ECLI:NL:RBROT:2025:5395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
10.062587.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting met psychische stoornis als factor

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting. De verdachte, geboren in 1981, werd bijgestaan door raadsman mr. D.J. van Rinsum. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de tenlastelegging die op 14 augustus 2023 is gewijzigd. De officier van justitie, mr. J. Spaans, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 2 maart 2023 in de woning van de verdachte brand is ontstaan, waarbij de keuken en woonkamer deels zijn verbrand. De verdachte werd aangetroffen in de badkamer, en er waren aanwijzingen dat hij de gaspitten op het gasfornuis had opengedraaid. Het NFI concludeerde dat het zeer waarschijnlijker was dat de brand was ontstaan door menselijk handelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op brand had aanvaard, maar dat er geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de geestelijke toestand van de verdachte. Rapportages van een klinisch psycholoog en een psychiater gaven aan dat de verdachte ten tijde van de brand leed aan een psychische stoornis, waardoor hij niet in staat was om zijn wil en gedrag te bepalen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bewezen verklaarde feit de verdachte niet kan worden toegerekend, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.062587.23
Datum uitspraak: 30 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. D.J. van Rinsum, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 14 augustus 2023 en 16 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 14 augustus 2023 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering primaire feit (opzettelijke brandstichting)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met opzet heeft gehandeld. Het aanvullend onderzoek van het NFI geeft hierover ook geen uitsluitsel. Daarbij acht de verdediging de uitgevoerde experimenten door het NFI naar aard ongeschikt en niet vergelijkbaar met het incident.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 2 maart 2023 in de keuken van de woning aan de [adres] in [woonplaats] brand is ontstaan, waardoor de keuken en de woonkamer (deels) zijn uitgebrand. De brandhaard bevond zich ter hoogte van het gasfornuis. Uit onderzoek is gebleken dat de vier gaspitten opengedraaid waren en op of in de buurt van het fornuis stonden geen pannen. De brandweer trof de verdachte aan in de badkamer op de eerste verdieping, zittend in de douchecabine. De kranen in de badkamer stonden open en de afvoeren waren verstopt.
De verdachte heeft verklaard dat hij alleen in zijn woning aanwezig was en dat hij zich niet meer kan herinneren of hij de gaspitten heeft opengezet. Hij stond bovenaan de trap op de eerste etage toen hij het brandalarm hoorde afgaan, waarna hij naar beneden ging en vlammen uit de keuken zag komen. In de woonkamer zijn echter voetstappen in het roet aangetroffen, wat erop duidt dat de verdachte na het ontstaan van de brand nog in de woonkamer aanwezig moet zijn geweest. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de gaspitten over een druk- en draaibeveiliging beschikten, wat maakt dat menselijk handelen vereist is om de vier gaspitten te ontsteken.
Door het NFI is – op basis van uitgevoerde experimenten – geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker (10.000 – 1.000.000 keer waarschijnlijker) is dat de vier gaspitten op het gasfornuis zijn ontstoken waardoor brandbaar materiaal op de gaskookplaat is gaan branden dan dat de vier gaspitten van het gasfornuis zijn ontstoken zonder brandbaar materiaal op de gaskookplaat. Met andere woorden: voor het veroorzaken van brand is meer nodig dan enkel het ontsteken van de gaspitten, aangenomen kan worden dat brandbaar materiaal in aanraking met het openstaande vuur is gekomen. Dat kan al op het gasfornuis hebben gestaan of er op een later moment zijn beland. Het NFI concludeert dat dit brandbaar materiaal zeer waarschijnlijk door (gebrek aan) menselijk handelen op de gaskookplaat met ontstoken pitten terecht is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek deugdelijk is uitgevoerd en neemt de conclusies van het NFI mee in haar bewijswaardering. Alhoewel er in theorie andere scenario’s – zoals bepleit door de verdediging – mogelijk kunnen zijn, is de kans dat de brand op andere wijze is ontstaan zodanig klein, dat de rechtbank die buiten beschouwing laat. De rechtbank stelt aan de hand van deze feiten en omstandigheden vast dat de verdachte degene is geweest die de gaspitten heeft opengedraaid en ontstoken. Vervolgens heeft de verdachte het gasfornuis met de opengedraaide en ontstoken gaspitten met daarop een brandbaar materiaal onbeheerd achtergelaten. Na het constateren van de brand heeft de verdachte geen hulpdiensten gebeld maar is hij in de douche op de grond gaan zitten.
