ECLI:NL:RBROT:2025:5282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/5613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering op grond van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.C.D. Klaassen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. S. Roodenburg. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door verweerder op 25 september 2023 was afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 15 mei 2024 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde. Tijdens de zitting op 15 april 2025 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat haar arbeidsongeschiktheid hoger is dan door verweerder vastgesteld. De rechtbank heeft de medische oordelen van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat de vastgestelde beperkingen correct zijn. De rechtbank oordeelde dat eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te verrichten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 april 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Barendrecht, eiseres,

gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Bij besluit van 15 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2025. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar zuster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming
1. Eiseres is ten gevolge van lichamelijk en psychische klachten uitgevallen voor haar werk als allround tandartsassistente. Na de voor haar geldende wachttijd heeft zij een Wet WIA-uitkering aangevraagd. Voor het vaststellen van de mate van arbeidsongeschikt-heid van eiseres heeft verweerders arts een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht en zijn bevindingen neergelegd in zijn rapport van 20 september 2023. Deze arts heeft op 20 september 2023 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Daarin zijn de beperkingen van eiseres ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden aangegeven. De arbeidsdes-kundige heeft vervolgens, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres, een aantal gangbare functies geduid. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 19,60% lager dan het zogeheten maatmaninkomen van eiseres. Vervolgens heeft verweerder in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA, zodat zij met ingang van 15 september 2023 niet in aanmerking komt voor een Wet WIA-uitkering.
2. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 15 april 2024 geconcludeerd dat het onderzoek van de primaire verzekeringsarts zorgvuldig en volledig is geweest. Wél heeft hij aanleiding gezien om eiseres in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen meer beperkt te achten dan door de verzekeringsarts is vastgesteld. Daarnaast heeft hij, in afwijkingen van de primaire arts, vastgesteld dat voor eiseres in de rubriek werktijden een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week geldt in plaats van 6 uur per dag en 30 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 2 mei 2024 een nieuwe FML vastgesteld.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is blijkens zijn rapport van 13 mei 2024 vervolgens tot een gewijzigde functieduiding en een gewijzigd maatmanloon gekomen.
Hij heeft op basis van het nieuwe maatmanloon afgezet tegen de nieuwe mediaan de verdiencapaciteit van eiseres vastgesteld op 29,20%. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Standpunt van eiseres
3. In beroep voert eiseres aan meer beperkt te zijn dan door verweerder is vastgesteld. Zij is niet in staat de geduide functies te verrichten en de mate van arbeidsongeschiktheid is te laag vastgesteld
Bij aanvullend beroepschrift van 5 juli 2024 voert eiseres aan dat er bij haar sprake is van lichamelijke en psychische klachten. Zij geeft daarbij een overzicht van de vastgestelde diagnoses en van haar lichamelijke klachten. Zij voert verder aan dat er een cyste in haar hoofd zit waarvoor zij in 2024 een MRI heeft gekregen. Ook is er sprake van ernstige slaapproblematiek die medisch vastgesteld is, van hyperventilatie, van boosheid en dat zij moeite heeft met agressie regulatie. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar psychische klachten en met haar slaapproblematiek. Eiseres geeft vervolgens per geduide functie aan waarom zij die functie niet kan verrichten. Zij verzoekt om een onderzoek door een onafhankelijke deskundige.
Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
4.2.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
Beoordeling
5. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 15 september 2023 heeft vastgesteld op 29,20%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
6. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek door de primaire arts tijdens het fysieke spreekuur op 7 september 2023, het gestelde in bezwaar en tijdens de telefonische hoorzitting in bezwaar van 6 februari 2024 en het tijdens het fysieke spreekuur van 1 mei 2024 door de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgevoerde medisch onderzoek, alsmede op medische informatie afkomstig van de behandelaars van eiseres, waaronder de neuroloog, de behandelaar van de Forta group, en van de bedrijfsarts. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig is geweest.
7. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geeft geen reden om te twijfelen aan het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt.
Uit het gestelde in beroep volgt niet dat verweerder een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres per 15 september 2023. Voorts is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten als zodanig of om een gestelde diagnose, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiseres in dat verband heeft aangevoerd legt – zonder af te doen aan de beleving door eiseres van de door haar ervaren medische klachten – tegenover de gemotiveerde medische oordelen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML van 2 mei 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er aanleiding is om de door de primaire arts vastgestelde FML aan te passen. Hij heeft daarbij overwogen dat eiseres bekend is met chronische aandoeningen waaronder recidiverende depressieve perioden, fibromyalgie, CVS, functionele neurologische stoornis, ADHD, en een angst/paniekstoornis. Hij overweegt vervolgens dat de combinatie van deze aandoeningen de stoornis in de energiebalans verklaart en dat, mede in verband met de slaapproblematiek van eiseres, een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week aangewezen is. Daarbij betrekt hij dat er geen aanwijzingen zijn voor een cognitieve stoornis.
Ten aanzien van de cyste in het hoofd van eiseres overweegt hij dat deze cyste vooralsnog onschuldig blijkt te zijn, dat deze in de gaten wordt gehouden en dat hiervoor op zich geen beperkingen aan toe te schrijven zijn.
Ten aanzien van de psychische klachten overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er voor deze klachten adequate beperkingen in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren van de FML zijn opgenomen. Daarbij overweegt hij dat eiseres is aangewezen op weinig stressvol werk in een rustige werkomgeving.
In een aanvullende rapport van 23 september 2024 heeft een andere verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van het gestelde in het beroepschrift, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom zij daarin geen aanleiding ziet het eerder door haar collega’s ingenomen standpunt te wijzigen. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op hun rapporten, alsmede op de brief van 13 oktober 2022 van de Forta group en de informatie afkomstig van de bedrijfsarts.
8. Gelet op de overtuigende motiveringen van de verzekeringsartsen bezwaar en beroep heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank betrekt daarbij dat eiseres in beroep geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij op de datum in geding meer beperkingen heeft dan in de FML van 2 mei 2024 is vastgesteld.
9. Nu de rechtbank geen twijfel heeft aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om, zoals door eiseres ter zitting is verzocht, een onafhankelijke deskundige te benoemen.
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres op 15 september 2023 overschrijdt, zodat deze functies voor eiseres op die datum geacht moeten worden geschikt te zijn.
In zijn aanvullende rapport van 2 oktober 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, naar aanleiding van het gestelde in het beroepschrift, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom hij daarin geen aanleiding ziet het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
11. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen van 29,20%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
12. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
13. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van C.E. Delvaux, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 23 april 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.