Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Gümüs, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht, vertegenwoordigd door [persoon A]. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op basis van medische noodzaak, maar deze aanvraag werd afgewezen door het college op 30 mei 2024. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 9 april 2025 de zaak behandeld.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres geen maatschappelijke binding met Barendrecht had. Eiseres woont in Dordrecht en heeft aangevoerd dat zij vanwege haar fysieke beperkingen en de zorg voor haar zoon, die afhankelijk is van zorg in Barendrecht, dringend moet verhuizen. Echter, de rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor een urgentieverklaring, zoals vastgelegd in de Verordening Woonruimtebemiddeling Regio Rotterdam 2024. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet aan de bindingseisen voldeed en dat het college terecht geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule.
De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om recente medische stukken te overleggen om haar situatie te onderbouwen, wat zij niet had gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door het college rechtmatig was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.