ECLI:NL:RBROT:2025:5332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
10-373651-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen en het aanwezig hebben van hennep in woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen van bijna € 100.000 en het aanwezig hebben van 67,18 kilogram hennep. De verdachte, geboren in 1987, was samen met een medeverdachte eigenaar van de woning waar de doorzoeking plaatsvond. Tijdens deze doorzoeking op 12 november 2024 werden aanzienlijke hoeveelheden contante geldbedragen en hennep aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen toestemming was gegeven voor de doorzoeking. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte bekend moest worden verondersteld met de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geld in haar woning. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als primaire kostwinner en zorg voor jonge kinderen, wat leidde tot een lichtere straf dan geëist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-373651-24
Datum uitspraak: 22 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. R.W. Koevoets, advocaat te Hoek.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Kramer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contante geldbedragen en hennep, omdat er sprake is van een onrechtmatige doorzoeking en het aangetroffen bewijsmateriaal daarom moet worden uitgesloten van de bewijsvoering. Anders dan de politie heeft geverbaliseerd, heeft de [medeverdachte] geen toestemming gegeven tot het doorzoeken van de gezamenlijke woning. Weliswaar heeft de medeverdachte een toestemmingsformulier ondertekend, maar hij begreep de inhoud ervan niet. De inhoud is de medeverdachte in het Nederlands en Engels uitgelegd en die talen spreekt hij niet. In tegenstelling tot hetgeen de politie opschrijft, is er geen tolk Mandarijn ingezet.
Daarnaast is aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen, nu de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het geld en de hennep. Toen de verdachte in de ochtend naar haar werk vertrok waren deze goederen niet in de woning aanwezig.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte en de [medeverdachte] op 12 november 2024 zijn grote hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. De verdovende middelen bevonden zich in kartonnen dozen en in de kast in de gezamenlijke slaapkamer, in gesealde zakken in de gangkast en in een reiskoffer in de tweede slaapkamer. In totaal werd 67,18 kilogram hennep aangetroffen. Daarnaast zijn ook contante geldbedragen aangetroffen. Deze lagen in vier verschillende tassen in de gezamenlijke slaapkamer, onder de televisie en in een jas aan de kapstok. In totaal werd er 98.015 euro aangetroffen.
Toestemming doorzoeking
De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking rechtmatig was. Daarom is geen sprake van enig vormverzuim. Het gevoerde verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier bevindt zich een door de [medeverdachte] getekende schriftelijke ‘toestemming onderzoek woning, garage en vervoermiddelen’, waaruit volgt dat hij uitdrukkelijk toestemming heeft verleend om zijn woning stelselmatig en gericht te laten onderzoeken. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van hetgeen door de verbalisanten hierover is gerelateerd en daarna bij de rechter-commissaris is verklaard. Daaruit volgt dat de medeverdachte deels Nederlands sprak met de verbalisanten en dat zij de indruk kregen dat hij het begreep. Voor zover de medeverdachte de in het Nederlands en Engels uitgelegde strekking en gevolgen van zijn toestemming niet zou hebben begrepen of niet heeft overzien en sprake zou zijn van een vormverzuim, is dat ter plaatse door de politie hersteld. De medeverdachte is de uitleg daarna namelijk ook met behulp van een tolk in zijn moedertaal, het Mandarijn, gegeven en dat heeft er niet toe geleid dat hij zijn eerder gegeven toestemming alsnog heeft ingetrokken.
Nu de rechtbank tot de conclusie komt dat er geen sprake is geweest van een vormverzuim en het binnentreden in en de doorzoeking van de woning rechtmatig heeft plaatsgevonden, kunnen de resultaten van de doorzoeking voor de bewijsvoering worden gebruikt.
