ECLI:NL:RBROT:2025:5359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
ROT 25/2971
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning door burgemeester Rotterdam na aantreffen van drugsgerelateerde voorwerpen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft de sluiting van de woning van verzoeker door de burgemeester van Rotterdam, naar aanleiding van het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid drugsgerelateerde voorwerpen en stoffen in de woning en de kelder. De burgemeester had op 2 april 2025 besloten om de woning voor drie maanden te sluiten op basis van de Opiumwet. Verzoeker, die de woning huurt van Stichting Hef Wonen, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij in zijn woning kan blijven wonen.

Tijdens de zitting op 14 april 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en de burgemeester aanwezig waren. De rechter heeft vastgesteld dat er in de kelder van de woning een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen en andere drugsgerelateerde voorwerpen zijn aangetroffen, maar heeft twijfels geuit over de noodzaak om ook het woongedeelte te sluiten. De voorzieningenrechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan die van de burgemeester met betrekking tot het woongedeelte. De burgemeester mag de kelder sluiten, maar verzoeker mag voorlopig in het woongedeelte blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen en bepaald dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de sluiting van de kelder gerechtvaardigd is, maar dat er onvoldoende bewijs is voor de noodzaak van sluiting van het woongedeelte, gezien de omstandigheden van de zaak en de gezondheid van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2971

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2025 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Car),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Hef Wonen uit Rotterdam.

Samenvatting

De burgemeester wil verzoekers woning sluiten vanwege het aantreffen van ruim 33 kilo versnijdingsmiddel en voorwerpen die gebruikt (kunnen) worden voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs. Het grootste deel van de goederen is aangetroffen in de kelder bij de woning. In het woongedeelte lag ruim een halve kilo aan versnijdingsmiddel en een stroomstootwapen. De rechter vindt dat er in dit geval twijfels zijn bij de vraag of het noodzakelijk is om ook het woongedeelte te sluiten. Gelet op die twijfels maakt de rechter een belangenafweging die uitvalt in het voordeel van verzoeker, de bewoner van de woning. De burgemeester mag de kelder sluiten, maar verzoeker mag voorlopig in het woongedeelte blijven wonen.

