ECLI:NL:RBROT:2025:526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/10/676911 / HA ZA 24-294
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bindend advies in geschil over koopovereenkomst en depot

In deze zaak vordert [naam eiseres] de vernietiging van een bindend advies, zoals bedoeld in artikel 7:904 lid 1 BW. De eiseres stelt dat het bindend advies ongemotiveerd en onjuist is. De rechtbank heeft de vorderingen van [naam eiseres] afgewezen, omdat er geen sprake is van een beslissing die in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank legt in het vonnis uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling. De feiten van de zaak betreffen een koopovereenkomst tussen [naam eiseres] en de Duitse vennootschap Avista Oil AG, waarbij een deel van de koopprijs in depot is gehouden. Het geschil ontstond over de verdeling van dit depot na een bindend advies van een registeraccountant. De rechtbank oordeelt dat het bindend advies voldoende gemotiveerd is en dat de bindend adviseur in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De vorderingen van [naam eiseres] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/676911 / HA ZA 24-294
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[naam eiseres]
,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.P.E. D'haene te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
AVISTA OIL AG,
gevestigd in Uetze, Duitsland,
gedaagde,
advocaat mr. H. Ruiter te Amsterdam.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en Avista genoemd.

1.Samenvatting

1.1.
In deze procedure vordert [naam eiseres] vernietiging van een bindend advies beslissing, zoals bedoeld in artikel 7:904 lid 1 BW. Daarnaast vordert zij dat de rechtbank een beslissing geeft als bedoeld in artikel 7:904 lid 2 BW. Volgens [naam eiseres] is het bindend advies ongemotiveerd en naar haar inhoud onjuist. De rechtbank wijst de vorderingen af, omdat geen sprake is van een beslissing die in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank legt in dit vonnis uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 januari 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de oproepingsbrief van 3 juli 2024 voor de mondelinge behandeling op 13 november 2024;
  • de brief van de rechtbank van 15 oktober 2024, met een zittingsagenda;
  • de aanvullende producties 19 tot en met 29 van [naam eiseres] ;
  • de spreekaantekeningen van partijen voor de mondelinge behandeling;
  • de mondelinge behandeling van 13 november 2024.
2.2.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[naam eiseres] is de (indirect) houdstermaatschappij van de heer [persoon A] . Tot 30 augustus 2010 hield [naam eiseres] alle aandelen in [holding A] . (hierna: [holding A] ). [holding A] houdt (indirect) aandelen in verschillende vennootschappen, waaronder Centrale Bewerkingseenheid N.V. (hierna: CBE) en Refining & Trading Holland N.V. (hierna: North Refinery), welke laatste zich bezighield met de afvoer en verwerking van afgewerkte smeer- en systeemolie, afvalolie en olieproducten.
3.2.
Avista is een Duitse vennootschap en maakt deel uit van een groep vennootschappen die zich ook bezighoudt met de afvoer en verwerking van afgewerkte smeer- en systeemolie, afvalolie en olieproducten.
3.3.
