ECLI:NL:RBROT:2025:5358

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
ROT 25/2838
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsuitkering en proceskostenveroordeling

Op 25 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer ROT 25/2838. De zaak betreft een verzoekster die bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het dagelijks bestuur van [naam verweerder], welke was ingetrokken per 5 maart 2025. Na het indienen van bezwaar heeft [naam verweerder] op 4 april 2025 het bestreden besluit laten vervallen en de bijstandsuitkering hervat. Verzoekster trok haar verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft [naam verweerder] in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop [naam verweerder] instemde met de proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan en de proceskosten vastgesteld op € 907,-, te vergoeden door [naam verweerder] aan verzoekster. Daarnaast is [naam verweerder] veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2838

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I. Amghar),
en

het dagelijks bestuur van [naam verweerder]

(gemachtigde: mr. M. Raslan).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 24 maart 2025 heeft [naam verweerder] de bijstandsuitkering van verzoekster ingetrokken per 5 maart 2025. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Op 4 april 2025 heeft [naam verweerder] het bestreden besluit laten vervallen en de bijstandsuitkering hervat vanaf 5 maart 2025.
3. Verzoekster heeft vervolgens het verzoek ingetrokken met daarbij het verzoek om [naam verweerder] te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft [naam verweerder] in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. [naam verweerder] heeft de rechtbank meegedeeld dat het zich niet verzet tegen een veroordeling de proceskosten voor het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening.
4. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. [naam verweerder] heeft ingestemd met een proceskostenveroordeling.
Welke kosten dient [naam verweerder] te vergoeden?
6. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die [naam verweerder] moet vergoeden € 907,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe.
8. Nu [naam verweerder] aan verzoekster is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om [naam verweerder] ook te veroordelen tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt [naam verweerder] tot betaling van € 907,- aan verzoekster;
- draagt [naam verweerder] op het betaalde griffierecht van € 53,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).