het derde kwartaal 2021 en/of het vierde kwartaal 2021, niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 16 oktober 2023 in de gemeenten Arnhem, Nijmegen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . over het tweede kwartaal 2021, het derde kwartaal 2021 en/of het vierde kwartaal 2021,
niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.