[naam eiseres] en Avista hebben op 18 mei 2010 een koopovereenkomst gesloten op basis waarvan [naam eiseres] de aandelen in [holding A] heeft verkocht aan Avista.
3.4.
Op 9 maart 2010, toen partijen nog onderhandelden over de aandelentransactie, heeft een politie-inval plaatsgevonden bij CBE/North Refinery. In verband daarmee zijn [naam eiseres] en Avista overeengekomen een deel, namelijk € 3.622.567,00, van de koopprijs in depot te houden op een notariële kwaliteitsrekening (hierna: het depot). In artikel 8.2 van de koopovereenkomst staat hierover:
“As soon as the judicial investigation into CBE and any related entities or persons, including North Refinery, has been finalized and either Party has obtained evidence of such finalization in the form of a final verdict by a court or a notification (or other instrument) that no (further) prosecution will take place, and the (negative) consequences of the judicial investigation, including on the net asset value (
netto vermogenswaarde) of CBE and/or North Refinery have become apparent Buyer [Avista; toevoeging rechtbank] shall become due to Seller [ [naam eiseres] ; toevoeging rechtbank] that part of the Purchase Price that can be allocated to the direct or indirect participation of the Company in CBE, which part of the Purchase Price shall be equal to the value of the
pro rata parteparticipation by the Company in the net asset value (
netto vermogenswaarde) of CBE, as amended with the negative consequences of the judicial investigation on such value, whether resulting from damages, losses, fines, costs, interests or any other reason or ground, with a maximum of that value as reflected in the Annual Accounts,
lessany penalties levied on [naam eiseres] Handelsmaatschappij and / or [naam eiseres] Oliebewerking in connection with the judicial investigation. Payment of this part of the Purchase Price to Seller shall be made out of the Escrow Amount II [het depot; toevoeging rechtbank] and any remaining amount shall be released to Buyer.”
3.5.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de verdeling van het bedrag in het depot. Partijen zijn (uiteindelijk) overeengekomen hun geschil te laten beslechten door een registeraccountant/bindend adviseur zoals aangewezen door het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). Door middel van de lijstprocedure is drs. F.J. Heijman RA als bindend adviseur (hierna: de bindend adviseur) aangewezen.
3.6.
De bindend adviseur heeft bij beslissing van 18 april 2023 (hierna: het bindend advies) het depot voor een bedrag van € 3.254.314,00 toegewezen aan Avista en voor een bedrag van € 379.353,00 aan [naam eiseres] .
3.7.
Artikel 26 van de koopovereenkomst luidt:
“26.1 This Agreement including its Schedules and any agreement, document or instrument made pursuant hereto or in furtherance hereof will be interpreted in accordance with, and governed by, Dutch law.
26.2
Subject to appeal (
hoger beroep) and cassation (
cassatie), the competent court in the district of Rotterdam will have exclusive competence over any disputes that may arise in connection with this Agreement and associated agreements, including disputes relating to the existence and legal validity thereof. The Agreement remains in force until judgment/decision has been rendered.”