Bekendheid en beschikkingsmacht hennep
De rechtbank beantwoordt de vraag of de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen bevestigend. De verdachte is, samen met de medeverdachte, bewoner van de woning. Het is vaste rechtspraak dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in zijn woning aanwezige goederen. Van dergelijke contra-indicaties is geen sprake. De omvang van de in de woning aanwezige verdovende middelen was aanzienlijk. Het grootste deel lag in dozen in de slaapkamer in het zicht en in losse gesealde zakken in de gangkast. De rechtbank oordeelt dat de verdachte daardoor bekend mag worden verondersteld met de aldaar aanwezige verdovende middelen en dat zij daarover kon beschikken. De enkele stelling dat de verdovende middelen in de ochtend – voordat zij naar haar werk vertrok – nog niet aanwezig waren, is niet aannemelijk nu de goederen enkele uren later op verschillende wijzen verpakt (in kartonnen dozen, reiskoffer en gesealde zakken) en in meerdere ruimtes verspreid door de woning zijn aangetroffen.
Voorhanden hebben van en de herkomst van het geld
De verdachte wordt - zoals ook hiervoor overwogen - als bewoner van de woning bekend verondersteld met de aanwezigheid van de in de woning aanwezige goederen, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Hiervan is geen sprake. De omvang van de geldbedragen is aanzienlijk en deze lagen voor een groot gedeelte in de gezamenlijke slaapkamer. Daar komt bij dat een deel van de geldbedragen is aangetroffen in een handtas van de verdachte. Uit die omstandigheden, in onderling verband met feit 2 bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte hiervan afwist.
De aanwezigheid van grote contante geldbedragen in combinatie met grote hoeveelheden henneptoppen levert een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op. Daarvoor neemt de rechtbank in aanmerking dat in de telefoon van de medeverdachte gesprekken zijn aangetroffen die een directe relatie hebben met de handel in softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel van verdovende middelen gepaard gaat met veel contante geldstromen. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van het vermoeden dat het aangetroffen geld afkomstig is vanuit handel in softdrugs. De verdachte heeft geen concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen is daardoor niet ontzenuwd, waardoor met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst had. Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte en de medeverdachte wisten dat het geld geen legale herkomst had en van misdrijf afkomstig was.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
zij op 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander,
geldbedragen van (in totaal) € 98.015, voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten dat die voorwerpen -
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2
zij op 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 67,18 kilogram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van witwassen;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander witwassen van bijna € 100.000,00 en het aanwezig hebben van 67,18 kilogram hennep. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken.
Hennep bevat de voor de gezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het ongecontroleerde bezit van grote hoeveelheden hennep vormt een onacceptabel risico voor de volksgezondheid.
De verdachte heeft geen verantwoording genomen voor de door haar gepleegde strafbare feiten en heeft geen inzicht getoond in de kwalijkheid van haar handelen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 maart 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Voorwaardelijk verzoek verdediging
De verdediging heeft ter zitting verzocht om, indien de rechtbank de verdachte niet zal vrijspreken, de zaak van de verdachte aan te houden tot een nader te bepalen datum zodat een reclasseringsrapportage kan worden opgemaakt, waarin aandacht wordt besteed aan de gevolgen van strafoplegging voor de thuissituatie van de verdachte en haar kinderen. Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting met de verdachte is besproken, acht de rechtbank zich echter voldoende geïnformeerd over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is niet gebleken dat de verdachte problemen ervaart op bepaalde leefgebieden, waardoor reclasseringsbegeleiding in het onderhavige geval geen meerwaarde zou hebben. Een en ander leidt ertoe dat de rechtbank het voorwaardelijk verzoek afwijst.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is een gevangenisstraf in beginsel een passende straf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hiervoor is met name van belang dat het aannemelijk is dat de verdachte een minder grote rol heeft gespeeld in de bewezenverklaarde feiten dan de medeverdachte. Daarnaast is de verdachte de primaire legale kostwinner van het gezin en draagt zij ook de voornaamste zorg voor hun twee jonge kinderen. Om deze redenen zal de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
194 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
97 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 22 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 12 november 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen
(van) een of meer geldbedragen van (in totaal)€ 98.015, althans een of meer
voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/ die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
zij op of omstreeks 12 november 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 67,18 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet