ECLI:NL:RBROT:2025:556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
11341408 VZ VERZ 24-8506
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijs van gemaakte afspraken tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer, en H2holland B.V., zijn werkgever. [verzoeker] was sinds 1 december 2022 in dienst als proces engineer en projectmanager, maar werd op 10 september 2024 op staande voet ontslagen. De werkgever, H2holland, stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege het handelen van [verzoeker] in strijd met contractuele afspraken, specifiek met betrekking tot een overeenkomst die hij had gesloten met Dordtech. H2holland betoogde dat [verzoeker] deze overeenkomst niet op eigen naam, maar op naam van H2holland had moeten sluiten. De kantonrechter oordeelde dat H2holland de bewijslast had om aan te tonen dat er een afspraak was gemaakt over het sluiten van de overeenkomst met Dordtech op naam van H2holland. De rechter stelde dat het ontslag op staande voet alleen rechtsgeldig kon zijn als H2holland kon bewijzen dat er een dergelijke afspraak was gemaakt. De zaak werd aangehouden in afwachting van bewijslevering door H2holland, waarbij de werkgever de mogelijkheid kreeg om schriftelijk bewijs of getuigen te leveren. De beslissing om verdere stappen te ondernemen werd uitgesteld tot na de bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11341408 VZ VERZ 24-8506
datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: Oud-Beijerland,
verzoeker,
verweerder in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen
H2holland B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. L.P.J. Krijgsman.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘H2holland’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] , met bijlagen;
  • het verweerschrift van H2holland, met bijlagen;
  • het (voorwaardelijke) tegenverzoek, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van H2holland.
1.2.
Op 12 december 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] en H2holland hadden vanaf ongeveer 2016 een zakelijke relatie waarbij [verzoeker] vanuit Oekraïne projecten voor H2holland wierf. Na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne is [verzoeker] met hulp van de heer [persoon B] , indirect bestuurder van H2holland (hierna: [persoon B] ), naar Nederland verhuisd. [verzoeker] werkte sinds 1 december 2022 bij H2holland als proces engineer en projectmanager. Hij is op 10 september 2024 op staande voet ontslagen. [verzoeker] legt zich bij het ontslag neer, maar vraagt primair en subsidiair om een billijke vergoeding. Meer subsidiair vraagt [verzoeker] - samengevat - om (terug)betaling van een deel van zijn salaris en om betaling van een commissie die hij met H2holland zou hebben afgesproken. H2holland vindt dat het verzoek moet worden afgewezen en vraagt zelf om een gefixeerde schadevergoeding en een contractuele boete. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet alleen dan rechtsgeldig is gegeven, als komt vast te staan dat partijen hebben afgesproken dat [verzoeker] een overeenkomst met Dordtech niet voor zichzelf, maar op naam van H2holland zou sluiten. H2holland wordt in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat partijen dat zijn overeengekomen. Hieronder legt de kantonrechter uit waarom deze afspraak het springende punt in deze zaak is.
De redenen voor het ontslag
2.2.
H2holland heeft als eerste reden voor het ontslag aangevoerd dat [verzoeker] heeft ‘gehandeld in strijd met contractuele afspraken en het zwijgen en/of afleggen van wisselende verklaringen daarover’. Deze grond is in de app van 10 september 2024 genoemd en bevestigd in de brief van diezelfde datum. H2holland heeft in haar brief toegelicht dat zij hiermee doelt op de omstandigheid dat [verzoeker] een contract heeft gesloten met Dordtech en dat hij dat niet namens H2holland, maar namens zijn eigen bedrijf, H2holland Ukraine, heeft gedaan. H2holland heeft in haar verweerschrift en op de zitting nader toegelicht dat zij vindt dat [verzoeker] daarmee in strijd heeft gehandeld met de arbeidsovereenkomst en/of met een afspraak die partijen op 3 september 2024 hebben gemaakt, inhoudende dat [verzoeker] de onderhandelingen met Dordtech zou voortzetten vanuit H2holland en dat een eventuele overeenkomst op naam van H2holland gesloten zou worden. Ook zou zijn afgesproken dat een geheimhoudingsverklaring zou worden opgesteld.
2.3.
Als tweede reden voor het ontslag op staande voet heeft H2holland in de brief van 10 september 2024 vermeld dat er sprake was van ongeoorloofde afwezigheid en overtreding van de arbeidsafspraken (ongeoorloofd afwezig zijn op maandag, veelvuldig te laat komen en extreem lange lunchpauzes nemen).
Het ontslag is onverwijld gegeven en de reden is onverwijld medegedeeld
2.4.
Voordat de kantonrechter kan oordelen over de (gestelde) dringende reden voor het ontslag, moet zij, gelet op de betwisting door [verzoeker] , beoordelen of het ontslag onverwijld is gegeven en of H2holland onverwijld mededeling heeft gedaan van de dringende reden.
2.5.