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 2 april 2025 heeft de burgemeester verzoekers woning gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester en [persoon A] (namens de burgemeester).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoeker woont op het adres [adres] in Rotterdam. Hij huurt deze woning van Stichting Hef Wonen.
4. De politie is op 26 januari 2025 naar verzoekers woning gegaan vanwege een brandmelding. Verzoeker is vanwege de brand kort in het ziekenhuis opgenomen geweest. Bij terugkeer in de woning wilde verzoeker zijn medicatie hebben die nog in de woning lag. De politie heeft op aanwijzen van verzoeker vier zakjes met wit poeder aangetroffen in een lade in een kast. In deze zakjes zat 252,4 gram procaïne, 155,5 gram lidocaïne en 105,9 gram fenacetine. Omstanders riepen naar de politiemedewerkers dat zij ook in de kelder van de woning moesten kijken. De politie heeft de kelder doorzocht en heeft onder meer het volgende aangetroffen: 20.668 gram lidocaïne, 12.986 gram cafeïne/paracetamol, vijf persframes, een weegschaal, 17 kleine drugspersen, 44 stempels voor de drugspers, zes hydraulische persen, 196 jerrycans met vermoedelijk aceton en acht jerrycans met vermoedelijk zoutzuur. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 1 februari 2025.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning mag blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe
6. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek gedeeltelijk toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning. De omstandigheid dat verzoeker sinds de brand in zijn woning in een hotel verblijft, maakt dat niet anders. Verzoeker heeft tijdens de zitting verklaard dat hij dacht dat zijn woning onbewoonbaar was en dat hij daarom tijdelijk in een hotel verblijft. Ook heeft hij aangegeven dat hij zo snel mogelijk wil terugkeren naar zijn woning.
Beoordelingskader
9. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, waarvan de betrokkene weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs. De situatie moet zodanig zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen.
10. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
11. Verzoeker heeft aangevoerd dat de burgemeester niet bevoegd is om zijn woning te sluiten, omdat er geen harddrugs is aangetroffen. Daarnaast moet de het woongedeelte los worden gezien van de kelder, nu deze niet direct verbonden is met het woongedeelte en de ruimte van de kelderboxen ook een eigen toegang heeft.
12. Anders dan verzoeker stelt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de woning en de kelder één geheel vormen.
13. Voor de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat er harddrugs in de woning worden aangetroffen. In dit geval is er met name in de kelder een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel (onder meer lidocaïne en cafeïne/paracetamol) en drugsgerelateerde voorwerpen (onder meer drugspersen, stempels en een weegschaal) aangetroffen. Het gaat erom of de aangetroffen stoffen en voorwerpen, eventueel in combinatie met andere feitelijkheden, de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een verboden voorbereidingshandeling. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester dat voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
14. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij de kelder heeft verhuurd en dat hij niet op de hoogte was van wat er zich in de kelder afspeelde. Dat maakt voor de noodzaak van de sluiting echter niet uit. De sluiting op grond van de Opiumwet is een pandgerichte maatregel en geen persoonsgerichte maatregel. De burgemeester hoeft dan ook niet aannemelijk te maken dat verzoeker zelf wist wat er in de kelder was opgeslagen en dat hij wist dat de aangetroffen spullen bestemd waren voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs.
15. De voorzieningenrechter plaatst echter vraagtekens bij de noodzaak tot sluiting van het woongedeelte. Het woongedeelte is niet direct verbonden met de kelder. In het woongedeelte is 252,4 gram procaïne, 155,5 gram lidocaïne en 105,9 gram fenacetine aangetroffen. Dit betreft zogenaamde versnijdingsmiddelen. De burgemeester gaat er in het bestreden besluit van uit dat deze stoffen in de woning aanwezig waren voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs en dat het aannemelijk is dat de woning bekend is in het criminele circuit. In de woning zijn inderdaad versnijdingsmiddelen aangetroffen maar, anders dan in de kelder, geen andere voorwerpen die gebruikt worden voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs. Verzoeker heeft bij de politie weliswaar verklaard dat hij de in het woongedeelte aangetroffen stoffen gebruikt als versnijdingsmiddel bij feestjes, maar er is niet gebleken van enige loop naar het woongedeelte of een bekendheid van het woongedeelte in het criminele circuit. Later heeft verzoeker ook verklaard deze middelen ook te gebruiken voor pijnbestrijding vanwege zijn gezondheidsklachten. Daarnaast is alleen het versnijdingsmiddel lidocaïne aangetroffen in zowel het woongedeelte als de kelder, maar uit de bestuurlijke rapportage is niet gebleken dat dit dezelfde ‘batch’ betreft. Van een harde link tussen de aangetroffen spullen in de kelder en het woongedeelte is vooralsnog niet gebleken. Verder is er in het woongedeelte wel een stroomstootwapen aangetroffen, maar uit de foto’s bij de bestuurlijke rapportage lijkt naar voren te komen dat deze zich nog in de verpakking bevond. Het is dus niet aannemelijk dat dit wapen actief in gebruik was. Daarnaast vindt de voorzieningenrechter het van belang dat verzoeker geen antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet en de woning in een wijk ligt die bovengemiddeld scoort op het gebied van veiligheid.
Belangenafweging
16. De voorzieningenrechter moet op dit moment een belangenafweging maken. Zij begrijpt dat de burgemeester wil optreden tegen drugscriminaliteit en dat er sprake is van een ernstige zaak, gelet op wat er in de kelder is aangetroffen. Dit maakt dat de burgemeester de kelder mag sluiten. Verzoeker heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sluiting van de kelder onevenwichtig is.
17. De voorzieningenrechter vindt wel dat de belangen van verzoeker ten aanzien van het woongedeelte op dit moment zwaarder wegen dan de belangen van de burgemeester, gelet op de twijfel ten aanzien van de noodzaak van de sluiting van het woongedeelte. Daarbij komt dat de verhuurder verzoeker heeft laten weten dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden als de burgemeester de woning gaat sluiten. Dit betekent dat verzoeker zijn woning dan definitief kwijt zal raken. De voorzieningenrechter vindt dit gelet op zijn gezondheidsklachten (een tumor in zijn oog en HIV) ook nadelig voor verzoeker.

Conclusie en gevolgen

18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe. Het woongedeelte mag voorlopig open blijven tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
19. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek gedeeltelijk toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, voor zover dit ziet op het woongedeelte van verzoekers woning;
- wijst het verzoek voor het overige af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.