In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een benedenwoning in Rotterdam, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning op 1 januari 2021, die door de heffingsambtenaar op € 229.000,- is vastgesteld. Eiseres betoogt dat deze waarde te hoog is en stelt een waarde van € 182.000,- voor. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres en oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres en dat de toegepaste correcties voor de verschillen tussen de woningen adequaat zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.