ECLI:NL:RBROT:2025:5493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
10.139994.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarige dochter gedurende een periode van zes jaar met veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van de mishandeling van zijn minderjarige dochter gedurende een periode van ruim zes jaar. De verdachte, geboren in 1986, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Aarts. De officier van justitie, mr. K. Mandos, eiste een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een contactverbod van vijf jaar met de dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn dochter heeft mishandeld door haar te slaan, te knijpen en vast te pakken, maar heeft ook geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. De verdachte ontkende enkele beschuldigingen, maar heeft wel bekend dat hij zijn dochter op haar bovenbenen heeft geslagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met zijn dochter. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet goed te bepalen was in deze strafprocedure. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar gemaakt op 6 mei 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.139994.23
Datum uitspraak: 02 mei 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1986,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S. Aarts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Kort gezegd wordt hem verweten dat hij zijn dochter [slachtoffer] (hierna: [voornaam slachtoffer] ) gedurende meerdere jaren heeft mishandeld. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van vijf jaren, met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde handelingen kunnen worden bewezen.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent dat hij zijn dochter [voornaam slachtoffer] tegen het achterhoofd, de handen en het gezicht heeft geschopt en/of geslagen, en betwist ook het vastpakken of houden van haar keel en het aan haar haren van de trap af trekken. De verklaring van [voornaam slachtoffer] wordt op die punten onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de verdachte van die gedragingen partieel dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot het bewijs van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Conclusie
De verdachte heeft bekend dat hij zijn dochter [voornaam slachtoffer] op haar bovenbenen heeft geslagen en haar daar ook heeft geknepen. Daarnaast heeft hij haar bij haar schouder, oor en haren vastgepakt. Hoewel de verdachte het vastpakken bij en vasthouden van de keel van [voornaam slachtoffer] ontkent, is de rechtbank van oordeel dat haar verklaring ook op dit punt voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en daarmee kan worden bewezen.
Voor het schoppen en/of slaan tegen het achterhoofd, de handen en het gezicht en voor het aan de haren de trap af trekken ziet de rechtbank, conform het standpunt van de verdediging, onvoldoende ondersteuning in het dossier voor een bewezenverklaring. De verdachte zal van die onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 26 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, op meer tijdstippen,
zijn kind, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer] (telkens)
- te slaan op/tegen de (boven)benen en
- te knijpen in de (boven)benen en
- ( met kracht) bij de schouders en/of de (boven)benen en/of de keel vast te pakken en/of te houden en
- bij het oor vast te pakken en/of in het oor te knijpen (met zijn, verdachtes, nagels) en
- bij de haren vast te pakken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van ruim zes jaar meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn minderjarige dochter. Dit heeft pijn en letsel, zoals blauwe plekken veroorzaakt en heeft de lichamelijke integriteit van zijn dochter en haar gevoel van veiligheid geschaad. Als vader had de verdachte zijn kind een veilige omgeving moeten bieden. Door de mishandelingen is hij daarin ernstig tekortgeschoten.
Ter zitting heeft de verdachte laten blijken inmiddels in te zien dat zijn gedrag naar zijn dochter niet juist is geweest. De rechtbank heeft er oog voor dat de verdachte ook zelf hard is geraakt door de gevolgen van zijn handelen nu hij al ruim twee jaar geen contact meer heeft met zijn dochter. Hij heeft veel spijt van zijn gedrag en wil zijn fouten graag goedmaken.
7.3
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 maart 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
29 september 2023. Uit dit rapport volgt dat er geen directe zorgen op de verschillende leefgebieden zijn. Alcoholgebruik was in het verleden een reden tot zorg, maar inmiddels is de verdachte al enige tijd abstinent. Verder heeft hij de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 met goed gevolg afgerond en zijn er geen zorgen op het gebied van zijn psychosociaal functioneren. Hij lijkt zijn plaats in de maatschappij gevonden te hebben. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. De verdachte liep ten tijde van de rapportage in een toezichtkader na een eerdere veroordeling. Binnen dat toezicht hield hij zich aan afspraken en stelde hij zich coöperatief op. De reclassering ziet geen aanleiding om bij een veroordeling opnieuw bijzondere voorwaarden te adviseren.