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, vast dat er sprake was van opzettelijke brandstichting. Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een brand zou ontstaan. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht voorwaardelijk opzet op het stichten van een brand aanwezig. Niet bewezen is dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
4.2.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 02 maart 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning (gelegen aan de [adres] ), door op het gasfornuis open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)r(e) materia(a)l(en, ten gevolge waarvan de keuken en de woonkamer van die woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de aangrenzende woning te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
6.2.1.
Rapportages
Over de verdachte zijn Pro Justitia-rapportages door klinisch psycholoog [persoon A] (20 juni 2023) en psychiater [persoon B] en [persoon C] , arts in opleiding tot medisch specialist (27 juni 2023) opgemaakt.
Het rapport van psycholoog [persoon A] houdt – onder meer – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis, passend bij de diagnose psychotische stoornis met manische ontremming en mogelijk een stoornis in cannabisgebruik. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hier sprake van.
Sinds december 2022 had de verdachte paranoïde gedachten waarbij hij beweerde dat mensen werden afgeluisterd. In januari 2023 vertoonde de verdachte ontremd gedrag en was hij chaotisch in zijn denken. De verdachte is opgenomen met een crisismaatregel bij GGZ Antes. Hier werden aanwijzingen gezien voor een manisch psychotisch toestandsbeeld. Zonder medicatie is het toestandsbeeld overgegaan en is de verdachte ontslagen uit de kliniek. Op de dag van het ten laste gelegde, 2 maart 2023, was de verdachte angstig en aan het schreeuwen toen de politie hem wilde meenemen. In het ziekenhuis sprak hij in zichzelf en kwam hij verward over. Hij moest steeds lachen en naar alle waarschijnlijkheid had de verdachte hallucinaties waarbij hij stemmen hoorde. De daaropvolgende dagen was de verdachte niet aanspreekbaar en toonde hij erg wisselend gedrag. Concluderend kan worden gesteld dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een psychotische stoornis met manische ontremming, waardoor de verdachte zijn wil en gedrag niet in vrijheid heeft kunnen bepalen. Om die reden wordt geadviseerd om het tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Het rapport van psychiater [persoon B] en arts in opleiding tot medisch specialist [persoon C] houdt – onder meer – het volgende in.
De verdachte heeft aangegeven dat hij de afgelopen jaren heel weinig heeft geslapen. Dit ging jaren goed. In januari 2023 raakte hij, onder meer door het slaaptekort, steeds meer in de war, waarbij hij heel druk en warrig werd. Voorafgaand aan het ten laste gelegde leed de verdachte aan een manisch psychotische stoornis. Het is gebleken dat de verdachte eerdere periodes heeft meegemaakt waarin hij afwijkende ideeën en gedragingen vertoonde. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld dat het handelen van de verdachte bepaalde, een manisch psychotische ontregeling in het kader van een bipolaire-I-stoornis en een cannabisgerelateerde stoornis. Ondanks dat de onderzoekers geen uitspraak doen over de mate van toerekenen, zijn zij wel van mening dat het denken, het voelen en het handelen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde moet zijn beïnvloed door de combinatie van stoornissen.
6.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de klinisch psycholoog, de psychiater en de medisch specialist in opleiding gedragen worden door hun bevindingen. De rechtbank legt die daarom aan haar beslissing ten grondslag. Het bewezen verklaarde feit kan de verdachte, wegens een ziekelijke stoornis die aanwezig was tijdens het begaan van het feit, in het geheel niet worden toegerekend. Dit leidt ertoe dat de verdachte niet strafbaar is, zodat hij conform de eis van de officier van justitie en het (subsidiaire) verzoek van de verdediging ter zake van het bewezen verklaarde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en G.C. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 02 maart 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning (gelegen aan de [adres] ), door op het gasfornuis open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)r(e) materia(a)l(en), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de keuken en de woonkamer van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de aangrenzende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer zich in de aangrenzende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer zich in aangrenzende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 02 maart 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in zijn woning (gelegen aan de [adres] ), grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam op of bij het gasfornuis (open) vuur in aanraking heeft gebracht met (een) brandba(a)r(e) materia(a)l(en), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat er brand is ontstaan en/of dat de keuken en de woonkamer van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor die woning en/of de aangrenzende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer zich in de aangrenzende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer zich in aangrenzende woning(en)bevindende perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.