In deze zaak heeft verzoekster op 22 januari 2025 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 18 april 2025 heeft verzoekster aangegeven dat zij haar verzoek wil handhaven en bereid is fulltime arbeid te verrichten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoekster haar schulden niet te goeder trouw onbetaald heeft gelaten. Dit is vastgesteld op basis van het feit dat verzoekster een bankrekening niet heeft gemeld, waarop aanzienlijke bedragen zijn gestort door familieleden. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet voldoende heeft gedaan om haar schulden te voldoen en dat zij niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, maar heeft opgemerkt dat verzoekster in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen, mits zij kan aantonen dat zij aan haar verplichtingen kan voldoen.