De door H2holland genoemde tweede grond voor het ontslag kan in ieder geval geen dringende reden vormen. Uit niets blijkt dat [verzoeker] eerder door H2holland is aangesproken op zijn werktijden of anderszins heeft laten blijken dat zij niet instemde met zijn afwezigheid. Deze grond kan daarom, wat daar ook van zij, niet tot een ontslag op staande voet op 10 september 2024 hebben geleid.
2.6.
De kantonrechter vindt dat de eerste opgegeven reden voor het ontslag op staande voet, voor zover deze betrekking heeft op het verwijt dat [verzoeker] in strijd met expliciet gemaakte afspraken een overeenkomst met een potentiële klant van H2holland via zijn eigen bedrijf heeft ondertekend, voor [verzoeker] duidelijk (genoeg) is, althans had moeten zijn.
Voor zover H2holland met de vermelding in de ontslagbrief dat sprake is van een ernstige overtreding van de contractuele verplichtingen bedoeld heeft te stellen dat [verzoeker] heeft gehandeld in strijd met artikel 2.4. van de arbeidsovereenkomst, kan deze aan het ontslag op staande voet echter niet ten grondslag worden gelegd. Deze ontslaggrond is in de ontslagbrief immers op geen enkele wijze benoemd.
2.7.
Voor het oordeel dat de ontslaggrond met betrekking tot het op eigen naam contracteren van een potentiële klant voor [verzoeker] voldoende duidelijk geweest moet zijn, is de tijdlijn van de gebeurtenissen van belang.
2.8.
Vast staat dat [verzoeker] op 9 september 2024 een gesprek met Dordtech heeft gehad en dat hij toen een overeenkomst met Dordtech heeft gesloten, op naam van zijn onderneming H2holland Ukraine. [persoon B] heeft aan [verzoeker] gevraagd op welke naam de overeenkomst gesloten is. Daarop heeft [verzoeker] , na aandringen van [persoon B] , in de avond van 9 september 2024 laten zien dat de overeenkomst is aangegaan door H2holland Ukraine. In de ochtend van 10 september 2024 laat [persoon B] via Whatsapp aan [verzoeker] weten dat hij advies vraagt aan zijn advocaat over wat te doen. Vervolgens heeft hij [verzoeker] die avond, om 18.53 uur, per Whatsapp bericht dat [verzoeker] op staande voet wordt ontslagen. Omdat het ontslag op staande voet volgde nadat [verzoeker] het contract met Dordtech aan [persoon B] had laten zien en H2holland zich beroept op het schenden van contractuele afspraken, moest het voor [verzoeker] duidelijk zijn dat de overeenkomst met Dordtech de reden voor het ontslag was. In de brief die op 10 september 2024 is opgesteld en die volgens [persoon B] persoonlijk bij [verzoeker] in de brievenbus is gedaan (wat [verzoeker] niet heeft weersproken) wordt deze reden nog verder toegelicht.
2.9.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande tevens van oordeel dat H2holland met het versturen van de ontslagbrief voldoende voortvarend heeft gehandeld. Zij mag eerst juridisch advies inwinnen, wat logischerwijze pas op 10 september 2024 mogelijk was. Aan het begin van de avond heeft zij [verzoeker] bericht. Dat is onverwijld in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW.
H2holland moet bewijzen dat er een afspraak is gemaakt over het contract met Dordtech
2.10.
Tussen partijen is in geschil of de aangevoerde reden een dringende reden is die tot een ontslag op staande voet heeft kunnen leiden. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat alleen dan sprake is van een dringende reden, als komt vast te staan dat H2holland met [verzoeker] is overeengekomen dat [verzoeker] de overeenkomst met Dordtech op naam van H2holland zou sluiten. In dat geval heeft [verzoeker] , door de overeenkomst namens H2holland Ukraine te sluiten, gehandeld in strijd met een tussen partijen gemaakte afspraak en dat levert dan een zodanige gedraging op dat van H2holland niet gevergd kon worden om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hieronder wordt toegelicht waarom deze gestelde afspraak zo belangrijk is.
2.11.
H2holland verwijt [verzoeker] concreet dat hij op naam van zijn eigen bedrijf, H2holland Ukraine, een overeenkomst heeft gesloten met Dordtech, terwijl [verzoeker] dit op naam van H2holland had moeten doen. H2holland stelt dat die afspraak – mondeling, in een één op één gesprek tussen [verzoeker] en [persoon B] – op 3 september 2024 op het kantoor in Ridderkerk is gemaakt. [verzoeker] betwist de door H2holland gestelde afspraak en voert juist aan dat hij met instemming van H2holland het contract met Dordtech heeft gesloten en dat H2holland hem in dat kader van advies heeft gediend. Beide partijen hebben ter ondersteuning van hun stellingen verwezen naar de tussen [verzoeker] en [persoon B] gewisselde mail- en appberichten in de periode rondom het sluiten van het contract met Dordtech.
2.12.
