ECLI:NL:RBROT:2025:5337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
10-363273-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen en het aanwezig hebben van hennep in woning

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen van bijna € 150.000 en het aanwezig hebben van 67,18 kilogram hennep. De verdachte, geboren in 1983 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. R.W. Koevoets. Tijdens de zitting op 8 april 2025 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie mr. J.A. Kramer een gevangenisstraf van 15 maanden eiste, met verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bekend was met de aanwezigheid van de hennep en het geld, en dat er voldoende bewijs was voor de verdenking van witwassen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen hennep en geld verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-363273-24
Datum uitspraak: 22 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. R.W. Koevoets, advocaat te Hoek.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Kramer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 2 en 3
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contante geldbedragen en hennep, omdat er sprake is van een onrechtmatige doorzoeking en het aangetroffen bewijsmateriaal daarom moet worden uitgesloten van de bewijsvoering. Anders dan de politie heeft geverbaliseerd, heeft de verdachte geen toestemming gegeven tot het doorzoeken van de woning. Weliswaar heeft de verdachte een toestemmingsformulier ondertekend, maar hij begreep de inhoud ervan niet. De inhoud is de verdachte in het Nederlands en Engels uitgelegd en die talen spreekt hij niet. In tegenstelling tot hetgeen de politie opschrijft, is er geen tolk Mandarijn ingezet.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte en de [medeverdachte 1] op 12 november 2024 zijn grote hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. De verdovende middelen bevonden zich in kartonnen dozen en in de kast in de gezamenlijke slaapkamer, in gesealde zakken in de gangkast en in een reiskoffer in de tweede slaapkamer. In totaal werd 67,18 kilogram hennep aangetroffen. Daarnaast zijn ook contante geldbedragen aangetroffen. Deze lagen in vier verschillende tassen in de gezamenlijke slaapkamer, onder de televisie en in een jas aan de kapstok. In totaal werd er 98.015 euro aangetroffen.
Toestemming doorzoeking
De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking rechtmatig was. Daarom is geen sprake van enig vormverzuim. Het gevoerde verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier bevindt zich een door de verdachte getekende schriftelijke ‘toestemming onderzoek woning, garage en vervoermiddelen’, waaruit volgt dat de verdachte uitdrukkelijk toestemming heeft verleend om zijn woning stelselmatig en gericht te laten onderzoeken. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van hetgeen door de verbalisanten hierover is gerelateerd en daarna bij de rechter-commissaris is verklaard. Daaruit volgt dat de verdachte deels Nederlands sprak met de verbalisanten en dat zij de indruk kregen dat hij het begreep. Voor zover de verdachte de in het Nederlands en Engels uitgelegde strekking en gevolgen van zijn toestemming niet zou hebben begrepen of niet heeft overzien en sprake zou zijn van een vormverzuim, is dat ter plaatse door de politie hersteld. De verdachte is de uitleg daarna namelijk ook met behulp van een tolk in zijn moedertaal, het Mandarijn, gegeven en dat heeft er niet toe geleid dat hij zijn eerder gegeven toestemming alsnog heeft ingetrokken.
Nu de rechtbank tot de conclusie komt dat er geen sprake is geweest van een vormverzuim en het binnentreden in en de doorzoeking van de woning rechtmatig heeft plaatsgevonden, kunnen de resultaten van de doorzoeking in de woning voor de bewijsvoering worden gebruikt.
Bekendheid en beschikkingsmacht hennep
De rechtbank beantwoordt de vraag of de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen bevestigend. De verdachte is, samen met de medeverdachte, bewoner van de woning en verbleef daar die dag. Het is vaste rechtspraak dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in zijn woning aanwezige goederen. Van dergelijke contra-indicaties is geen sprake. De omvang van de in de woning aanwezige verdovende middelen was aanzienlijk. Het grootste deel lag in dozen in de gezamenlijke slaapkamer en dus in het zicht. De rechtbank oordeelt dat de verdachte daardoor bekend mag worden verondersteld met de aldaar aanwezige verdovende middelen en dat hij daarover beschikte.
