Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 mei 2024 met producties 1-14;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van 10 juli 2024 met producties 1-12;
- de conclusie van antwoord in reconventie gedateerd op 13 november 2024;
- de aantekeningen van de griffier en de spreekaantekeningen van mr. Hooyman die zijn overgelegd op de mondelinge behandeling van 13 november 2024.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
In conventie en reconventie
hoefdete specificeren bij haar bestelling. Zij heeft deze stelling onderbouwd met orderbevestigingen en facturen van andere leveranciers van buizen. VST heeft erop gewezen dat in deze stukken ook niet uitdrukkelijk staat dat de lasnaad afgebraamd moet zijn, maar dat de buizen die zij van die andere leveranciers ontving die eigenschap wel hebben. Meever heeft onder verwijzing naar NEN 10217-1 betwist dat een afgebraamde lasnaad de Europese norm is. Zij heeft aangevoerd dat zij afgebraamde buizen levert, indien daar specifiek om wordt gevraagd. De rechtbank oordeelt dat de stelling van VST in het licht van de gemotiveerde betwisting van Meever onvoldoende concreet is. De stukken maken niet duidelijk welke informatie over de specificaties VST met deze leveranciers heeft gedeeld.