ECLI:NL:RBROT:2025:5207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
FT RK 23-671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een schone lei aan schuldenaar in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2025 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar die recentelijk is erkend als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling is nagekomen en dat hij op 7 februari 2025 een vergoeding van € 30.000,-- van de Belastingdienst heeft ontvangen. De bewindvoerder heeft geadviseerd dat de schuldenaar dit bedrag mocht behouden, en de rechter-commissaris heeft dit advies ondersteund. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar mocht vertrouwen op de mededelingen van de Belastingdienst en de bevestiging van zijn advocaat dat hij het bedrag niet aan de boedel hoefde af te dragen. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de schuldenaar niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft de schone lei verleend aan de schuldenaar, waardoor de na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 april 2025
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 september 2023 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: A. Noordzij.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 26 november 2024 schriftelijk verslag uitgebracht over de schuldsaneringsregeling. Nadien heeft de bewindvoerder nog diverse updates gestuurd ten aanzien van de laatste stand van zaken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een schriftelijk advies van de rechter-commissaris van 19 maart 2025.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter zitting van 24 april 2025. Daarbij zijn schuldenaar en de bewindvoerder verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft geconstateerd dat schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is nagekomen.
Daarnaast heeft de bewindvoerder geconstateerd dat schuldenaar recentelijk is erkend als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire en dat hij in dat kader op 7 februari 2025 van de Belastingdienst een vergoeding van € 30.000,-- toegekend heeft gekregen. Schuldenaar heeft de bewindvoerder direct na ontvangst van de brief van de Belastingdienst op de hoogte gesteld. Daarop heeft de bewindvoerder schuldenaar geadviseerd het bedrag apart te houden, zonder zich overigens te realiseren dat sprake was van een situatie die valt onder de op 5 november 2022 in werking getreden Wet hersteloperatie toeslagen. Schuldenaar heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de Belastingdienst alsmede met een advocaat. Zowel de Belastingdienst als de advocaat hebben aan hem bevestigd dat hij het bedrag van € 30.000,-- niet aan de boedel hoeft af te dragen. Een deel van dit bedrag heeft schuldenaar inmiddels uitgegeven. De bewindvoerder heeft geadviseerd de vergoeding door schuldenaar te laten behouden en aan schuldenaar een schone lei toe te kennen.
De rechter-commissaris heeft in haar advies van 19 maart 2025 geadviseerd aan schuldenaar een schone lei toe te kennen en te bepalen dat het bedrag van € 30.000,-- door schuldenaar mag worden behouden.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat schuldenaar door de Belastingdienst is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen in werking getreden. Uit deze wet volgt onder meer dat in de wsnp-dossiers die
op of na 5 november 2022zijn uitgesproken mogelijk niet alle schulden van een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire worden kwijtgescholden dan wel door de Belastingdienst worden gecompenseerd. Alleen publieke schulden die zijn ontstaan vóór 1 januari 2021 worden zoveel mogelijk kwijtgescholden en private schulden die zijn ontstaan tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021 worden zoveel mogelijk gecompenseerd.
Deze schuldsaneringsregeling is na 5 november 2022 uitgesproken.
Dit betekent dat de aan schuldenaar toegekende vergoeding van € 30.000,-- in de boedel valt. Zodra duidelijk is welke schulden worden kwijtgescholden dan wel gecompenseerd, kan vervolgens mogelijk (een deel van) de vergoeding worden teruggestort naar schuldenaar
.
Gebleken is dat naar verwachting een bedrag van in totaal € 7.446,-- niet door de Belastingdienst zal worden gecompenseerd. Dit bedrag zou op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen door schuldenaar uit de vergoeding van € 30.000,-- moeten worden betaald.
De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst schuldenaar bij brief van 7 februari 2025 heeft bericht dat hij een vergoeding van € 30.000,-- ontvangt. In deze brief wordt schuldenaar er uitdrukkelijk op gewezen dat hij dit bedrag nooit hoeft terug te betalen, zonder enig voorbehoud. Ook bij telefonische navraag door de schuldenaar bij de Belastingdienst is aan hem bevestigd dat hij het bedrag niet aan de boedel hoeft af te dragen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat schuldenaar mocht vertrouwen op de mededelingen van de Belastingdienst als bevoegde autoriteit, dat hij het bedrag van € 30.000,-- mocht houden. Daar komt bij dat schuldenaar ook nog van een door hem geraadpleegd advocaat bevestigd heeft gekregen dat hij het bedrag mocht houden, terwijl hij overigens de bewindvoerder direct heeft geïnformeerd over de toekenning van de vergoeding door de Belastingdienst. Dat hij het advies van de bewindvoerder om het bedrag voorlopig apart te houden niet heeft opgevolgd kan hem onder de gegeven omstandigheden niet worden tegengeworpen.
Op grond van het voorgaande, en mede gelet op het feit dat het recht op vergoeding pas is gebleken aan het eind van de overigens door schuldenaar positief doorlopen schuldsaneringsregeling, is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval schuldenaar niet alsnog een deel van de door hem ontvangen vergoeding aan de boedel hoeft af te dragen.
Nu geen sprake is van (toerekenbare) tekortkomingen in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen ziet de rechtbank aanleiding om aan schuldenaar de schone lei te verlenen. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De verificatievergadering heeft reeds plaatsgevonden. De financiële afwikkeling van de schuldsaneringsregeling zal worden afgerond zodra de compensatiebeschikking van de Belastingdienst door de bewindvoerder is ontvangen en zodra de geverifieerde schulden (die door de Belastingdienst worden gecompenseerd) en de kosten van de schuldsaneringsregeling door de bewindvoerder zijn voldaan.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaar niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
  • bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 21 maart 2025;
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten, overnamevergoeding van € 242,-- en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.930,46;
- stelt conform artikel 4.6, zesde lid, Wet hersteloperatie toeslagen de extra vergoeding voor de bewindvoerder vast op € 657,03, inclusief omzetbelasting.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.