4.Het geschil

4.1.
[naam eiseres] vordert – samengevat – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat het bindend advies rechtsgeldig is vernietigd door [naam eiseres] bij buitengerechtelijke verklaring van 5 mei 2023, althans het bindend advies te vernietigen op basis van artikel 7:904 lid 1 BW;
II. op de voet van artikel 7:904 lid 2 BW te bepalen dat:
ten laste van het depot per 29 mei 2023 een bedrag van € 3.615.704,00 zoals berekend in randnummer 196 van de dagvaarding, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, dient toe te komen aan [naam eiseres] ;
Avista te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.615.704,00 zoals berekend in randnummer 196 van de dagvaarding, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag aan [naam eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2023, althans 29 mei 2023, althans de datum van de dagvaarding, althans een door de rechtbank te bepalen datum;
III. Avista te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2023, althans de datum van de dagvaarding.
Met veroordeling van Avista tot betaling aan [naam eiseres] van de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Avista voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [naam eiseres] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.

5.De beoordeling

5.1.
Het geschil heeft een internationaal karakter, omdat Avista is gevestigd in Duitsland. Tussen partijen is – terecht – niet in geschil dat de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen en dat Nederlands recht van toepassing is (zie onder 3.7).
5.2.
Het onderliggende geschil tussen partijen betreft de uitleg en toepassing van artikel 8.2 van de koopovereenkomst. Partijen zijn overeengekomen dat een bedrag in depot wordt geplaatst. Wie in welke mate aanspraak kan maken op dat bedrag zou moeten worden bepaald nadat het in artikel 8.2 genoemde justitiële onderzoek definitief zou zijn afgerond en partijen daarvan bewijs zouden hebben in de vorm van een definitieve uitspraak of een bevestiging dat geen verdere vervolging zal plaatsvinden en de negatieve gevolgen van het justitiële onderzoek, inclusief op de netto vermogenswaarde duidelijk zijn geworden (zie onder 3.4).
5.3.
[naam eiseres] baseert haar vordering tot vernietiging van het bindend advies op de stelling dat het bindend advies volledig steunt op een cirkelredenering, waardoor dit volledig ongemotiveerd is. Daarnaast baseert ze haar vordering op de stelling dat het bindend advies naar de inhoud ervan onjuist is, omdat de bindend adviseur bij de bepaling van de “
negative consequences of the judicial investigation” kosten in aanmerking heeft genomen die voorvloeien uit de normale bedrijfsvoering en niet op, wat [naam eiseres] noemt, ‘de [naam] strafzaak’.
5.4.
Op grond van artikel 7:904 lid 1 BW is een beslissing van een bindend adviseur, zoals hier aan de orde, vernietigbaar indien gebondenheid aan deze beslissing in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit vraagt terughoudendheid van de rechter aan wie een bindend advies ter vernietiging wordt voorgelegd. Het gaat er niet om dat de rechter zijn oordeel over de zaak in de plaats stelt van het oordeel van de bindend adviseur; het gaat erom of gebondenheid aan het oordeel van de bindend adviseur naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.5.
Dat brengt mee dat voor vernietiging van een bindend advies alleen ruimte is als de inhoud of de wijze van totstandkoming van het bindend advies ernstige gebreken vertoont. De beslissing is alleen dan aan te tasten als de bindend adviseur, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
De bindend advies procedure
5.6.
Niet in geschil is dat partijen er voor hebben gekozen hun geschil te laten beslechten door een registeraccountant als bindend adviseur die zou moeten beslissen als goede persoon naar billijkheid. Partijen hebben in de bindend advies procedure over en weer ieder twee uitgebreide statements ingediend. Daarna heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hoor en wederhoor is toegepast. Partijen zijn ruimschoots in de gelegenheid geweest hun standpunten naar voren te brengen en te reageren op elkaars standpunten. Dat heeft uiteindelijk geleid tot het bindend advies van 18 april 2023 dat twintig pagina’s telt.
Motivering
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat het bindend advies voldoende is gemotiveerd om de daarin opgenomen beslissing te kunnen dragen. In deze zaak is sprake van een onzuiver bindend advies, in die zin dat het bindend advies meer het karakter van rechtspraak heeft, een geval van geschilbeslechting. De norm die daarvoor geldt, is dat de beslissing van bindend adviseurs meer en beter moet worden gemotiveerd dan wanneer het gaat om een zuiver bindend advies (bijvoorbeeld een waardebepaling) waarbij lagere motiveringseisen kunnen gelden.
5.8.
De vraag is of de bindend adviseur voldoende inzicht heeft gegeven in hoe hij tot zijn beslissing is gekomen. De rechtbank oordeelt van wel en overweegt daartoe het volgende.
5.9.