Voorhanden hebben en de herkomst van het geld
De verdachte wordt - zoals ook hiervoor overwogen - als bewoner van de woning bekend verondersteld met de aanwezigheid van de in de woning aanwezige goederen, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Hiervan is geen sprake. Daar komt bij dat de verdachte vlak voor de doorzoeking betrokken was bij het overdragen van een bedrag van bijna € 50.000,- contant geld en dat op zijn telefoon gesprekken zijn gevonden over hennep. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van het vermoeden dat het aangetroffen geld afkomstig is vanuit handel in softdrugs. Bij de politie en ook op uitdrukkelijk verzoek hiertoe ter zitting heeft de verdachte niet over de aanwezigheid van de hennep noch over (de herkomst van) het geld willen verklaren.
Er is dus geen concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen is daardoor niet ontzenuwd, waardoor met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst had. Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte en de medeverdachte wisten dat het geld geen legale herkomst had en van misdrijf afkomstig was.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is door de verdediging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte is ingestapt in de auto van [medeverdachte 2] en heeft hem een tas overhandigd waarin later bijna € 50.000,- bleek te zitten. Gelet op de omvang van het geldbedrag, hetgeen is gevonden tijdens de doorzoeking van de woning en het onderzoek in de telefoon van de verdachte, is er sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Gelet op dit vermoeden mag van de verdachte een verklaring worden verlangd over de herkomst van het geld, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de politie heeft de verdachte zowel ontkend dat hij in de auto is gestapt als ook dat hij iets van de tas met geld afweet. Ter zitting heeft hij echter verklaard dat hij op verzoek van een kennis met de tas in de auto van [medeverdachte 2] is gestapt en deze tas aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. De verdachte zou deze tas pas enkele minuten daarvoor hebben gekregen van de kennis en niet hebben geweten wat er in de tas zat en waarom hij deze tas aan [medeverdachte 2] moest geven. [medeverdachte 2] heeft op zijn beurt verklaard dat hij geleend geld kwam ophalen bij een persoon die hij niet kende.
De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. De verklaring biedt onvoldoende tegenwicht aan de verdenking van witwassen. Een en ander doet de rechtbank concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat het geld van misdrijf afkomstig was en de verdachte dit wist. Ook is sprake van medeplegen, nu de verdachte en de [medeverdachte 2] in nauwe en bewuste samenwerking het geld voorhanden hebben gehad en hebben overgedragen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander,
een geldbedrag van € 49.940, voorhanden heeft gehad
enheeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat voorwerp -
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij op 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander,
geldbedragen van (in totaal) € 98.015, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3
hij op 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 67,18 kilogram, hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van witwassen;
medeplegen van witwassen;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander witwassen van bijna € 150.000,00 en het aanwezig hebben van 67,18 kilogram hennep. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken.
Hennep bevat de voor de gezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het ongecontroleerde bezit van grote hoeveelheden hennep vormt een onacceptabel risico voor de volksgezondheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 februari 2025 blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de kans op een verblijfsvergunning kan bemoeilijken, zoals aangevoerd door de verdediging, dient in de visie van de rechtbank voor eigen rekening van de verdachte te komen en vormt voor de rechtbank daarom geen beletsel om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daar komt bij dat de verdachte geen verantwoording heeft genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten en geen inzicht heeft getoond in de kwalijkheid van zijn handelen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank sluit hiermee aan bij de strafeis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

De inbeslaggenomen hennep en het geld zijn het onderwerp van de bewezenverklaarde feiten. De in beslag genomen telefoon staat in direct verband met het onder 3 bewezenverklaarde feit. De in beslag genomen goederen zullen daarom verbeurd worden verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 tot en met 3:
  • 1000 EUR ( [omschrijving 1] )
  • 610 EUR ( [omschrijving 2] )
  • 16050 EUR ( [omschrijving 3] )
  • 27000 EUR ( [omschrijving 4] )
  • 53200 EUR ( [omschrijving 5] )
  • 155 EUR ( [omschrijving 6] )
  • 1 STK Telefoontoestel ( [omschrijving 7] )
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 22 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen
(van) een geldbedrag van € 49.940, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij op of omstreeks 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen
(van) een of meer geldbedragen van (in totaal) € 98.015, althans een of meer
voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij op of omstreeks 12 november 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 67,18 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;