In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025, staat de voortzetting van een onderhuurovereenkomst centraal. Eiseres Sluis 2010 B.V., gevestigd in Amsterdam, heeft een geschil met gedaagde 2, die in Rotterdam woont. Gedaagde 1 is niet verschenen en heeft geen bekende woon- of verblijfplaats. De procedure betreft de huurprijs die gedaagde 2 met gedaagde 1 heeft afgesproken, welke door Sluis 2010 wordt betwist. Sluis 2010 stelt dat de huurprijs € 1.500,- per maand bedraagt, terwijl gedaagde 2 volhoudt dat dit € 740,- per maand is. De kantonrechter heeft in een eerder deelvonnis van 31 maart 2023 de huurovereenkomst tussen Sluis 2010 en gedaagde 1 ontbonden, waardoor de onderhuurovereenkomst met gedaagde 2 is voortgezet.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Sluis 2010 voldoende bewijs heeft geleverd dat de huurprijs € 1.500,- per maand bedraagt. Gedaagde 2 heeft een huurachterstand opgebouwd van € 12.100,- tot en met april 2024, en Sluis 2010 vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde 2 de huurachterstand moet betalen en dat de huurovereenkomst per 17 februari 2025 zal worden ontbonden als de achterstand niet voor die datum is voldaan. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde 1 en gedaagde 2, die hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan Sluis 2010.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Sluis 2010 het recht heeft om de huurprijs te vorderen en het gehuurde te ontruimen indien gedaagde 2 niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.