ECLI:NL:RBROT:2025:5334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
FT RK 25/459 en FT RK 25/460
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij verzoekster, die sinds december 2024 zonder inkomen zit, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster heeft op 24 maart 2025 een verzoekschrift ingediend om een moratorium van zes maanden te verkrijgen, zodat zij in haar huurwoning kan blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject kan doorlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning van verzoekster was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die haar huurtermijnen tijdig kan voldoen door een PW-uitkering en budgetbeheer, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die de ontruiming wilde doorzetten. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de betaling van de huurtermijnen en verslaglegging door de schuldhulpverlening. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 18 april 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 24 maart 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 24 maart 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 10 april 2025.
Ter zitting van 10 april 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlener);
  • mevrouw [persoon B] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 februari 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft vanaf december 2024 zonder inkomen gezeten. Op dit moment is er door schuldhulpverlening een spoed aanvraag voor een PW-uitkering ingediend bij de gemeente. De huurtermijn van april 2025 is door de gemeente voldaan. Daarnaast zal budgetbeheer worden opgestart, waardoor ook voldoende wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald.

3.Het verweer

Verweerster heeft ter zitting aangegeven duidelijkheid te willen over het betalen van de lopende huurtermijnen. Daarnaast wil verweerster dat schuldhulpverlening zal worden opgestart. Als dat gebeurt, heeft verweerster geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. Verweerster verzoekt in het vonnis op te nemen dat als de lopende huurtermijnen niet tijdig worden betaald, het moratorium komt te vervallen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 februari 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 26 februari 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 25 maart 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 5 februari 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft met spoed een PW-uitkering aangevraagd. Ook is de huurtermijn van april 2025 door de gemeente voldaan. Daarnaast zal budgetbeheer worden opgestart, waardoor ook voldoende wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 5 februari 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
24 maart 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025.