Uit de eindevaluatie van het toezicht in december 2024 blijkt dat de verdachte zich ook in het volg van dit begeleidingstraject goed heeft ingezet en zich op de toekomst wil richten. Het risico op recidive wordt nog steeds ingeschat als laag. De verdachte heeft het er vooral moeilijk mee dat hij zijn dochter niet ziet.
7.4
Conclusies
Gezien de ernst van het feit en met wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf passend. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken eerder zijn opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan dit voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte gedurende de proeftijd en zonder formele omgangsregeling geen contact mag hebben met zijn dochter. Een algeheel contactverbod voor vijf jaar in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals gevorderd door de officier van justitie, acht de rechtbank niet passend binnen de familiaire context van deze strafzaak, nu niet duidelijk is in hoeverre een dergelijk verbod op enig moment in strijd kan komen met het belang van verdachtes minderjarige dochter. Vast staat dat [voornaam slachtoffer] op dit moment geen contact wil met haar vader. De moeder van [voornaam slachtoffer] heeft ter zitting verklaard dat ze zich ernstig zorgen maakt over het psychisch welzijn van haar dochter en dat professionele hulpverlening hierbij noodzakelijk is. Omdat niet is uitgesloten dat [voornaam slachtoffer] op een later moment wel behoefte kan krijgen aan contact met haar vader, acht de rechtbank van belang om binnen de te stellen bijzondere voorwaarde ruimte te laten voor het maken van afspraken over een (zo nodig begeleide) omgangsregeling wanneer [voornaam slachtoffer] daar aan toe is en dit door de betrokken hulpverleningsinstanties verantwoord wordt geacht. De rechtbank zal deze voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren, wat concreet betekent dat het verbod per direct geldt.

8.Vordering benadeelde partij

8.1.
De vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] namens haar minderjarige dochter [slachtoffer] en bijgestaan door mr. P.J.W. de Water. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,-- aan immateriële schade.
8.2.
Standpunt officier van justitie
Het gevorderde bedrag kan integraal worden toegewezen en dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verzochte immateriële schade is te hoog en is onvoldoende onderbouwd. Het causale verband tussen het handelen van de verdachte en de ter zitting besproken problemen van [voornaam slachtoffer] is niet vast komen te staan. Verzocht wordt het eventueel toe te wijzen bedrag substantieel te matigen.
8.4.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank acht aannemelijk dat de bewezen mishandelingen door de verdachte bij [voornaam slachtoffer] immateriële schade hebben veroorzaakt. Tegelijkertijd vallen deze mishandelingen niet los te zien van de bredere problemen die speelden voorafgaand aan en rondom de scheiding tussen de verdachte en zijn ex-partner, de moeder van [voornaam slachtoffer] . Daardoor valt de omvang van de geleden psychische schade als gevolg van de mishandelingen in deze strafprocedure niet goed te bepalen. De vordering van [voornaam slachtoffer] zal niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarde:
contactverbod:de veroordeelde heeft of zoekt gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 2010. Dit verbod geldt niet indien en voor zover, met inachtneming van de onder 7.4 in dit vonnis genoemde randvoorwaarden, afspraken kunnen worden gemaakt over een omgangsregeling met [voornaam slachtoffer] .
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarde
dadelijk uitvoerbaaris;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] namens de minderjarige [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 26 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, op een of meer tijdstippen,
zijn kind, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer] (telkens)
- te slaan en/of te schoppen op/tegen/in de (boven)benen, het achterhoofd, de handen en/of het gezicht, althans het lichaam, en/of
- te knijpen in de (boven)benen en/of
- ( met kracht) bij de schouders en/of de (boven)benen en/of de keel vast te pakken en/of te houden en/of
- bij het oor vast te pakken en/of in het oor te knijpen (met zijn, verdachtes, nagels) en/of
- bij de haren vast te pakken en/of aan de haren de trap af te trekken.