De inhoud van de mail- en appberichten biedt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende bewijs voor de stelling dat [verzoeker] een gemaakte afspraak om het contract met Dordtech te sluiten op naam van H2holland heeft geschonden. De relevante omstandigheden die tot dit oordeel leiden, zijn de volgende:
[verzoeker] heeft tijdens de arbeidsovereenkomst eerder een aanbesteding voor H2holland aangetrokken, waarbij H2holland aan H2holland Ukraine een aanzienlijke commissie heeft aangeboden, zo blijkt uit de door [verzoeker] als productie 6 bij verzoekschrift overgelegde e-mail van [persoon B] aan hem van 2 juli 2023;
H2holland was al ruim vóór 10 september 2024 op de hoogte van het bestaan van H2holland Ukraine als handelsnaam. [persoon B] noemt een betaling aan ‘existing H2holland Ukraine’ in de hiervoor genoemde e-mail van 2 juli 2023;
Partijen waren voordat Dordtech in beeld kwam al in gesprek over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [persoon B] namens H2holland verklaard dat hij [verzoeker] na beëindiging van de arbeidsovereenkomst wilde helpen om zelf verder te gaan;
[verzoeker] heeft [persoon B] om advies gevraagd toen hij in contact kwam met Dordtech. [verzoeker] heeft daarbij een e-mail van hemzelf aan Dordtech van 28 augustus 2024 aan [persoon B] toegestuurd. In de e-mail van [verzoeker] aan Dordtech wordt [verzoeker] zelf als ‘mediator’ genoemd en wordt benoemd dat [verzoeker] een fee zal ontvangen van Dordtech. [verzoeker] vraagt aan [persoon B] :
“Please, advice me about the turbine sale mediation conditions. Negotiations with client are supposed to be next week, and before that I want to stand on legal rails with that guys.”[persoon B] heeft hierop gereageerd dat dit ‘illegal’ zou zijn en stelt voor om de week erna samen een overleg met Dordtech te hebben. Wat er ‘illegal’ aan het voorstel van [verzoeker] aan Dordtech zou zijn, wordt niet toegelicht.
Op 3 september 2024 heeft [persoon B] een blanco model-geheimhoudingsovereenkomst en het briefpapier van H2holland aan [verzoeker] gemaild. [persoon B] vraagt daarna per Whatsapp of [verzoeker] met de geheimhoudings-overeenkomst uit de voeten kan en hoe het ervoor staat met Dordtech. Als [verzoeker] meldt dat hij het contract met Dordtech heeft gesloten, maar niet de geheimhoudingsovereenkomst heeft laten tekenen, reageert [persoon B] met onder meer de tekst ‘ really hope you did not sign it as a private person’. Of [persoon B] de geheimhoudingsovereenkomst en het briefpapier van H2holland aan [verzoeker] toestuurde in het kader van een op te stellen contract op naam van H2holland blijkt niet uit het berichtenverkeer.
2.13.
De hiervoor aangehaalde berichten maken duidelijk dat de door H2holland gestelde afspraak tussen partijen daaruit niet ondubbelzinnig kan worden afgeleid. Pas in een van de laatste Whatsappberichten op 9 september 2024 vraagt [persoon B] om een kopie van de gesloten overeenkomst ‘so that we know what
weagreed’ [onderstreping kantonrechter]. Toen was de overeenkomst echter al gesloten. De kantonrechter vindt, het geheel van de berichten bezien, de lezing die [verzoeker] geeft aan het app- en mailverkeer tussen partijen, inhoudende dat [persoon B] hem zou helpen om voor zichzelf te gaan werken, evenzeer geloofwaardig als de lezing die H2holland daaraan geeft.
2.14.
Omdat H2holland stelt dat wel de afspraak is gemaakt om het contract met Dordtech te sluiten op naam van H2holland, rust de bewijslast van deze stelling ingevolge artikel 150 Rv op H2holland. Zij wordt daarom in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren. Als H2holland slaagt in deze bewijslevering, dan komt daarmee vast te staan dat [verzoeker] die afspraak heeft geschonden en daaraan mocht H2holland daaraan de consequentie van een ontslag op staande voet verbinden.
2.15.
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere (verdere) beslissing aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
stelt H2holland in de gelegenheid om te bewijzen dat partijen met elkaar zijn overeengekomen dat het contract met Dordtech zou worden gesloten met H2holland;
schriftelijk bewijs
3.2.
bepaalt dat als H2holland schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk op
30 januari 2025in tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
getuigenbewijs
3.3.
bepaalt dat als H2holland getuigen wil laten horen, zij uiterlijk op
30 januari 2025het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en
beidepartijen voor de maanden mei, juni en juli 2025;
3.4.
wijst erop dat H2holland na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen;
ander bewijs
3.5.
bepaalt dat als H2holland op een andere manier bewijs wil leveren, zij uiterlijk op
30 januari 2025aan de kantonrechter moet laten weten hoe;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
51909