[naam eiseres] stelt dat ten aanzien van de motivering sprake is van een cirkelredenering, zoals vermeld in nr. 94 van het bindend advies, en dat de beslissing daarom niet in stand kan blijven. Volgens [naam eiseres] steunt de motivering van de bindend adviseur namelijk op de volgende redenering: ‘De Avista Rapporten tonen de negatieve consequenties van de [naam] Strafzaak aan, want dit volgt uit de Avista Rapporten’.
5.10.
De rechtbank is met Avista van oordeel dat geen sprake is van een ondeugdelijke motivering van het bindend advies. Zoals vermeld, betreft het geschil tussen partijen de uitleg en toepassing van artikel 8.2 van de koopovereenkomst. In de bindend advies procedure hebben partijen het debat gevoerd over de vraag wat de strekking is van de term “judicial investigation”, zoals opgenomen in artikel 8.2 van de koopovereenkomst. [naam eiseres] bepleitte een koppeling met de ‘ [naam] strafzaak’, waardoor enkel de feiten die in het kader van de [naam] strafzaak ten laste zijn gelegd en zijn beoordeeld door de (straf)rechter relevant zijn in het kader van artikel 8.2 van de koopovereenkomst. Avista bepleitte een bredere strekking van het artikel. De bindend adviseur heeft de uitleg die [naam eiseres] aan artikel 8.2 van de koopovereenkomst gaf niet juist geacht. Dat heeft de bindend adviseur gemotiveerd uiteengezet in het bindend advies onder de nummers 79 tot en met 85. De motivering komt – kort samengevat – neer op het volgende. Partijen zijn het mechanisme van artikel 8.2 overeengekomen naar aanleiding van de politie-inval op 9 maart 2010. Uit notulen van een bespreking daarover op 18 maart 2010 volgt dat partijen de negatieve consequenties in ‘bredere zin’ hebben besproken (“
any negatieve impact for the Buyer, like losing permits etc”) dan alleen de consequenties van een eventuele strafzaak. Op dat moment was een strafzaak bovendien nog niet aan de orde. De conclusie van de bindend adviseur is te vinden in nummer 85 van het bindend advies. De bindend adviseur heeft vervolgens uiteengezet en gemotiveerd (in nummers 86 tot en met 101) wat in zijn visie de negatieve consequenties zijn geweest. Daarbij heeft hij zijn uitleg van artikel 8.2 van de koopovereenkomst toegepast. In dat kader heeft hij gebruik gemaakt van de door partijen aan hem ter beschikking gestelde informatie, waaronder de door Avista in de procedure gebrachte rapporten van PwC. Het stond de bindend adviseur vrij dat te doen.
5.11.
De rechtbank acht het bindend advies, anders dan [naam eiseres] stelt, niet innerlijk tegenstrijdig. Het is niet zo dat de bindend adviseur de PwC rapporten zonder meer heeft overgenomen. Hij heeft informatie aan die rapporten ontleend en die voor zijn oordeel gebruikt. Ook heeft hij gemotiveerd op welke punten hij de op die rapporten gebaseerde stellingen van Avista heeft gevolgd en op welke punten er voor hem aanleiding was daarvan af te wijken. Een en ander levert een navolgbare motivering op.
Inhoud van de beslissing
5.12.
[naam eiseres] stelt dat het bindend advies op zijn inhoud onjuist is. [naam eiseres] heeft achteraf het bindend advies laten becommentariëren door prof. mr. M. Pheijffer en diens rapport in deze procedure overgelegd. Daarin heeft deze partijdeskundige als zijn mening naar voren gebracht dat de rapporten van PwC geen basis kunnen vormen voor toewijzing van het depot zoals bepaald in het bindend advies.
5.13.
Deze partijdeskundige volgt de visie van [naam eiseres] op het gebied van de uitleg van artikel 8.2 van de koopovereenkomst en vindt dat de rapporten van PwC op een andere manier hadden moeten worden gebruikt. Wat daar ook van zij, deze deskundige is niet door partijen ingeschakeld als bindend adviseur. Het feit dat deze deskundige er anders over denkt dan de bindend adviseur en dat een andere uitkomst ook denkbaar zou zijn geweest, betekent niet dat de bindend adviseur, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De vraag die in deze procedure voorligt, is enkel of het bindend advies vernietigbaar is. Bij beantwoording van die vraag wordt een marginale toets aangelegd. De drempel om tot vernietiging te komen, wordt niet gehaald. Dat er wellicht op individuele punten kritiek mogelijk is op het bindend advies doet aan de bindende kracht van het advies niet af.
Conclusie
5.14.
De conclusie is dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, zich hier niet het geval voordoet dat de bindend adviseur in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Er is dan ook geen grond voor toewijzing van de vordering. De vorderingen van [naam eiseres] worden dus afgewezen.
Proceskosten
5.15.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Avista worden begroot op:
- griffierecht € 9.825,00
- salaris advocaat € 8.714,00 (2,0 punten × tarief € 4.357,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 18.717,00
5.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten van € 18.717,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [naam eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [naam eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. B.J.M.P. Cremers en mr. A.J.M. van Sonsbeeck. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.
[3242/1729/1918/3395]