Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw [persoon B] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die te maken heeft met schuldenproblematiek, vroeg de rechtbank om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, het vonnis van 23 augustus 2024 tot ontruiming van zijn woonruimte ten uitvoer zou leggen. Verzoeker had op 5 maart 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin hij stelde dat hij recent een baan had gevonden en zijn huurtermijnen weer kon voldoen. Echter, de rechtbank oordeelde dat verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in staat was om de lopende huurtermijnen te betalen, gezien zijn inkomen en de hoogte van zijn vaste lasten. De rechtbank weegt het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven tegen het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, omdat de financiële situatie van verzoeker niet voldoende was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Tevens werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zou zijn afgerond.