16.1.Het betoog van eisers slaagt niet. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college met het bestreden besluit de strijdigheid met het bestemmingplan heeft vergund door middel van de regeling die is neergelegd in artikel van artikel 2.1, eerste lid, onder c, juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4, eerste lid, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor. Op grond van die bepalingen kan een uitbreiding van een bijbehorend bouwwerk in afwijking van het bestemmingsplan worden vergund, wanneer de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de oude term kruimelregeling in zoverre niet passend is dat deze regeling ook een bevoegdheid geeft om voor ruimtelijke gezien grote (onderdelen van) bouwplannen af te wijken van wat het bestemmingsplan ter plaatse toestaat. Tussen partijen is niet in geschil dat de overkragingen kunnen worden gekwalificeerd als bijbehorend bouwwerk. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college zich in zoverre terecht op het standpunt heeft gesteld dat gebruik kan worden gemaakt van de deze regeling omdat aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan. De voorzieningenrechter wijst hierbij nog op artikel 12.1, aanhef en onder k, van de planregels waaruit volgt dat het gebruik van een overkraging is toegestaan. Het college heeft ter zitting nog toegelicht dat de bouwregels voor een overkraging abusievelijk niet in het bestemmingsplan terecht zijn gekomen en dat de verrichte onderzoeken (geluid, welstand, bezonning etc.) in het kader van het bestemmingsplan ook op de overkraging ziet. Dat vindt de voorzieningenrechter ook niet zonder belang. De toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan is hier dus slechts nodig voor het afwijkend gebruik in ruime zin als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, dat wil zeggen het bouwen van de overkragingen, terwijl deze overkragingen qua gebruik in enge zin reeds in het bestemmingsplan zijn voorzien, en qua ruimtelijke gevolgen in de bestemmingsplanprocedure zijn beoordeeld. Dat de overkraging 24 meter hoog is, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 4, eerste lid, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor. Er geldt namelijk geen hoogtebeperking binnen de bebouwde kom. De stelling van eisers dat de overkraging een inbreuk is op de privacy en zorgt voor een afname van bezonning in de woningen, volgt de voorzieningenrechter niet. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat in het bestemmingsplan al rekening is gehouden met de overkraging en dat de bezonningstudies ook op de overkragende gedeeltes zien. De overkragingen zijn immers, als gezegd, wel ingetekend in het bestemmingsplan. Ten opzichte van wat het bestemmingsplan al mogelijk maakt, brengt het bouwplan geen andere gevolgen mee voor het zicht, de privacy of de bezonningssituatie van omwonenden. De voorzieningenrechter volgt het college hierin. Gelet hierop heeft het college zich, onder verwijzing naar de onderzoeken die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwen van de overkragingen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De enkele stelling van eisers dat ze oog in oog zullen staan met de bewoners van de woontorens, is niet onderbouwd. Vergunninghoudster heeft ter zitting toegelicht dat de onderkant van de Balk (inclusief overkragingen) hoger ligt dan het Boston gebouw en nabijgelegen bebouwing, zodat onevenredige hinder voor omwonenden in zoverre niet kan worden verwacht. Eisers hebben dit niet bestreden.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening
17. Eisers stellen dat nieuwe inzichten ertoe leiden dat de omgevingsvergunning wel integraal getoetst moet worden of deze voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Eisers zijn van mening dat de beoordeling van de Afdeling (in de bestemmingsplanprocedure) geen stand kan houden, onder meer ten aanzien van verkeer en klimaatveiligheid. De Afdeling heeft haar beoordeling namelijk gebaseerd op informatie die inmiddels verouderd is. Zo volgt uit het onderzoek van [bedrijf 5] naar het cruise-gerelateerde verkeer op de Wilhelminapier en het verkeersafwikkelingsonderzoek van [bedrijf 6] met betrekking tot de ontwikkeling van het Codrico-terrein op Katendrecht dat het verkeer rondom de Sax problemen zal opleveren. De Sax met 916 woningen en commerciële functies zal dit probleem verergeren. De voorgestelde maatregelen, zoals een tweede linksaffer richting de Erasmusbrug en verkorting van de doorstromingsmogelijkheden voor fietsers en voetgangers ten voordele van auto’s, zijn ontoereikend om het verkeer veilig af te wikkelen en staan haaks op het transitiebeleid. Eisers vinden de motivering ten aanzien van de uitrit onvoldoende. De uitrit moet namelijk op de voorziene plek wel wenselijk en mogelijk zijn als er al drukte is en door de ontwikkeling alleen maar verergerd wordt. Eisers vinden ook dat klimaatveiligheid in de weg staan aan vergunningverlening, omdat het beleid ten aanzien van buitendijks bouwen, waaronder het bepalen van de uitgiftepeilen, verouderd en onduidelijk is. Dit volgt onder meer uit het advies van het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) en is bevestigd door de STAB Gerechtelijke omgevingsdeskundigen. Het beleid is nog steeds gebaseerd op het klimaatscenario tot 2010 (KNMI 2006). Hoewel in het bouwplan rekening is gehouden met de uitgiftepeilen conform het beleid, is onduidelijk hoe in dat beleid de peilen daadwerkelijk samenhangen met de verwachte stijging. Ook deze onduidelijkheid maakt dat de rechtmatigheid van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning niet zonder meer vaststaat.